ECLI:NL:RBAMS:2018:6527

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1939
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht verwijderen van e-bike door gemeente Amsterdam en kostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld over de onterechte verwijdering van de e-bike van eiser door de gemeente Amsterdam. De gemeente had de e-bike op 9 mei 2017 verwijderd, omdat deze langer dan zes weken op dezelfde plek zou hebben gestaan. Eiser betwistte dit en stelde dat hij de fiets regelmatig had gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet voldoende bewijs had geleverd dat de fiets daadwerkelijk langer dan zes weken ongebruikt was geparkeerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en herstelde de situatie door te bepalen dat de kosten die eiser had gemaakt in verband met de verwijdering van de fiets, vergoed moesten worden. Dit betrof onder andere administratiekosten van het Fietsdepot en kosten voor het doorgeknipte slot. Daarnaast werd het griffierecht aan eiser vergoed. In een tweede zaak, die ook in deze uitspraak werd behandeld, ging het om een verzoek van eiser om extra kostenvergoeding na een tweede verwijdering van zijn e-bike in juni 2017. De rechtbank wees dit verzoek af, omdat de gemeente al een deel van de kosten had vergoed en eiser niet kon aantonen dat hij daadwerkelijk schade had geleden door de verwijdering van de fiets. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser in de eerste zaak gegrond was, terwijl het beroep in de tweede zaak ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 18/1939 en AMS 18/1944

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2014 in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Diderich).

Procesverloop

Op 9 mei 2017 heeft verweerder bestuursdwang toegepast door de e-bike van eiser te verwijderen. Verweerder heeft van deze handeling op 10 mei 2017 (het primaire besluit I) een schriftelijke besluit opgemaakt voor eiser.
In het besluit van 30 januari 2018 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Op 12 juni 2017 heeft verweerder bestuursdwang toegepast door de e-bike van eiser nogmaals te verwijderen. Verweerder heeft van deze handeling op dezelfde datum een schriftelijke besluit opgemaakt voor eiser (het primaire besluit I).
In het besluit van 30 januari 2018 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar
van eiser tegen het primaire besluit II gegrond verklaard en de door eiser
gevraagde kostenvergoeding gedeeltelijk afgewezen.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld bij de rechtbank. De zaak tegen
het bestreden besluit I is - waarbij het gaat om het verwijderen van de fiets - heeft de
rechtbank geregistreerd onder zaaknummer AMS 18/1939. De zaak tegen het bestreden
besluit II - waarbij het enkel gaat om de kostenvergoeding - heeft de
rechtbank geregistreerd onder zaaknummer AMS 18/1944. De rechtbank behandelt
beide zaken in deze uitspraak gezamenlijk.
De zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2018. Eiser is op de zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was op de zitting aanwezig de moeder van eiser.

Overwegingen

Zaak AMS 18/1939

De verwijdering van de e-bike in mei 2017

Conclusie
1. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verweerder de
e-bike van eiser op 9 mei 2017 terecht heeft verwijderd van het Afrikanenplein in Amsterdam Oost, omdat deze langer dan zes weken op dezelfde plek geparkeerd zou hebben gestaan. Dit betekent dat de rechtbank eiser in zijn gelijk stelt. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
De werkwijze van de gemeente Amsterdam (verweerder)
2.1.
Verweerder heeft op de zitting uitgelegd dat fietsen die binnen de ring A10 van Amsterdam (behalve in stadsdeel Noord) langer dan zes weken - zonder wezenlijke onderbreking - geparkeerd staan, verwijderd worden om te zorgen dat er in Amsterdam voldoende parkeerplekken zijn voor fietsen. [1] Deze maximale parkeerduur geldt zowel binnen als buiten de fietsparkeervoorzieningen.
2.2.
De werkwijze die Handhaving bij het verwijderen van fietsen hanteert is dat er eerst een krijtmarkering op het achterwiel onder het spatbord wordt aangebracht. Na zes weken komt Handhaving terug en wordt er aan fietsen waarbij de krijtstreep nog intact is (en die dus nog niet zijn gebruikt), een rode sticker bevestigd. Op de sticker staat dat iemand een termijn krijgt van zeven dagen, voordat de fiets verwijderd wordt. Als de krijtmarkering na die zeven dagen nog intact is, wordt de fiets verwijderd en opgeslagen in het Fietsdepot. Een fiets hoeft op het moment van verwijdering geen sticker meer te hebben. Het gaat erom of uit het al dan niet aanwezig zijn van de krijtmarkering, blijkt dat de fiets wel of niet gebruikt is.
De verwijdering van eisers e-bike door verweerder
3. De e-bike van eiser is volgens verweerder op deze manier terecht verwijderd door Handhaving. In het dossier zit een foto, waaruit blijkt dat de krijtmarkering nog aanwezig was op het moment dat eisers e-bike werd verwijderd. Gelet hierop staat volgens verweerder vast dat eiser zijn e-bike niet heeft gebruikt. Handhaving heeft bij het verwijderen van de
e-bike een nieuwe sticker aangebracht ter registratie van de fiets in het Fietsdepot.
Verweerder heeft niet voldaan aan zijn bewijslast
4.1.
Omdat verweerder met het verwijderen van de e-bike een voor eiser belastende handeling heeft verricht (later vastgelegd in een besluit), rust de bewijslast dat de e-bike terecht is verwijderd op verweerder.
4.2.
Verweerder heeft op de zitting uitgelegd dat de krijtmarkering een betrouwbare methode is om te controleren of fietsen na zes weken zijn gebruikt of niet. Volgens verweerder verdwijnt de krijtstreep van het wiel na enkele honderden meters fietsen. Als de krijtstreep nog op het wiel zit, is dit dus het bewijs dat de fiets niet is gebruikt. De gemachtigden van verweerder hebben de krijtstreep zelf uitgetest, toen de gemeente de methode van krijtstreepmarkering ging gebruikten. Er wordt een zacht krijtstreepje gebruikt.
4.3.
Eiser heeft op de zitting uitgelegd dat hij de fiets gedurende de periode van zes weken wel degelijk veel heeft gebruikt. Eiser had de rode sticker ook direct verwijderd toen hij zijn fiets weer gebruikte. De krijtstreep was blijkbaar niet verdwenen. Eiser heeft verder nader toegelicht dat hij zijn fiets altijd op dezelfde manier parkeert, namelijk met de wielen in dezelfde stand en de ventielen naar binnen gedraaid. Dit om de ventielen te beschermen, bijvoorbeeld tegen het losdraaien daarvan door hangjongeren. Toen eiser zijn e-bike terugkreeg, heeft hij de krijtstreep proberen te verwijderen met schoonmaakmiddel. Eiser kreeg de krijtstreep er nauwelijks af. De methode van de krijtstreepmarkering is dus - anders dan verweerder heeft betoogd - niet betrouwbaar volgens eiser.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat eiser het standpunt van verweerder overtuigend en gemotiveerd heeft bestreden. Omdat de bewijslast op verweerder rust, ligt het risico voor het aannemelijk maken van de betrouwbaarheid van de gehanteerde werkwijze bij verweerder.
Verweerder heef de betrouwbaarheid van de gehanteerde werkwijze niet onderbouwd met objectieve gegevens, zoals een deskundig advies. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting alleen gesteld dat de werkwijze meerdere malen is uitgeprobeerd door handhavers. De uitkomst daarvan was dat de krijtstreep na enkele honderden meters fietsen was verdwenen. Deze enkele stelling is onvoldoende. Eiser heeft de stelling van verweerder gemotiveerd betwist. Hiermee heeft eiser voldoende twijfel gebracht aan de juistheid van de stelling van verweerder dat uit de omstandigheid dat er nog een krijtstreep op het achterwiel van eisers e-bike stond, kan worden afgeleid dat hij deze niet heeft gebruikt in bedoelde periode. Gelet hierop had verweerder de fiets van eiser niet mogen verwijderen.
Eiser wordt in zijn gelijk gesteld
5.1.
Gelet op het voorgaande is het beroep van eiser gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. De rechtbank bepaalt dat verweerder de kosten die eiser heeft gemaakt, in verband met het verwijderen van de fiets, aan hem vergoedt. Dit betreft de volgende kosten (in totaal € 55,-)
- administratiekosten van het Fietsdepot: € 35,-;
- kosten van het doorgeknipte slot: € 20,-.
5.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 170,- vergoedt.
5.3.
De rechtbank ziet verder aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte reiskosten van € 6,40 (om naar de zitting te reizen).
5.4.
Omdat eiser zelf heeft geprocedeerd en geen gemachtigde heeft ingeschakeld, bestaat er geen recht op een kostenvergoeding voor het voeren van de procedure en het indienen van de verschillende stukken. Het opstellen van een bezwaarschrift en een beroepschrift kunnen plaatsvinden buiten werktijden en behoren voor iedereen tot de normale risico’s van het maatschappelijk verkeer. Het bedrag van € 40,- waar eiser om heeft verzocht, kan dus niet worden toegekend.

Zaak AMS 18/1944

De kostenvergoeding vanwege het ten onrechte verwijderen van de e-bike in juni

Conclusie
1. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om vergoeding van de extra gemaakte kosten in verband met het nogmaals verwijderen van zijn e-bike door verweerder op 12 juni 2017 af. Dit betekent dat eiser in deze zaak niet in zijn gelijk wordt gesteld. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Het bestreden besluit II
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit II geconcludeerd dat de tweede verwijdering van de e-bike van eiser in juni onrechtmatig was. Verweerder heeft het verzoek van eiser om een vergoeding van de gemaakte kosten in dit verband gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 44,99. Dit bedrag bestaat uit de administratiekosten van het Fietsdepot van € 35,- en de kosten van het slot van € 9,99.
De extra kosten waar eiser om verzocht heeft
3. Eiser is het niet eens met de aan hem door verweerder toegekende schadevergoeding. Hij heeft ook verzocht om een vergoeding van de volgende kosten:
- € 10,- extra voor het slot. Eiser had immers eerst een slot van € 20,- en niet van € 9,99.
- € 66,50 wegens inkomstenderving (7 uur x € 9,50). Eiser kon immers niet naar zijn werk op 20 juni 2017, omdat de fiets toen bezorgd werd bij hem thuis. Hij heeft in dit kader een verklaring overgelegd van zijn werknemen.
De rechtbank wijst het verzoek af
4.1.
De rechtbank wijst het verzoek om een vergoeding van € 10,- extra voor het slot af. De kosten van het eerste slot van € 20,- zijn in de vorige zaak al aan eiser vergoed. Omdat verweerder de kosten van het tweede slot van € 10,- al had vergoed, bestaat er geen recht op nog een vergoeding.
4.2.
De rechtbank wijst ook het verzoek om de kosten van inkomensderving af. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser heel vervelend is geweest dat hij thuis heeft moeten blijven om zijn fiets in ontvangst te nemen, terwijl deze onrechtmatig was verwijderd. Een verzoek om schadevergoeding kan echter alleen worden toegewezen, als de gestelde schade in zodanig verband staat met het onrechtmatige besluit dat deze schade verweerder - mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade - kan worden toegerekend. Eiser heeft aangegeven dat hij op de dag dat zijn fiets werd thuisbezorgd, stond ingeroosterd om opgeroepen te kunnen worden voor zijn werk. Niet is gebleken dat eiser daadwerkelijk moest werken die dag. Alleen al vanwege deze reden kan het bedrag dat eiser eventueel had kunnen verdienen - als hij was opgeroepen - niet aan verweerder worden toegerekend.
4.3.
Gelet op het voorgaande is het beroep van eiser ongegrond. Er bestaat daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak met zaaknummer AMS 18/1939:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op de kosten die eiser heeft moeten maken in verband met het verwijderen van de e-bike (in totaal € 55,-) aan hem te vergoeden.
- draagt verweerder op de reiskosten van € 6,40 aan eiser te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden.
De rechtbank, in de zaak met zaaknummer AMS 18/1944:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Teggelaar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4.27, tweede lid, onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV) is het verboden een fiets of bromfiets te parkeren in door het college daarvoor aangewezen gebieden, langer dan een door het college te bepalen periode.