7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een auto-inbraak en diefstal met bedreiging met een taser. Dit zijn uitermate ergerlijke feiten, die veel overlast veroorzaken. Door dit handelen heeft verdachte rechtstreekse schade toegebracht aan de betrokkenen. Daarbij weegt de rechtbank het verdachte zwaar aan dat de slachtoffers van de afpersing twaalf jaar oud waren en dat het een zeer beangstigende en ingrijpende ervaring voor hen is geweest. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens en twee patronen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt een groot veiligheidsrisico met zich mee en dient om die reden te worden bestreden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de vuurwapens voorhanden had in de woning, waar ook zijn minderjarige broertje woonde. Ook wordt meegewogen dat het een geladen pistool betrof.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 8 augustus 2018, waaruit volgt dat hij meerdere malen voor diefstallen is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 13 augustus 2018, opgemaakt door psycholoog H.E.W. Koornstra. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een licht verstandelijke beperking. Hiervan was sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Hoewel verdachte het ten laste gelegde ontkent, stelde hij wel altijd vast te komen zitten door zijn meeloopgedrag met jongens in de buurt en zijn gebrekkige mogelijkheden om ‘nee’ te kunnen zeggen. Ten gevolge van zijn cognitieve beperking en gedragsproblematiek waarbij hij impulsief en ondoordacht beslissingen neemt, gestuurd door hedonistische motieven, lijkt hij zeer beperkt in staat de consequenties van zijn gedrag te overzien. Het advies is om de ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Voorts wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen, zowel omdat het verdachte in grote mate ontbreekt aan adequate handelingsvaardigheden (beperkt cognitief niveau, kan risico’s van gedrag niet inschatten, eigen gedrag nauwelijks organiseren, handelt zonder nadenken, is in het contact aanzienlijk jonger dan zijn kalenderleeftijd) als om de enorme behoefte aan pedagogisch gestuurde structuur. Gelet op zijn leeftijd is jeugdreclassering niet perse aangewezen, omdat hij met een toezichthouder in de volwassenzorg een langdurigere band kan opbouwen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 23 augustus 2018, opgesteld door S. Rosheuvel, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa. Dit advies houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Sinds maart 2018 staat betrokkene onder toezicht van de Reclassering Inforsa. Betrokkene verblijft sinds mei 2018 in de [naam] . De persoonlijke omstandigheden van betrokkene zijn nauwelijks veranderd sinds het laatste adviesrapport in maart 2018. De leefgebieden sociaal netwerk, woonomgeving, emotioneel welzijn, cannabisgebruik, en (het gebrek aan) dagbesteding zijn nog steeds sterk delict gerelateerd.
Een nieuwe ontwikkeling is dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in juni 2018 kenbaar maakte voornemens te zijn om zijn verblijfvergunning in te trekken en een inreisverbod op te leggen. Ook onderzoekt de IND of betrokkene recht heeft op een vertrektermijn, zo ja, dan krijgt hij een vertrektermijn van vier weken. Zo niet, dan moet hij Nederland direct verlaten. Zonder verblijfsvergunning kan betrokkene geen aanspraak maken op sociale voorzieningen zoals inkomen en wonen. Voortzetting van een reclasseringstoezicht zal vanaf dat moment zinloos zijn. Voor zover ondergetekende het kon opmaken uit hun informatie is het niet mogelijk is om een reclasseringstoezicht over te dragen naar zijn land van herkomst, namelijk Marokko.
Uitgaande van de huidige situatie, dus met een verblijfsvergunning, ziet Reclassering Inforsa nog aanknopingspunten voor een reclasseringstoezicht. De nodige bijzondere voorwaarden zijn al opgelegd in de bestaande reclasseringstoezichten, maar hierbij acht Reclassering Inforsa intensivering in de vorm van een locatieverbod met Elektronische Controle geïndiceerd. Middels deze intensivering beoogt de reclassering betrokkene uit het (voor hem) risicogebied van Amsterdam Zuidoost te houden en hem een nieuwe gestructureerde woonomgeving via Multipluszorg aan te bieden, waarin hij kan stabiliseren en meer basisvaardigheden kan ontwikkelen. Geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen.
De deskundige R.B. Rosheuvel heeft ter terechtzitting een nadere toelichting gegeven op de inhoud van voornoemd rapport. Zij heeft verklaard dat verdachte is aangemeld bij MultiPlusZorg, waar hij in een gestructureerde omgeving terecht kan en vanaf 10 september 2018 een woning kan krijgen. Ook na 10 september 2018 kan hij daar nog terecht. Hoewel in de Pro Justitia rapportage geadviseerd is om het toezicht door de volwassenreclassering te laten uitvoeren, heeft Rosheuvel verklaard dat al met toezicht door de jeugdreclassering zijn begonnen. Via dit traject is verdachte ook aangemeld bij MultiPlusZorg. Het is onwenselijk om nu de volwassenreclassering erbij te betrekken, omdat het reeds in gang gezette traject daarmee wordt vertraagd.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies uit voornoemde rapportages en ziet in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank zal verdachte ook als verminderd toerekeningsvatbaar aanmerken.
Dit alles afwegende, acht de rechtbank jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden passend. Gegeven de jeugdige leeftijd van verdachte en dat hij door zijn meeloopgedrag blijft riskeren in aanraking te komen met politie en justitie, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van deze straf, namelijk vier maanden, voorwaardelijk op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank wil het reeds door de jeugdreclassering ingezette traject niet doorkruisen, waardoor zij niet zal afwijken van het reclasseringsadvies. Gezien het feit dat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zal zij bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.