Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Polen, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. Tijdens de zitting op 23 augustus 2018 heeft de opgeëiste persoon zich laten bijstaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De verdediging heeft aangevoerd dat de medische situatie van de opgeëiste persoon, die een infectie in het bovenbeen heeft en in afwachting is van een operatie, een reden is om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende onderbouwing is voor de medische claims en dat er geen reëel risico is op onmenselijke behandeling in België. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in het EVRM, en dat de overlevering kan plaatsvinden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en er geen weigeringsgronden zijn. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.