Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan diefstal van een scooter en poging tot inbraak in vereniging. De zaak kwam voort uit een terechtzitting op 23 augustus 2018, waar de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en de raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het samen met een ander stelen van een scooter van slachtoffer 1 op 18 augustus 2016 en het samen met anderen proberen in te breken in de woning van slachtoffer 2 op 30 augustus 2017.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de diefstal van de scooter, omdat hij een actieve rol had gespeeld door fysiek aanwezig te zijn en de medeverdachte te ondersteunen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte, samen met de medeverdachte, geweld had gebruikt tegen slachtoffer 1 en dat hij op de scooter van de medeverdachte was weggereden, waardoor de medeverdachte kon wegrijden met de scooter van slachtoffer 1. Ten aanzien van de poging tot inbraak oordeelde de rechtbank dat de verdachte op de uitkijk had gestaan, wat hem ook medeplichtig maakte aan dit feit.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van drie maanden op, rekening houdend met zijn strafblad en de ernst van de feiten. De rechtbank benadrukte dat dergelijke delicten niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en hun omgeving met zich meebrengen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. J. Todorov. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 september 2018.