ECLI:NL:RBAMS:2018:6600

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
13-684155-18 en 13-701094-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van kaas met recidive als strafverzwarende omstandigheid

Op 18 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van pakken kaas van een Albert Heijn filiaal in Amsterdam op 6 april 2018. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 13 en 18 juli 2018. De officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Keizer, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De verdachte heeft het feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van de aangifte, camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte geoordeeld dat het ten laste gelegde feit bewezen is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf, wat de strafverzwarende omstandigheid met zich meebrengt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, terwijl er nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerdere veroordeling. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie voor een voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar overwogen, maar heeft uiteindelijk besloten om een gevangenisstraf van 90 dagen op te leggen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling afgewezen, gezien de lange tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.

De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikelen 43a en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2018.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684155-18 en 13/701094-18 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 18 juli 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1954,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 13 juli 2018 en 18 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.M. Keizer naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er kort gezegd van beschuldigd dat hij op 6 april 2018 te Amsterdam pakken kaas van Albert Heijn heeft gestolen, terwijl er nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds zijn eerdere veroordeling voor een diefstal.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen moet worden verklaard. Het bewijs bestaat uit de aangifte, de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bekent het feit. De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de aangifte, de camerabeelden, het aantreffen van de goederen bij verdachte en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 juni 2018 blijkt dat verdachte in 2018 meermalen is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf. Die veroordelingen zijn onherroepelijk. De rechtbank acht daarom ook de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de als bijlage II aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 6 april 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen pakken kaas toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, filiaal gelegen aan [adres 2] , zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor het door hem bewezen geachte feit een voorwaardelijke ISD-maategel voor de duur van 2 jaren zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd dat daarbij de bijzondere voorwaarden zullen worden opgelegd zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met de kanttekening dat de overbruggingszorg wordt gelimiteerd tot een maximum van twee maanden. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling toe te wijzen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel de duur van het voorarrest niet overtreft. De verdediging heeft verzocht dezelfde bijzondere voorwaarden op te leggen die de rechtbank Amsterdam bij haar vonnis van 11 januari 2018 heeft opgelegd. In dat vonnis werd een ambulante behandeling voldoende geacht. Er is toen een kader van bijzondere voorwaarden opgetuigd dat nooit op gang is gekomen, hetgeen niet aan de schuld van verdachte is te wijten. De verdediging verzoekt nadrukkelijk de verplichting tot klinische opname niet als bijzondere voorwaarde op te leggen. Het is niet duidelijk in welke kliniek verdachte zal worden opgenomen, hoelang de wachttijden zijn of hoelang de behandeling zal duren. Bovendien loopt verdachte dan het risico zijn huis te verliezen, terwijl dat de enige stabiele factor in zijn leven is. De verdediging heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk veroordeling af te wijzen, gelet op de duur van het voorarrest.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van pakken kaas. Dit is een ergerlijk feit dat veel overlast veroorzaakt aan winkeliers. Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 juni 2018 volgt dat verdachte het afgelopen jaar al meerdere malen is veroordeeld voor hetzelfde feit en dat hij ten tijde van het onderhavige feit nog in een proeftijd liep. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden wederom de fout in te gaan.
Het gedrag van verdachte komt voort uit zijn verslavingsproblematiek, zo volgt uit het reclasseringsadvies van 9 april 2018. De rechtbank acht het dan ook van belang dat verdachte hiervoor wordt behandeld. Anders dan de officier van justitie eist, zal de rechtbank geen verplichting tot klinische behandeling opleggen, nu er te weinig duidelijkheid bestaat over de termijnen waarbinnen verdachte in een geschikte kliniek kan worden geplaatst.
De rechtbank acht het niet noodzakelijk de bijzondere voorwaarden op te leggen die door de reclassering zijn geadviseerd. Die voorwaarden zijn immers reeds opgelegd bij het vonnis van rechtbank Amsterdam van 11 januari 2018. Dit vonnis heeft kracht van gewijsde zodat die bijzondere voorwaarden uitvoerbaar zijn. Verdachte kan binnen dat reeds opgelegde kader ambulant worden behandeld voor zijn verslaving.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 90 dagen met aftrek van voorarrest passend is.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afwijzen. Verdachte heeft al lange tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank acht het niet opportuun dat verdachte nog langer gedetineerd blijft.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 43a, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/701094-18 af.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Pünt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2018.
[..]

3.[..]