ECLI:NL:RBAMS:2018:6368

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
13/701299-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen een 48-jarige man wegens winkeldiefstallen, verduistering en vernielingen met bijkomende psychische problematiek

Op 5 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder winkeldiefstallen, verduistering en vernielingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 23 december 2017 tot en met 19 april 2018 schuldig heeft gemaakt aan verschillende diefstallen, waaronder diefstal van kleding uit de Bijenkorf en een fiets, alsook aan pogingen tot inbraak in voertuigen. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn betrokkenheid bij de feiten erkend, maar heeft betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige belaging van een slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dit feit, omdat niet kon worden aangetoond dat er sprake was van stelselmatige belaging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, die lijdt aan een bipolaire stoornis, en heeft geadviseerd dat hij behandeld moet worden om de kans op recidive te verminderen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling, om ervoor te zorgen dat de verdachte de benodigde behandeling krijgt. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, terwijl ook de noodzaak van behandeling voor de verdachte wordt erkend.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/701299-18
Datum uitspraak: 5 september 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. W. Drummen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 23 december 2017 tot en met 19 april 2018, op verschillende momenten, heeft schuldig gemaakt aan
belaging van [naam 1] , subsidiair vernieling van ruiten van de woning van [naam 1]
verduistering van een auto van [naam B.V.]
onder 1: diefstal uit een auto met kenteken [kenteken]
onder 2: diefstal uit een auto met kenteken [kenteken]
4. onder 1: diefstal van kleding uit de Bijenkorf
onder 2: diefstal van kentekenplaten, in eigendom bij [naam 2]
onder 3: diefstal van goederen uit de winkel Red Alley
onder 4: diefstal van een fiets, in eigendom bij [naam 3]
onder 5: diefstal van een fiets, in eigendom bij [naam 4]
en/of de heling van kleding, kentekenplaten, en een of meerdere fietsen
5. vernieling van kleding en van de ophoudruimte in de Bijenkorf
6. poging tot inbraak in een auto, in eigendom bij [naam 5]
7. onder 1: poging tot inbraak in een auto, toebehorend aan [naam 6]
onder 2: poging tot inbraak in twee auto’s, met kenteken [kenteken] en [kenteken]
8. bedreiging van [naam 7]
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder
1 primair ten laste gelegde, omdat niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van stelselmatige belaging. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de overige feiten, met uitzondering van de ten laste gelegde heling van kleding en kentekenplaten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde aangevoerd dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte het slachtoffer stelselmatig heeft belaagd. Hij dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken.
Verdachte dient ook te worden vrijgesproken van feit 6. Hij heeft niet geprobeerd in te breken in de auto, hij heeft alleen gekeken of er spullen lagen.
Ten aanzien van feit 8 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de overtuiging ontbreekt dat verdachte de bedreiging heeft geuit. Verdachte heeft ontkend dat hij de ten laste gelegde woorden heeft gebruikt en de twee getuigen zijn niet geheel onafhankelijk omdat zij collega’s van elkaar zijn. Verdachte dient ook van dit feit te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de overige feiten geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
Voor een bewezenverklaring van belaging moet bewezen worden dat verdachte met zijn handelen een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en zo ja, of die inbreuk een stelselmatig karakter heeft gehad. Het gaat daarbij onder andere om de aard, de duur en de frequentie van de gedragingen van verdachte. Uit het dossier volgt dat verdachte in de ten laste gelegde periode van 25 december 2017 tot en met 19 april 2018, aangeefster twee keer lastig heeft gevallen, met een tussenpoos van enkele weken. Er is niet gebleken van enig nader onderzoek naar andere incidenten tussen verdachte en aangeefster in de ten laste gelegde periode. In dat kader is van belang dat de rechtbank Amsterdam op 9 februari 2018 een verbod heeft uitgesproken voor verdachte om contact op te nemen met aangeefster. De gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan dat toegewezen verzoek van aangeefster, zijn evenmin besproken in het dossier. Nu de rechtbank dus slechts kan vaststellen dat sprake is geweest van twee incidenten tussen verdachte en aangeefster, kan de stelselmatigheid van de belaging niet bewezen worden. De rechtbank is daarom met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
Ontslag van rechtsvervolging feit 4, tweede cumulatief/alternatief
Net als de officier van justitie ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om verdachte voor de heling van kentekenplaten en kleding te veroordelen. Bewezen is immers dat verdachte deze zelf heeft gestolen, zodat het voorhanden hebben ervan niet gekwalificeerd kan worden als heling. Hetzelfde geldt voor de ten laste gelegde heling van de fietsen. Verdachte heeft namelijk ter zitting verklaard dat hij de fietsen die in zijn schuur zijn aangetroffen, heeft gestolen. In dit kader is van belang dat artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht, waarin de heling strafbaar is gesteld, beoogt tegen te gaan dat iemand profiteert van het misdrijf van een ander. Nu verdachte verklaart dat hij de fietsen zelf heeft gestolen en er uit het dossier geen aanwijzingen volgen dat dit anders zou zijn, ziet de rechtbank geen ruimte om hem te veroordelen voor de heling van die fietsen. Met betrekking tot de heling van de kleding, kentekenplaten en fietsen zal de rechtbank verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
Bewijsoverwegingen feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4 onder 1, 2, 4 en 5, feit 5 en feit 7
Verdachte heeft feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4 eerste cumulatief/alternatief onder 1, 2, 4 en 5, feit 5 en feit 7 bekend. De rechtbank acht deze feiten, mede gelet op het overige bewijs in het dossier (waaronder de aangiftes en de bevindingen van verbalisanten), dan ook bewezen.
Bewijsoverwegingen feit 4 eerste cumulatief/alternatief onder 3
Uit de aangifte kan worden afgeleid dat op de camerabeelden van de winkel Red Alley te zien was dat verdachte allerlei goederen in zijn jaszakken stopte. Verdachte heeft dit ook ter zitting erkend. Door de goederen in zijn zakken te stoppen heeft verdachte deze goederen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende, te weten Red Alley, onttrokken. Uit deze handeling van verdachte leidt de rechtbank af dat hij het oogmerk had om als heer en meester te beschikken over de goederen. Zij wordt hierin gesterkt door het feit dat de goederen een totale waarde van € 464,- hadden, terwijl verdachte maar € 50,- bij zich had. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij van plan was om pas bij de kassa zijn uiteindelijke keuze te maken en deze goederen dan af te rekenen ongeloofwaardig. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze goederen heeft gestolen.
Bewijsoverwegingen feit 6
De rechtbank leidt uit de aangifte en de getuigenverklaring af dat de ruit van de auto kapot was en dat verdachte half in de auto met de ingeslagen ruit hing. Verdachte heeft verklaard dat hij de ruit van de auto niet heeft ingeslagen, maar dat hij alleen heeft gekeken of er wat in de auto lag. De getuige en de ter plaatse gekomen verbalisanten hebben echter gezien dat verdachte bloed aan zijn hand had. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van braak.
Bewijsoverwegingen feit 8
De rechtbank leidt uit de aangifte en de getuigenverklaring af dat verdachte tegen het slachtoffer heeft gezegd dat hij hem zou gaan neersteken. Verdachte heeft verklaard boos te zijn geweest omdat hij de winkel moest verlaten, maar niet de ten laste gelegde woorden te hebben gebruikt en het niet zo dreigend te hebben bedoeld. Gelet op de twee verklaringen van de medewerkers, die elkaar ondersteunen, en het feit dat verdachte agressief reageerde op zijn verwijdering uit de winkel, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft bedreigd door te zeggen dat hij hem zou gaan neersteken. Daarbij speelt ook nog een rol dat verdachte in zijn verhoor door de politie, een dag na het incident, heeft verklaard dat sommige jongens gewoon even in elkaar moeten worden geslagen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 18 februari 2018 te Aalsmeer, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat aan een ander toebehoorde, heeft beschadigd, te weten ruiten, toebehorende aan [naam 1] ;
ten aanzien van feit 2
op 28 december 2017 te Aalsmeer, opzettelijk een personenauto toebehorende aan [naam B.V.] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten gedurende een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ten aanzien van feit 3
op 25 december 2017 te Aalsmeer, meermalen enig goed dat aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, te weten:
- CD's, visitekaarthouders en verfkwasten, toebehorende aan [naam 8] uit een voertuig met kenteken [kenteken] ;
- een TomTom, CD's en een doosje met stiften, toebehorende aan [naam 9] uit een voertuig met kenteken [kenteken] ;
ten aanzien van feit 4
in de periode van 23 december 2017 tot en met 22 februari 2018 te Aalsmeer en Amstelveen en Amsterdam, meermalen enig goed dat aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, te weten:
- op 23 december 2017 te Amstelveen kleding (jassen en een spijkerbroek) toebehorende aan winkelbedrijf De Bijenkorf;
- op 28 december 2017 te Aalsmeer kentekenplaten, toebehorende aan [naam 10] ;
- op 16 februari 2018 te Amsterdam diverse winkelgoederen, waaronder base pipes en aanstekers, toebehorende aan winkelbedrijf Red Alley;
- op 18 februari 2018 te Aalsmeer een Batavus Fuego fiets toebehorende aan [naam 3] ;
- op 22 februari 2018 te Aalsmeer een fiets;
en
in de periode van 23 december 2017 tot en met 22 februari 2018 te Aalsmeer en Amstelveen kleding, kentekenplaten en fietsen (onder meer een Batavus Fuego fiets) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
ten aanzien van feit 5
op 23 december 2017 te Amstelveen, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoorde heeft beschadigd, te weten kleding en een ophoudruimte toebehorende aan winkelbedrijf De Bijenkorf;
ten aanzien van feit 6
op 23 januari 2018 te Aalsmeer, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen van zijn gading toebehorend aan [naam 5] , en zich daarbij de toegang tot die goederen te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, de ruit van een auto (kenteken [kenteken] , toebehorend aan [naam 5] ) heeft ingeslagen en die auto heeft doorzocht;
ten aanzien van feit 7
in de periode van 9 februari 2018 tot en met 22 februari 2018 te Aalsmeer en Amsterdam, meermalen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van zijn gading, die aan een ander toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven niet is voltooid:
- op 9 februari 2018 te Amsterdam de deur van een auto, toebehorend aan [naam 6] , heeft geopend en vervolgens half in de auto is gaan hangen en vervolgens de auto heeft doorzocht
- op 22 februari 2018 te Aalsmeer de portieren van de personenauto's met kenteken [kenteken] en [kenteken] heeft geopend en deze auto's heeft doorzocht;
ten aanzien van feit 8
hij op 21 januari 2018 te Amsterdam, [naam 7] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [naam 7] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je neersteken”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

Op grond van hetgeen onder 4.3 daaromtrent is overwogen zal de rechtbank verdachte van de onder feit 4, tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heling van de kleding, kentekenplaten en fietsen ontslaan van alle rechtsvervolging.
De overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 76 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 140 uren wordt opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. Verdachte moet zich in die proeftijd houden aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij de eis van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
In dit dossier springt in het oog dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en dat zijn psychische problematiek een grote rol heeft gespeeld bij het begaan van een fors aantal strafbare feiten in een korte periode van twee maanden. Verdachte heeft zich in die periode schuldig gemaakt aan de verduistering van een auto, (pogingen tot) inbraken in auto’s, winkeldiefstallen, fietsendiefstallen, vernielingen en een bedreiging. Dit zijn kwalijke feiten waar hij veel overlast mee heeft veroorzaakt bij de aangevers. Ook heeft de bedreiging door verdachte veel indruk gemaakt op de winkelmedewerker [naam 7] .
Uit het Pro Justitia rapport van J. Neeleman, psychiater, volgt dat bij verdachte in maart 2015 een bipolaire stoornis 2 is onderkend. Door zijn hypomanieën, gemengd affectieve episodes en depressies zijn er huwelijksproblemen ontstaan, waarna hij in mei 2017 is gescheiden. Nadien is hij in de problemen geraakt met justitie. Inherent aan de stoornis van verdachte is dat er episodisch sprake is van fatalisme, dadendrang, gedachtevlucht, lichte grootheidsideatie, geldverkwisting en gedragsontremmingen. Door deze symptomen is hij minder dan gemiddeld in staat zijn gedrag te reguleren in overeenstemming met vigerende normen en regels. Gegeven zijn ontremde en tegelijkertijd licht depressieve en fatalistische toestanden heeft hij bij de episoden maling aan regels en neemt hij wat hij nodig heeft. Door de stoornissen was de gedragskeuzevrijheid ten tijde van de ten laste gelegde feiten deels ingeperkt. Geadviseerd is om de ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen.
Ook R. Bout, GZ-psycholoog, heeft een Pro Justitia rapport over verdachte uitgebracht. Daarin wordt beschreven dat bij betrokkene sinds eind 2017 een toename van ontremd gedrag waarneembaar is, waarbij hij de grenzen van anderen overschrijdt. Er is sprake van een opgeblazen gevoel van eigenwaarde waardoor verdachte zijn grensoverschrijdende gedrag rechtvaardigt en vergoeielijkt. Hij heeft vanuit zijn bipolaire stoornis te weinig remmingen op zijn gedrag waardoor hij onvoldoende nadenkt over de langetermijnconsequenties en zijn gedrag daarop aanpast. Ook hier is geadviseerd om de ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen.
Beide deskundigen hebben geconcludeerd dat verdachte een behandeling nodig heeft om de kans op recidive te verminderen. Deze moet volgens de psycholoog klinisch plaatsvinden bij een Forensische Psychiatrische Afdeling zodat verdachte zich niet makkelijk kan onttrekken aan de behandeling en er voldoende begeleiding is voor hem. De psychiater heeft geadviseerd dat verdachte ambulant kan worden behandeld bij een (forensisch) ACT team.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 20 augustus 2018. Uit dit rapport volgt dat verdachte momenteel wordt behandeld bij FPA Heiloo. De psychiatrische problematiek lijkt te stabiliseren. De kans op recidive neemt steeds verder af omdat verdachte gemotiveerd is voor zijn behandeling en zich inzet voor deze behandeling. Door de reclassering wordt geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met aangeefster [naam 1] en meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank stelt vast dat, wil recidive kunnen worden voorkomen, het essentieel is dat de behandeling van verdachte wordt voortgezet. De rechtbank zal aan verdachte daarom een deels voorwaardelijke straf opleggen, zodat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden van meldplicht, behandeling, begeleid wonen en meewerken aan de schuldhulpverlening aan verdachte kunnen worden opgelegd. Ondanks dat verdachte is vrijgesproken van de belaging van mevrouw [naam 1] , wordt het geadviseerde contactverbod met haar wel als bijzondere voorwaarde opgelegd, evenals een locatieverbod voor haar woning. [naam 1] heeft ter zitting namelijk duidelijk aangegeven geen contact meer met verdachte te wensen. Verdachte heeft daartegenover aangegeven die wens niet te begrijpen, maar wel te respecteren indien tegenover het opnemen van contact een gevangenisstraf zou staan.
Gezien de hoeveelheid strafbare feiten en de gevolgen daarvan voor de gedupeerden is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke taakstaf, zoals gevorderd door de officier van justitie, niet passend is. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf van 3 maanden opleggen, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Beslag
Onder verdachte zijn 5 fietsen, 2 navigatiesystemen en 3 telefoons in beslag genomen.
Omdat de fietsen en de navigatiesystemen niet van verdachte zijn en niet duidelijk is wie de eigenaar is, moeten deze voorwerpen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De telefoons zijn van verdachte en dienen aan hem te worden teruggegeven.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht een beslissing te nemen over de hond van verdachte. De politie heeft de hond tijdens de detentie van verdachte kennelijk naar een andere verblijfplaats gebracht. Uit het dossier blijkt echter niet dat er sprake is van een strafvorderlijk beslag. De rechtbank kan daarom geen beslissing nemen ten aanzien van de hond.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Vordering [naam B.V.] (feit 2)
De benadeelde partij [naam B.V.] vordert € 18.542,09 aan materiële schade. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
In het belang van [naam B.V.] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Vordering [naam 8] (feit 3 onder 1)
De benadeelde partij [naam 8] vordert € 435,- aan materiële schade en € 200,- aan immateriële schade. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 75,- aan eigen risico inzake Car Glass en € 12,- aan kilometervergoeding. Het restant van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard. De behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat dat gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan dat gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [naam 8] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Vordering Bijenkorf (feit 4 onder 1 en feit 5)
De benadeelde partij vordert € 1.769,10 aan materiële schade, waarvan € 746,95 voor de schade aan de kledingstukken en € 1.022,15 voor de schade aan de wachtruimte. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 4 onder 1 en feit 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de kledingstukken aangevoerd dat van het gevorderde bedrag 30% dient te worden afgetrokken, omdat deze kledingstukken met die korting in de uitverkoop lagen. De rechtbank leidt uit de stukken af dat alleen de jas van het merk Tommy Hilfiger in de uitverkoop lag. Er was sprake van een zogenoemde ‘stippenkorting’ van 30%. De rechtbank zal daarom 30% (€ 65,70) van het gevorderde bedrag van de jas (€ 219,-) aftrekken. Er blijft dan een bedrag over van € 153,30. Het restant van de gevorderde schade (€ 65,70) zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Het totaalbedrag aan schade aan de kledingstukken komt daarmee op € 681,25. Dit bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het overige gedeelte van de vordering, de schade aan de wachtruimte (€ 1.022,15), is niet betwist en zal ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
In het belang van Bijenkorf wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Vordering Red Alley (feit 4 onder 3)
De benadeelde partij vordert € 500,- aan materiële schade. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Zij zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Vordering [naam 5] (feit 6)
De benadeelde partij vordert € 1.500,- aan materiële schade. De gevorderde schade ziet naar het oordeel van de rechtbank niet op het bewezenverklaarde feit 6, maar op gebeurtenissen van een andere datum. Daardoor is er geen sprake van schade die het gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 285, 310, 311, 321, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair en 5
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2
verduistering;
ten aanzien van feit 3
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4, eerste alternatief/cumulatief
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 6
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 7
poging tot diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 8
bedreiging met zware mishandeling.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van onder feit 4 tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde.
Verklaart het overige bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
1 (één) maand, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
- Veroordeelde laat zich opnemen in FPA Heiloo of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Tevens werkt betrokkene mee aan urinecontroles.
- Veroordeelde laat zich behandelen door FAZ, forensische ambulante zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische fase. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Tevens werkt veroordeelde mee aan urinecontroles.
- Veroordeelde verblijft in zijn Discus-woning of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische fase. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- Veroordeelde mag op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] , wonend op het adres [adres 1] .
- Veroordeelde mag zich niet bevinden in de [adres 1] .
- Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldhulpsanering Natuurlijke Personen. Hij geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- Veroordeelde werkt mee aan het tot stand komen van een dagbestedingstraject en houdt zich hier aan de afspraken.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • Fiets heren (553396)
  • Fiets Giant Terrago (5533600)
  • Fiets dames (5533604)
  • Fiets dames Nostalgia (5533606)
  • Fiets dames Multicycle (5533607)
  • Navigator TomTom (5533500)
  • Navigator TomTom (5533501)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • Zaktelefoon Nokia (5533503)
  • Zaktelefoon Alcatel (5533504)
  • Zaktelefoon Blackberry (5533505)
De benadeelde partijen
[naam B.V.]
Wijst de vordering van [naam B.V.] toe tot € 18.542,09 (achttienduizend vijfhonderdtweeënveertig euro en negen cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam B.V.] , € 18.542,09 (achttienduizend vijfhonderdtweeënveertig euro en negen cent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 127 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[naam 8]
Wijst de vordering van [naam 8] toe tot € 87,- (zevenentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 8] , € 87,- (zevenentachtig euro) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 1 dag. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Bijenkorf
Wijst de vordering van Bijenkorf toe tot € 1.703,40 (éénduizend zevenhonderddrie euro en veertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Bijenkorf, € 1.703,40 (éénduizend zevenhonderddrie euro en veertig cent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 27 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Red Alley
Verklaart de benadeelde partij Red Alley niet-ontvankelijk in de vordering.
[naam 5]
Verklaart de benadeelde partij [naam 5] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn en G. Onnink, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2018.
De jongste griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.