Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. S.W.M. van der Linde, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Jeltes, naar voren hebben gebracht.
2.De verdenking
3.Vrijspraak
4.Beslissing
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Rechtbank Amsterdam
Op 13 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 1 oktober 2016, waarbij de aangever, [naam aangever], beweerde dat hij door de medeverdachte met een schroevendraaier was gestoken terwijl de verdachte hem vasthield en aanmoedigde. Tijdens de rechtszaak bleek echter dat de aangever onvindbaar was, waardoor de verdediging niet in staat was om hem te ondervragen. Dit leidde tot de conclusie dat het ondervragingsrecht was geschonden, wat een schending van het recht op een eerlijk proces met zich meebracht, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever cruciaal was voor de bewijsvoering, maar dat er onvoldoende compensatie was voor het ontbreken van het ondervragingsrecht. Hierdoor kon de verklaring niet worden gebruikt als bewijs. Gezien het gebrek aan ander bewijs dat de verdachte kon verbinden aan het tenlastegelegde feit, sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen.