Op 18 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van pakken kaas van een Albert Heijn filiaal in Amsterdam op 6 april 2018. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 13 en 18 juli 2018. De officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Keizer, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De verdachte heeft het feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van de aangifte, camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte geoordeeld dat het ten laste gelegde feit bewezen is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf, wat de strafverzwarende omstandigheid met zich meebrengt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, terwijl er nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerdere veroordeling. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie voor een voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar overwogen, maar heeft uiteindelijk besloten om een gevangenisstraf van 90 dagen op te leggen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling afgewezen, gezien de lange tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikelen 43a en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2018.