ECLI:NL:RBAMS:2018:6449

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 179
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek openslaande deuren in appartementencomplex onder Wabo

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen. De eiser, woonachtig in een appartementencomplex, had een handhavingsverzoek ingediend met betrekking tot openslaande deuren van een woning in hetzelfde complex. Eiser stelde dat de deuren permanent openstonden en dat dit in strijd was met de bestemming van het terrein. Het college had het verzoek om handhaving afgewezen, wat de eiser in beroep aanvoerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 6 november 2001 een bouwvergunning had verleend voor de gevelwijziging waarbij de openslaande deuren zijn geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de deuren hun functie als deur niet hadden verloren, ook al stonden ze soms open. De toezichthouder had vastgesteld dat de deuren op het moment van controle gesloten waren, wat de rechtbank als bewijs aanvaardde dat er geen sprake was van een nieuw, niet vergund bouwwerk.

De rechtbank concludeerde dat de openslaande deuren onder de bestaande vergunning vielen en dat er geen overtreding was waarvoor handhaving noodzakelijk was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/179

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,verweerder
(gemachtigde: mr. R. Meyer).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam] en [naam], te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om handhaving van de openslaande deuren op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) afgewezen.
Bij besluit van 29 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door de heer [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is gebleken dat de derde-partij niet is uitgenodigd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting daarom geschorst en bepaald dat de zitting op een later moment wordt vervolgd, als de derde-partij daaraan behoefte heeft.
De voortzetting van het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2018. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Derde-partij [naam] is verschenen, bijgestaan door zijn schoonvader, de heer [naam] .

Overwegingen

1. Eiser woont in een appartementencomplex aan de [adres] op nummer [nummer] . Eiser heeft op 14 februari 2017 bij verweerder melding gemaakt van het gegeven dat de eigenaar van [adres] [nummer] (het pand), een woning in hetzelfde complex, zich gemeentegrond heeft toegeëigend door het stuk grond voor de woning af te scheiden middels permanent openstaande deuren, plaatsing van een hekwerk en bloembakken. Dit biedt volgens eiser een verloederde aanblik en het gebruik is volgens hem in strijd met de bestemming “Verkeers-/Verblijfsgebied”. Eiser heeft op 24 april 2017 een brief aan verweerder gestuurd met de vraag naar de stand van zaken van de behandeling van zijn eerdere melding en verzoekt om handhaving. Het verzoek om handhaving ziet voornamelijk op het feit dat de bewoners van het pand de deuren op de begane grond permanent openhouden, zodat in feite sprake zou zijn van schotten in plaats van deuren.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder vastgesteld dat op 6 november 2001 een bouwvergunning is verleend voor gevelwijziging. Deze vergunning heeft inmiddels formele rechtskracht. Daarbij is toegestaan dat voor een nieuwe gevel deuren worden geplaatst, die in gesloten toestand een gelijk gevelbeeld geven als vóór de vergunningverlening (rechtbank: zien eruit als garagedeur). Daarnaast heeft verweerder vastgesteld dat er een kleine ruimte zit tussen de openslaande deuren en de deuren van de binnenwand, waardoor de openslaande deuren hun functie als deur niet hebben verloren. Daarbij heeft verweerder ook overwogen dat het terrein voor het appartementencomplex – anders dan eiser stelt – niet alleen is bestemd voor parkeren. Er rusten nog zes andere bestemmingen op zoals wegen, skatebaan, groenvoorziening en bouwwerk, geen gebouw zijnde. Verweerder heeft de aanvraag om handhaving vervolgens afgewezen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving op publiekrechtelijke grondslagen. Verweerder neemt het advies van de Commissie voor bezwaarschriften (de commissie) integraal over in het bestreden besluit. De commissie was van mening dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of de deuren permanent openstaan. Mocht daarvan sprake zijn, zo stelt de commissie, dan is er een ander bouwwerk ontstaan, hetgeen niet vergund is. De commissie heeft daarom zelf opdracht gegeven aan een toezichthouder om te controleren of er sprake is van permanent openstaande deuren. De toezichthouder heeft zijn bevindingen vastgelegd in het constateringsrapport van 15 november 2017. Hij heeft geconstateerd dat de deuren op het moment van controle gesloten waren. Hierdoor is de commissie van mening dat er niet zonder vergunning een ander vergunningplichtig bouwwerk is opgericht, omdat de deuren niet permanent openstaan. Onder aanvulling van deze motivering houdt het primaire besluit volgens de commissie stand.
4. Eiser voert aan dat verweerder zijn handhavingsverzoek onterecht heeft afgewezen omdat er een vergunning is verleend voor openslaande deuren en niet voor openstaande deuren. Hij stelt ook in beroep – kort gezegd – dat de deuren geen deuren meer zijn maar schotten, omdat zij permanent openstaan en geen kenmerken van deuren meer bevatten. Eiser stelt dat het constateringsrapport op onjuiste gronden is opgesteld.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat van de deuren niet kan worden gezegd dat deze uitsluitend bedoeld zijn om ter plaatse te functioneren in geopende staat, omdat in de eerste plaats de deuren hun bruikbaarheid als deur niet hebben verloren en daarnaast dat vaststaat dat deze, blijkens het rapport van 15 november 2017, gesloten zijn geweest. De deuren zijn opgericht conform vergunning en dat de deuren (ook) openstaan is inherent aan het feit dat het deuren betreffen en levert dan ook geen grond op voor handhaving.
Wettelijk kader
6. Artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat onder overtreding wordt verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
7. Op grond van artikel 2.1, eerste lid en onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
8. Op grond van het bestemmingsplan Amstelveen [locatie] heeft de grond gelegen voor het appartementencomplex de bestemming ‘ [naam] ’. Artikel 23.1. van de Toelichting op het bestemmingsplan somt de verschillende bestemmingen voor dit gebied op. Op grond van artikel 23.3.1. van de Toelichting is het verboden de gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of doel, strijdig met deze bestemming.
Geschil
9. Niet in geschil is dat de deuren bouwwerken zijn in de zin van de Wabo. In geschil is of de openstaande deuren een overtreding zijn waarvoor verweerder handhavend had moeten optreden. Daarbij is het van belang of de openslaande deuren permanent openstaan waardoor het een ander, niet vergund, bouwwerk zou zijn (geworden).
Wat vindt de rechtbank?
10. De rechtbank stelt vast dat het in dit geval gaat om een constructie die duurzaam bevestigd is aan een al bestaand bouwwerk, omdat de deuren duurzaam aan de gevel zijn bevestigd. De rechtbank overweegt dat voor het plaatsen van een bouwwerk ingevolge artikel 2.1, aanhef en onder a, van de Wabo een omgevingsvergunning is vereist. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 6 november 2001 een gevelverandering heeft vergund waarbij de garagedeur werd veranderd in twee openslaande deuren. Deze vergunning is inmiddels in rechte onaantastbaar en de rechtmatigheid van deze vergunning is nu niet aan de orde. De rechtbank constateert – en dat wordt ook niet door eiser betwist – dat de uitvoering van de veranderde gevel is gebeurd in overeenstemming met de vergunning en dat er in de vergunning geen voorwaarden zijn opgenomen betreffende het gebruik van de deuren.
11. De rechtbank overweegt dat de toets of er sprake is van een nieuw bouwwerk is of hetgeen er staat nog hetzelfde doel heeft als waarvoor het is vergund: de bruikbaarheid van de deuren. De vraag is daarom of de deuren ter plaatse functioneren als deuren. Niet van belang is of de uiterlijke kenmerken overeenkomen met die van een deur, daar een deur veel verschillende soorten en maten kan betreffen. Het is inherent aan het functioneren van de deur dat hij enige of langere tijd open kan staan.
12. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat er nog steeds sprake is van deuren en dat er dus geen nieuwe bouwwerken zijn ontstaan waarvoor een vergunning is vereist. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de deuren niet permanent openstaan, nu blijkens het rapport van de toezichthouder van 15 november 2017 is komen vast te staan dat de deuren op 15 november 2017 gesloten waren. Dat – zoals eiser stelt – het constateringsrapport van de toezichthouder onjuist is, heeft eiser niet onderbouwd. Het constateringsrapport is naar waarheid opgemaakt en ondertekend waardoor kan worden uitgegaan van de juistheid ervan. Uit het dossier blijkt ook niet dat de deuren niet te allen tijde dicht zouden kunnen. Nu vast is komen te staan dat de deuren niet permanent openstaan hebben zij hun functie van deur niet verloren en kan niet worden gesteld dat ze zijn verworden tot – niet-vergunde – schotten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de openslaande deuren onder de reikwijdte van de reeds bestaande vergunning vallen en dat daarom geen sprake is van een overtreding waartegen handhavend dient te worden opgetreden. Het verzoek om handhaving is dan ook terecht afgewezen. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.