ECLI:NL:RBAMS:2018:6643

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
13/751306-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering naar België in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan België, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gebaseerd op een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 3 april 2018 was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko en met zowel de Nederlandse als Marokkaanse nationaliteit, was op dat moment gedetineerd in Nederland.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 23 augustus 2018. De officier van justitie, mr. R. Vorrink, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. E. Thomas. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering.

In de uitspraak werd vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon zich schuldig had gemaakt aan een feit dat ook naar Nederlands recht strafbaar is, namelijk poging tot moord. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten in overweging genomen, die waarborgde dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in België naar Nederland zou terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten was voldaan. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. M.J.M. Langeveld en A.W.C.M. van Emmerik, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.E. van Diepen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751306-18
RK-nummer: 18/4429
Datum uitspraak: 6 september 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 juli 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 april 2018 door de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [BRP-adres]
,
op dit moment gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 augustus 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door mr. E. Thomas, waarnemer van zijn raadsman, mr. J.J.J. Rijsbergen, advocaat te Breda.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsmandaat bij verstek van 3 april 2018.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van België strafbare feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2° OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging tot moord

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [naam opgeëiste persoon]
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Aan deze voorwaarde is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Op de zitting is aan de orde geweest dat de rechtbank recent meerdere zaken over Belgische overleveringsverzoeken heeft aangehouden of de beslissingen daarover uitgesteld heeft, om nadere informatie op te vragen over de actuele stand van zaken van de stakingen van het gevangenispersoneel in België en de gevolgen hiervan voor de detentieomstandigheden.
De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 14 augustus 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:5937) waarin is vastgesteld dat sinds 11 juli 2018 geen sprake meer is van nieuwe stakingen, onderhandelingen tussen de Belgische overheid en de sociale partners zijn afgerond, bekend is wat het standpunt is van de sociale partners en het wetgevingstraject binnen 3 maanden afgerond zou moeten zijn. De rechtbank heeft daarom in de uitspraak geoordeeld dat er geen sprake is van een toestand die strijdig is met artikel 4 Handvest, omdat er op dit moment geen stakingen zijn en de kans daarop ook niet meer reëel is. Ook in deze zaak is daarvan geen sprake. Bovendien heeft het Openbaar Ministerie toegezegd bij de feitelijke overlevering rekening te houden met eventuele nieuwe stakingen en kan de opgeëiste persoon zich in dat geval alsnog tot de officier van justitie wenden met het verzoek om de feitelijke overlevering te laten opschorten.

7.Slotsom

Omdat is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45 en 289 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.J.M. Langeveld en A.W.C.M. van Emmerik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.E. van Diepen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 september 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.