Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de akte tot rectificatie van productie 13, aan de zijde van Curator,
- het tussenvonnis van 21 februari 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 22 juni 2018.
2.De feiten
3.Het geschil
- i) [gedaagde] heeft tegelijk met het bedrijfspand de zich aldaar bevindende inventaris gekocht en in eigendom verkregen. Die inventaris maakte onderdeel uit van het door Juliana voor haar onderneming gehuurde. Dit blijkt ook uit de huurovereenkomst: volgens de omschrijving van het gehuurde in de kop van de huurovereenkomst wordt de staat van het gehuurde ‘geacht […] goed te zijn’; volgens artikel IV behoeft Juliana het gehuurde niet van de nodige stoffering en meubilering te voorzien, maar dient zij dat wel te blijven doen. Verder is het volgens artikel V zo dat veranderingen aan de inventaris automatisch eigendom worden van [gedaagde] .
- ii) Omdat Juliana over te weinig door de aandeelhouders ingebracht kapitaal beschikte om de verbouwingskosten te kunnen betalen en als onderneming te kunnen gaan draaien, terwijl Juliana wel een huurcontract van vijf jaar had, hebben de aandeelhouders en de verhuurder ervoor gekozen dat verhuurder ( [gedaagde] ) via de aannemer de verdere verbouwing en inrichting uit eigen zak ging voldoen onder uitdrukkelijk met Juliana overeengekomen voorbehoud dat verhuurder eigenaar bleef van de inventaris zolang hij niet zou zijn terugbetaald.
4.De beoordeling
€ 25.000.