ECLI:NL:RBAMS:2018:6648

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
13.751158-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering naar Polen wegens ontbreken onvoorwaardelijke garantie

Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 27 februari 2018, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 9 januari 2018 door de regionale rechtbank in Szczecin was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1992 in Polen, was in Nederland verblijvend en werd bijgestaan door een advocaat en een tolk tijdens de zitting op 23 augustus 2018.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan. In het EAB werd verzocht om de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf die aan de opgeëiste persoon was opgelegd. De rechtbank concludeerde echter dat het EAB niet voldeed aan de eisen van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de Poolse justitiële autoriteit geen onvoorwaardelijke garantie had verstrekt dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zou worden gesteld van zijn rechten, waaronder het recht op verzet of hoger beroep.

Gelet op deze tekortkoming heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren. De rechtbank oordeelde dat de verzochte overlevering niet kon worden toegestaan, omdat de noodzakelijke garanties ontbraken. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee rechters, en er werd vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751158-18
RK nummer: 18/1368
Datum uitspraak: 6 september 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 februari 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 januari 2018 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 augustus 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door mr. L. Da Silva, advocaat te Zoetermeer, die waarneemt voor mr. P.T.F. Langerak, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van
final and binding judgement of the District Court Szczecin – Centre in Szczecinvan
26 november 2015 met zaaknummer IV K 517/15. Bij beslissing van het
District Court Szczecin – Centre in Szczecinvan 17 februari 2017 (zaaknummer IV Ko 1824/16) is de tenuitvoerlegging van voormelde straf bevolen)
en
a decision of the District Court Szczecin – Centre in Szczecin in the subject of ordering the execution of the substituted penalty of deprivation of freedomvan 10 juni 2016, met zaaknummer IV Ko 579/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van respectievelijk
zes maanden
en
25 dagen
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor vermelde vonnis en de hiervoor vermelde beslissing. De laatste beslissing betreft de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis behorende bij een geldboete, waarbij omrekening heeft plaatsgevonden naar de maatstaf van ’50 day-fine units equal 1 day of substitution penalty imprisonment’. A fine of 50 day-units was imposed on [opgeëiste persoon] and due to his failure to pay, it was changed, into 25 days of a substitution imprisonment penalty.
Het vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat (i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Bij brief van 26 maart 2018 heeft de Poolse justitiële autoriteit laten weten dat het vonnis onherroepelijk is en er geen mogelijkheid is om in hoger beroep te gaan. Zij merkt nog het volgende op: “The convict can apply to resume the legally binding proceedings if there are special circumstances justifying such a resumption listed in art. 540-540b of the Code of Criminal Procedure.”
De rechtbank concludeert dat de uitvaardigende justitiële autoriteit hiermee geen
onvoorwaardelijkegarantie heeft verstrekt, zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verzochte overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 van de OLW.
Gelet hierop, komt de rechtbank niet toe aan het bespreken van de genoegzaamheid van de beschreven feiten.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecin(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen die zijn opgelegd in de onder 3. genoemde beslissingen.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en A.P. Sno, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.E. van Diepen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 september 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.