ECLI:NL:RBAMS:2018:6257

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
13/669022-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie met vluchtgedrag

Op 16 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 april 2018 in Amsterdam een vuurwapen en munitie voorhanden had. De zaak kwam voort uit een anonieme melding bij de politie over een man met een vuurwapen in een internetcafé. Toen de politie ter plaatse kwam, voldeed de verdachte aan het signalement en vluchtte hij. Na zijn aanhouding werd in de bosschages een pistool van het merk Heckler & Koch aangetroffen, met munitie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, in overweging genomen, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. C.M. Peeperkorn, die vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest, en overwoog dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens gevaarlijk is voor de samenleving. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669022-18 (Promis)
Datum uitspraak: 16 augustus 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2018. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. van der Veen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.M. Peeperkorn naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 april 2018 te Amsterdam een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (Heckler & Koch), en/of munitie van categorie III, te weten negen, althans een of meer 9 mm patronen (CBC), voorhanden heeft gehad.

3.Bewijs

3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 26 april 2018 omstreeks 16:47 uur komt een anonieme melding binnen bij de meldkamer van politie. In een internetcafé op de Postjesweg zou een lange negroïde man met een blauwe trui een vuurwapen bij zich hebben. Vervolgens omstreeks 16:49 uur komt de melding binnen dat de man uit het internetcafé komt en richting de pizzeria loopt en een koptelefoon op heeft.
Als de verbalisanten ter plaatse zijn, zien zij een man die volledig voldoet aan het signalement. De man is uit het Simit Paleis gelopen, waarna verbalisant, [verbalisant 1] , hem heeft aangesproken. De man heeft de verbalisanten aangekeken, heeft zich omgedraaid en is gaan rennen in de richting van de Corantijnstraat. Verbalisanten hebben de achtervolging ingezet en er is door twee motoragenten assistentie verleend. Als een van de motoragenten verdachte ziet en verdachte de aanwijzingen van de motoragenten niet opvolgt wordt door de motoragent een waarschuwingsschot is gelost, waarna verdachte is aangehouden. Bij de veiligheidsfouillering van verdachte is geen vuurwapen aangetroffen.
Kort nadat verdachte is aangehouden wordt, met behulp van de speurhond Faust, in de bosschages van de Corantijnstraat ter hoogte van [huisnummer] een vuurwapen aangetroffen. Dit vuurwapen is door de verbalisanten veiliggesteld. Blijkens het technisch onderzoek betreft het vuurwapen een pistool van Heckler & Koch. In de kamer van het pistool is één patroon aangetroffen en in het magazijn zijn negen patronen aangetroffen.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het tenlastegelegde feit kan bewezen worden verklaard, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
3.3.
Standpunt van de verdediging
Verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft stellig ontkend dat hij een wapen met munitie voorhanden heeft gehad. De verdediging verzoekt de processen-verbaal, voor zover inhoudende de van de anonieme melder(s) ontvangen informatie, niet voor het bewijs te gebruiken omdat over de inhoud onduidelijkheid bestaat. Op het aangetroffen wapen zijn volgens de verdediging overigens geen sporen van verdachte aangetroffen, zodat het wapen niet aan verdachte kan worden gelinkt.
Indien de door de anonieme melder(s) gegeven informatie voor het bewijs wordt gebruikt, wordt een voorwaardelijk verzoek gedaan om de anonieme melder(s) te horen als getuige.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank zal het voorwaardelijke verzoek tot het horen van de anonieme melder(s) als getuige afwijzen, omdat de noodzaak daartoe onvoldoende is gebleken. Daarbij overweegt de rechtbank dat het door de melder opgegeven signalement weliswaar de aanleiding is geweest voor de verdenking door verbalisanten, maar dat het bewijs dat verdachte het feit heeft begaan daarop niet is gebaseerd, maar slechts op hetgeen daarna is voorgevallen en gebleken.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Een overzicht van de bewijsmiddelen is als
bijlageaan dit vonnis gehecht.
Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte volledig aan het specifieke signalement dat is gegeven (lange negroïde man, met en blauwe trui en een koptelefoon om zijn nek) voldoet, dat verdachte aanstonds de benen neemt als hij met de verbalisanten wordt geconfronteerd, dat het vuurwapen op de vluchtroute wordt aangetroffen juist op het gedeelte waar verdachte kort uit beeld is geweest en dat op het wapen verse menselijke geur zat. Dit laatste concludeert de rechtbank omdat de hond Faust getraind is op zoeken naar voorwerpen met een verse menselijke lucht, zodat moet worden aangenomen dat het wapen daar nog maar kort te voren is achtergelaten.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 26 april 2018 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool Heckler & Koch, en munitie van categorie III, te weten negen, 9 mm patronen CBC, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Strafoplegging

6.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – rekening te houden met het feit dat volgens de oriëntatiepunten straftoemeting het uitgangspunt bij een feit als het onderhavige een gevangenisstraf van drie maanden is. Daarbij wordt verzocht om rekening te houden met het feit dat verdachte oude en weinig relevante documentatie heeft. Tot slot heeft de verdediging betwist dat er, zoals de reclassering heeft vermeld, aanwijzingen zouden zijn voor (ernstige) psychische problematiek.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een doorgeladen pistool met bijbehorende munitie.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden. Bij de keuze voor een vrijheidsstraf en de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende meegewogen.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie is naar zijn aard gevaarlijk voor iedere burger die met het gebruik ervan zou kunnen worden geconfronteerd. Het voorhanden hebben van vuurwapens bevordert het gebruik ervan. Om deze reden dient, uit oogpunt van generale preventie, daartegen streng te worden opgetreden en moet in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden opgelegd.
De door de rechtbanken afgesproken oriëntatiepunten nemen voor het voorhanden hebben van een pistool een gevangenisstraf van drie maanden als uitgangspunt.
Strafverzwarend acht de rechtbank de omstandigheid dat verdachte het pistool doorgeladen en dus voor onmiddellijk gebruik gereed, overdag, op de openbare weg en in een horecagelegenheid bij zich droeg op een wijze dat hij het onmiddellijk voor het grijpen had. Het vuurwapen was daarnaast kennelijk ook zichtbaar, wat menigeen angstig maakt.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies over verdachte van 13 juli 2018. Verdachte heeft niet mee willen werken aan het opstellen van een advies. De reclassering heeft al met al geen gedegen onderzoek kunnen verrichten. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest passend en geboden is.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Todorov, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 augustus 2018.