In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 augustus 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die in eerste instantie was opgenomen in een ISD-regulier traject. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak, waaronder een briefrapport van de detentie-instelling en de verklaringen van de betrokken partijen in de openbare raadkamer. De veroordeelde, geboren in 1960, is ten tijde van de behandeling gedetineerd en heeft een verslavingsproblematiek. Tijdens de behandeling in de kliniek is er gewerkt aan haar verslaving, financiën, sociaal netwerk en werk. De deskundige bevestigde in de raadkamer dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de voortgang van de behandeling en ter vermindering van de kans op recidive.
De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet, omdat het traject van de veroordeelde positief verloopt en iedereen het erover eens is dat de maatregel biedt wat zij nodig heeft. De rechtbank heeft geen nadere tussentijdse toetsing bevolen, maar heeft de mogelijkheid genoemd om zes maanden na de beschikking een nieuwe tussentijdse beoordeling aan te vragen. De beslissing om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, is genomen in het belang van de maatschappij en de veroordeelde zelf.