Op 23 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd op 14 mei 2018 door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg te Hasselt, België. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië in 1980 en momenteel gedetineerd in Nederland, is zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De behandeling van de vordering vond plaats op een openbare zitting op 19 juli 2018, waar de officier van justitie, mr. M. Diependaal, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, en een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en het onderzoek geschorst tot er meer duidelijkheid was over de detentieomstandigheden in België, die beïnvloed werden door stakingen van gevangenispersoneel. Op 2 augustus 2018 werd het onderzoek heropend, en op 23 augustus 2018 vond de voortzetting van de zitting plaats. De officier van justitie concludeerde tot de toelaatbaarheid van de overlevering, terwijl de raadsman zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat er geen strijdigheid was met artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, en dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet.
De rechtbank besloot uiteindelijk de overlevering van de opgeëiste persoon aan de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt toe te staan, ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in België. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. A.W.C.M. van Emmerik en A.P. Sno, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.E. van Diepen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.