Op 8 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in Antwerpen, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1970, die wordt verdacht van een strafbaar feit volgens Belgisch recht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, behandeld op een openbare zitting op 25 januari 2018, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Crombach.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht, waarbij is vastgesteld dat de overlevering alleen kan plaatsvinden als aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) wordt voldaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, namelijk poging tot moord, ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Daarnaast heeft de rechtbank recentelijke ontwikkelingen in België met betrekking tot de detentieomstandigheden in overweging genomen. De minister van Justitie heeft erkend dat er momenteel gedetineerden op de grond slapen in verschillende inrichtingen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de oproeping van de opgeëiste persoon te bevelen voor een nog vast te stellen datum. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. A.J. Dondorp, en de rechters mrs. M.T.C. de Vries en M.J. Alink, in aanwezigheid van griffier D. Smeets.