ECLI:NL:RBAMS:2018:6338

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
5 september 2018
Zaaknummer
13/669050-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor gewapende overvallen en heling door 22-jarige man in Amsterdam

Op 5 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van twee gewapende overvallen en heling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 mei 2017 een gewapende overval heeft gepleegd bij Kruidvat en op 24 maart 2017 bij Kijkshop. Daarnaast werd hij beschuldigd van heling van een gestolen telefoon, die hij op 5 april 2017 in gebruik nam. Tijdens de zitting op 22 augustus 2018 heeft de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, vrijspraak geëist voor de overval bij Used Products, maar wel bewezenverklaring voor de andere feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.M. Hof, pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden herkend op camerabeelden van de overval bij Used Products, waardoor hij daarvan werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan de overval bij Kruidvat, gebaseerd op getuigenverklaringen en vingerafdrukken op een chocoladereep. Ook de heling van de telefoon werd bewezen verklaard, omdat de verdachte deze telefoon kort na de overval in gebruik nam. De overval bij Kijkshop werd eveneens bewezen verklaard, mede door herkenning door verbalisanten op camerabeelden.

De rechtbank legde een jeugddetentie op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een stoornis in het autismespectrum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669050-17 (Promis)
Datum uitspraak: 5 september 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] , verblijvende [adres 2] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.M. Hof naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt onder 1 verweten dat hij op 14 mei 2017 een gewapende overval heeft gepleegd bij winkelbedrijf Kruidvat te Amsterdam. Onder 2 wordt hem verweten dat hij op 5 april 2017 een gewapende overval heeft gepleegd bij winkelbedrijf Used Products te Amsterdam. Subsidiair wordt hem verweten dat hij zich in de periode van 5 april 2017 tot en met 21 april 2017 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan heling van een telefoon. Onder 3 wordt verdachte verweten dat hij op 24 maart 2017 een gewapende overval heeft gepleegd bij winkelbedrijf Kijkshop te Amsterdam.
Dit is – kort gezegd – als volgt ten laste gelegd:
  • Afpersing bij het Kruidvat (feit 1);
  • diefstal met (bedreiging van) geweld en/of afpersing bij Used Products (feit 2);
  • heling van een telefoon (feit 2 subsidiair);
  • diefstal met (bedreiging van) geweld en/of afpersing bij de Kijkshop (feit 3).
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3. Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de diefstal met geweld bij Used Products (feit 2 primair).
De officier van justitie komt tot bewezenverklaring van de overval bij het Kruidvat (feit 1). Het bewijs ten aanzien van dit feit bestaat uit de aangifte, de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] , de camerabeelden en de dactyloscopische sporen die een match opleveren met verdachte.
De officier van justitie acht de heling van de telefoon (feit 2 subsidiair) bewezen en baseert dit op de historische verkeersgegevens, de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de persoon rechts op de camerabeelden van pagina 247 is.
De diefstal met geweld bij de Kijkshop (feit 3) vindt de officier van justitie ook bewezen. Het bewijs bestaat uit de aangifte en de herkenning door verbalisanten die mede gebaseerd is op de camerabeelden van de Used Products van 13 april 2017, over welke beelden verdachte ter terechtzitting heeft verklaard zichzelf te herkennen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Overval Kruidvat
Ten aanzien van feit 1 geldt dat verbalisant [verbalisant 2] tot de conclusie komt dat de inbeslaggenomen jas van verdachte zeer sterke overeenkomsten heeft met de jas die de overvaller draagt. Getuigen hebben echter verklaard dat de dader een vest met een hoody droeg. Verder zijn vingerafdrukken van verdachte aangetroffen op een chocoladereep. Op grond van de beelden kan niet worden vastgesteld dat de dader die betreffende reep heeft vastgepakt. Op het blikje, waarvan wel vaststaat dat de dader dat heeft vastgepakt, is geen DNA van verdachte aangetroffen. Daarnaast heeft de betreffende kassière verdachte bij een meervoudige fotobewijsconfrontatie niet herkend als de dader. De herkenning door verbalisant [verbalisant 3] kan niet worden getoetst op zijn betrouwbaarheid, nu [verbalisant 3] niet heeft geverbaliseerd waar die herkenning op gebaseerd is. Bovendien is de kwaliteit van de beelden slecht. Ook de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] is onvoldoende betrouwbaar, nu [verbalisant 1] slechts algemene gezichtskenmerken noemt.
Overval Used Products
Ten aanzien van feit 2 primair geldt dat deze overval verschilt van de andere tenlastegelegde overvallen, in die zin dat de dader heeft geprobeerd zich onherkenbaar te maken en haast had. Volgens verbalisant [verbalisant 2] droeg de dader zilver/zwarte schoenen met zwarte neus, terwijl de inbeslaggenomen schoenen van verdachte goud/zwart zijn met gouden neus. Daarnaast heeft aangever verklaard dat de dader niet een heel zwaar accent had. De getuige spreekt over een dader die vermoedelijk van Marokkaanse afkomst is. Verdachte heeft daarentegen een heel duidelijk Marokkaans accent. Er zijn bovendien geen sporen van verdachte aangetroffen. Tenslotte hebben verbalisanten verklaard dat de dader op de camerabeelden niet goed genoeg te zien om een betrouwbare vergelijking te doen.
Ten aanzien van de heling van de telefoon (feit 2 subsidiair) heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overval Kijkshop
Ten aanzien van feit 3 geldt dat sporenonderzoek geen bruikbaar materiaal heeft opgeleverd. Getuige [getuige 5] beschrijft de dader een vermoedelijk Nederlandse man met blond haar. Getuige [getuige 6] spreekt over een Turkse of Marokkaanse man. Zij heeft geen accent gehoord. Verdachte heeft echter een duidelijk accent. Aangeefster heeft bij een meervoudige fotoconfrontatie niemand als dader herkend. De herkenningen door de verbalisanten moeten onvoldoende betrouwbaar worden geacht, gelet op de slechte kwaliteit van de foto’s.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde; overval Used Products
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Het staat vast dat er op 5 april 2017 een overval is gepleegd bij winkelbedrijf Used Products te Amsterdam. Verdachte wordt echter niet herkend op de camerabeelden, noch is er ander bewijs waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt. Het feit dat verdachte vierenhalf uur na de overval een telefoon in gebruik neemt die bij die overval is gestolen, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat verdachte degene is geweest die de overval heeft gepleegd.
3.3.2
Het oordeel over het onder 1 ten laste gelegde; overval het Kruidvat
Het staat vast dat er op 14 mei 2017 een overval is gepleegd bij winkelbedrijf Kruidvat aan het [adres 3] . De dader heeft aan de kassière een vuurwapen getoond en vervolgens geld geëist. De kassière heeft de dader briefgeld gegeven, waarop de dader de winkel heeft verlaten. Verdachte ontkent iets te maken te hebben met de overval. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de dader is en heeft dit oordeel op het volgende gebaseerd.
Op grond van de camerabeelden is vastgesteld dat de dader na binnenkomst in de winkel en voorafgaand aan de overval een chocoladereep uit een schap heeft gepakt en vervolgens heeft teruggelegd. Op deze reep zijn vingerafdrukken aangetroffen die zijn te herleiden tot verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij wel vaker in de betreffende Kruidvat is geweest en dat hij mogelijk op een eerder tijdstip zijn vingerafdrukken op de reep heeft achtergelaten. Verdachte heeft zijn verklaring niet onderbouwd en niet kunnen aangeven wanneer dat dan zou zijn geweest. De rechtbank acht deze verklaring dan ook onaannemelijk. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte – zoals volgt uit de camerabeelden – vlak voor de overval de reep heeft aangeraakt.
Bovendien is verdachte herkend op de camerabeelden. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte gehoord in het onderzoek naar de overval op de Kijkshop. [verbalisant 1] heeft gesteld dat hij verdachte zonder enige twijfel herkent als de dader. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de herkenning door [verbalisant 1] onvoldoende betrouwbaar is, omdat enkel algemene gezichtskenmerken worden genoemd en niet wordt geconcretiseerd waarom verdachte wordt herkend aan zijn houding. De rechtbank acht de herkenning wel betrouwbaar, nu [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij verdachte heeft herkend van een eerder verhoor. Verder heeft hij gedetailleerd beschreven op welke specifieke gezichtskenmerken de herkenning is gebaseerd.
De rechtbank acht dan ook bewezen wat onder 1 is ten laste gelegd.
3.3.3
Het oordeel over het onder 2 subsidiair ten laste gelegde; heling telefoon
Zoals al eerder vermeld in dit vonnis staat vast dat er op 5 april 2017 een overval is gepleegd bij winkelbedrijf Used Products te Amsterdam. Uit een onderzoek naar de historische verkeersgegevens is gebleken dat verdachte op 5 april 2017, ongeveer vierenhalf uur na de overval, één van de telefoons die bij die overval is gestolen in gebruik heeft genomen. Dit betrof een iPhone 6S met IMEI nummer [nummer] . Verdachte heeft dit ter terechtzitting ook bevestigd.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de betreffende iPhone van [naam 1] of [naam 2] heeft gekregen en na een week heeft geprobeerd te verkopen bij Used Products, gelegen aan het [adres 4] . Verdachte werd daar verteld dat de iPhone was gestolen. Verdachte heeft verklaard dat hij daarvan schrok. Een medewerker van Used Products, de heer [getuige 4] , heeft bevestigd dat verdachte op 13 april 2017 omstreeks 15:30 uur in de winkel kwam en een iPhone aanbood. [getuige 4] controleerde de iPhone en deelde verdachte mee dat de telefoon als gestolen stond opgegeven. Verdachte pakte de iPhone en liep de winkel uit.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de medewerker van Used Products niet geloofde en er daarom vanuit ging dat de telefoon niet gestolen was. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, nu verdachte eerder bij de politie heeft verklaard dat hij schrok van de mededeling dat de telefoon was gestolen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte in ieder geval vanaf 13 april 2017 wist dat de betreffende iPhone gestolen was.
Uit historische verkeersgegevens is verder gebleken dat de telefoon op 16 april 2017 in gebruik is genomen door [getuige 3] . [getuige 3] heeft verklaard dat hij de telefoon van verdachte heeft gekocht voor een bedrag van 150 euro. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de telefoon had gekocht voor 20 euro en dat hij dacht dat het mooi was meegenomen om hem te verkopen voor 150 euro.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Verdachte heeft immers de iPhone voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij wist dat de telefoon gestolen was.
3.3.4
Het oordeel over het onder 3 ten laste gelegde; overval Kijkshop
Op 24 maart 2017 is er een overval gepleegd bij winkelbedrijf Kijkshop aan de [adres 5] . De dader vroeg om hulp bij de sieradenafdeling. Hij vroeg of er ook sieraden van echt goud waren. De dader wees naar een ketting en vroeg of hij die mocht bekijken. De medewerkster opende de vitrine en gaf de ketting aan de dader. Toen de medewerkster de ketting weer terughing, zei de dader: “Kijk eens” en opende zijn jas. De medewerkster zag iets dat leek op een handvat van een pistool. De dader pakte vervolgens verschillende sieraden uit de vitrine en heeft de winkel verlaten. Verdachte ontkent iets te maken te hebben met de overval. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de dader is en heeft dit oordeel op het volgende gebaseerd.
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben verdachte op 25 maart 2017 aangehouden in verband met een incident in de huiselijke sfeer. Verbalisanten zagen dat verdachte voldeed aan het signalement van de dader van de overval op de Kijkshop van 24 maart 2017. Na het bekijken van de camerabeelden van de Kijkshop herkenden zij verdachte direct als dader.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft naar aanleiding van meerdere overvallen de camerabeelden van de overval op Kijkshop op 24 maart 2017, van de overval op Used Products op 5 april 2017, van het aanbieden van een gestolen telefoon bij Used Products op 13 april 2017 en van de overval op Kruidvat op 14 mei 2017 bekeken en geanalyseerd. [verbalisant 2] heeft na het uitkijken van de beelden de volle overtuiging dat de persoon die te zien is op de camerabeelden van de overval op Kijkshop, van het aanbieden van de gestolen telefoon bij Used Products en van de overval op Kruidvat één en dezelfde persoon is. Na het persoonlijk contact met verdachte dat [verbalisant 2] had tijdens het verhoor op 17 mei 2017 herkende [verbalisant 2] verdachte als de persoon op de camerabeelden. Verdachte heeft ter terechtzitting zichzelf herkend als de persoon die op 13 april 2017 een telefoon aanbiedt bij Used Products.
De rechtbank acht de camerabeelden van voldoende kwaliteit om een herkenning op te kunnen baseren en acht de herkenningen dan ook betrouwbaar. Op grond van de herkenningen door verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 2] en de eigen herkenning door verdachte van de beelden bij Used Products op 13 april 2017 is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon op de camerabeelden bij Kijkshop op 24 maart 2017 is.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 24 maart 2017 niet in Amsterdam was. Hij was naar eigen zeggen bij familie buiten Amsterdam. Deze verklaring zou te verifiëren zijn als verdachte de contactgegevens zou geven van de personen met wie hij die dag is geweest. Verdachte heeft die informatie echter niet willen geven. Dit maakt dat die verklaring van verdachte onvoldoende concreet is gemaakt en daarmee niet aannemelijk is geworden.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen hetgeen onder 3 is ten laste is gelegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de als bijlage II aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 overval Kruidvat
op 14 mei 2017 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [getuige 1] en [getuige 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- die [getuige 1] aan de kassa van de winkel Kruidvat heeft benaderd en
- heeft gezegd: "Geef me het geld! Doe gewoon, doe gewoon!" en
- zijn shirt omhoog heeft gehaald en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn heeft gehaald en aan die [getuige 1] heeft getoond en op het lichaam van die [getuige 1] heeft gericht en
vervolgens nadat [getuige 2] ter plaatse is gekomen
- ( nogmaals) dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van [getuige 1] en [getuige 2] heeft gericht;
ten aanzien van feit 2 subsidiair heling van telefoon
in de periode van 13 april 2017 tot en met 16 april 2017 te Amsterdam, een iPhone 6S voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
ten aanzien van feit 3 overval Kijkshop
op 24 maart 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: gouden sieraden toebehorende aan de winkel Kijkshop, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- die [naam 3] in de winkel Kijkshop heeft aangesproken en heeft gevraagd naar de aanwezigheid van gouden sieraden en
- vervolgens tegen die [naam 3] heeft gezegd: "Kijk eens" en
- daarbij zijn jas heeft geopend en een handvat van een op een pistool gelijkend voorwerp, aan die [naam 3] heeft getoond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie acht het adolescentenrecht van toepassing en heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 187 dagen onvoorwaardelijk en 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, acht de raadsvrouw de eis van de officier van justitie redelijk.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank weegt mee dat het gaat om ernstige vergrijpen, te weten twee gewapende overvallen. Daarnaast is nog sprake van heling van een telefoon. De gewapende overvallen zijn ingrijpend geweest voor de medewerkers van het Kruidvat en de Kijkshop en niet alleen voor de medewerkers die bedreigd zijn maar voor het gehele winkelpersoneel. Het heeft hun gevoel van veiligheid aangetast. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevoelens van en de gevolgen voor de slachtoffers. Ook vanuit het oogpunt van algemene preventie is van belang dat gewapende overvallen bestraft worden. Het feit dat veelvuldig overvallen worden gepleegd op winkels is ook voor andere winkeliers verontrustend en raakt een veel algemener gevoel van onveiligheid bij de middenstand. De rechtbank krijgt geen goed beeld van de motieven van verdachte, nu hij de feiten ontkent.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 27 juli 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Daarnaast is acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 20 december 2017. De conclusie luidt – kort samengevat – dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het autismespectrum en van een cannabisstoornis. De stoornis is ernstig van aard en heeft vermoedelijk ook geleid tot kortdurende psychotische periodes. Beide stoornissen waren aan de orde ten tijde van het tenlastegelegde. Zij zijn vermoedelijk in meer of mindere mate van invloed geweest op het tenlastegelegde en hebben hierin doorgewerkt. Ook is sprake van recidivegevaar. Een behandeling voor de stoornissen zal een gunstig effect op het recidivegevaar.
In het reclasseringsrapport van 9 februari 2018 wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen en de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht, ambulante behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen en verplichte dagbesteding. De rechtbank ziet – met de officier van justitie – aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen nu verdachte 22 jaar is en door zijn stoornis oorzaak en gevolg niet altijd overziet. Een pedagogische aanpak met veel structuur lijkt bij hem te passen en het meest effectief te zijn waardoor de kans op herhaling via het jeugdrecht het best kan worden verkleind.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor een overval op een winkel door een jeugdige. Dit is jeugddetentie vanaf 4 maanden. De rechtbank neemt dat als uitgangspunt voor de straf en houdt daarnaast rekening met de strafverzwarende omstandigheid dat verdachte heeft gedreigd met een wapen. Het gaat in dit geval om twee overvallen met een wapen en een heling van een telefoon waardoor 12 maanden jeugddetentie in beginsel passend is. Een groot deel zal echter voorwaardelijk opgelegd worden omdat verdachte ingebed moet worden in hulp en behandeling. Nu verdachte niet eerder is veroordeeld en min of meer uit het niets in korte tijd twee overvallen heeft gepleegd is van belang dat de achterliggende problematiek die tot zijn gedrag hebben geleid goed wordt aangepakt. Van groot belang is dat verdachte ergens (begeleid) kan wonen, hij een zinvolle dagbesteding krijgt en er behandeling plaatsvindt door jeugd-Inforsa. De reclassering heeft geadviseerd over de op te leggen bijzondere voorwaarden en de rechtbank neemt dat advies over. Een voorwaardelijk strafdeel van 8 maanden zoals de officier van justitie heeft geëist acht de rechtbank echter te lang en een voorwaardelijk deel van 6 maanden acht ze meer passend en voldoende als stok achter de deur. Alles overwegende acht de rechtbank jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en zal deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren. De rechtbank vindt het nodig dat de bijzondere voorwaarden, waaronder een verplichte behandeling, meteen van kracht worden omdat er zonder behandeling en een goede structuur in zijn leven een grote kans is dat verdachte opnieuw een gewapende overval zal plegen met alle risico’s en gevolgen van dien.

8.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Vordering AS Watson B.V. (ten aanzien van feit 1)
De benadeelde partij AS Watson (Health & Beauty Continental Europe) B.V. vordert
€ 4.292,90 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld. Het gevorderde kasverschil kan volledig worden toegewezen. De post slachtoffer opvang en nazorg is niet geheel onderbouwd en moet worden gematigd tot € 1.000,-.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering ernstig moet worden gematigd omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Uit de stukken volgt dat er een aantal keren een consult is geweest, maar het is onduidelijk met wie dat is geweest. Om die reden kan niet worden vastgesteld of er sprake is van een causaal verband tussen het tenlastegelegde en de gevorderde schade.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de overval bij het Kruidvat rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Uit de toelichting bij de vordering blijkt dat een extern bedrijf is ingehuurd om zorg te dragen voor slachtoffer opvang en nazorg. Uit de factuur blijkt op welke dagen consulten zijn verricht, de duur van die consulten, de kosten daarvan en de bijkomende reiskosten. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en zal de vordering in zijn geheel toewijzen.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 4.292,90 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2017.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, AS Watson B.V., naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 4.292,90 (zegge: vierduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Vordering Used Products Amsterdam-West (ten aanzien van feit 2)
De benadeelde partij Used Products Amsterdam-West vordert € 7.087,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de gevorderde schade is ontstaan door de overval bij Used Products waar verdachte van wordt vrijgesproken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77c, 77x, 77y,77z, 77aa, 77za, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
afpersing;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
opzetheling;
ten aanzien van feit 3:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot jeugddetentie van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich moet melden bij Reclassering Inforsa op het volgende adres: [adres 6] , zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht. Hij moet ervoor zorgen dat hij voor de reclassering bereikbaar is. Tijdens de meldplicht is hij verplicht om openheid van zaken te geven;
2. dat veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een intake, risicotaxatie en ambulante behandeling bij een instelling voor ambulante forensische (verslavings)zorg, zoals het Forensisch Jeugdteam van Inforsa (Baarsjesweg, Amsterdam), waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als van hem verwacht wordt dat hij meewerkt aan urinecontroles om zijn middelengebruik te controleren;
3. dat veroordeelde, zodra de meest geschikte woonvorm voor veroordeelde door de reclassering is bepaald en beschikbaar is, daar dient te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. om te waarborgen dat veroordeelde een vaste dagbesteding heeft in de vorm van werk en/of een opleiding heeft en behoudt, wordt hij verplicht om minimaal 24 uur per week arbeid te verrichten en/of een opleiding te volgen. Zolang hij geen of qua uren onvoldoende (naar oordeel van de reclassering geschikte) betaalde arbeid heeft of scholing volgt, dient hij (aanvullend) onbetaalde arbeid te verrichten bij een door de reclassering goed bevonden werkgever.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst de vordering van AS Watson (Health & Beauty Continental Europe) B.V., gevestigd te Renswoude, toe tot € 4.292,90 (zegge: vierduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan AS Watson (Health & Beauty Continental Europe) B.V. voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van AS Watson (Health & Beauty Continental Europe) B.V., € 4.292,90 (zegge: vierduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en negentig eurocent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van
52 (tweeënvijftig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart Used Products Amsterdam-West niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Pünt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2018.