ECLI:NL:RBAMS:2018:6204

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
AMS 18/4933
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering dakloze

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een dakloze, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Het primaire besluit tot beëindiging van de bijstandsuitkering was genomen op 26 juli 2018, omdat verzoekster volgens verweerder het merendeel van de tijd buiten de centrumgemeente Amsterdam verbleef. De voorzieningenrechter heeft op de zitting vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een bijstandsuitkering, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag of deze uitkering in Amsterdam of in Zaanstad moet worden verstrekt. De voorzieningenrechter heeft besloten het primaire besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar, en verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de bewijslast bij verweerder ligt en dat het voor deze procedure niet relevant is of verzoekster een uitkering in Zaanstad heeft aangevraagd. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, in aanwezigheid van griffier mr. N. Vreede.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/4933

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

23 augustus 2018 in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: mr. D.S. de Ploeg),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigden: mr. S. Ismail en B. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoekster beëindigd.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2018. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.002,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoekster kreeg al een paar jaar van verweerder een bijstandsuitkering voor daklozen op grond van de Participatiewet (PW), omdat zij bij haar aanvraag verbleef in centrumgemeente Amsterdam. Verweerder heeft in 2018 aan verzoekster een opgave van haar verblijfslocaties gevraagd. Uit die opgave blijkt volgens verweerder dat verzoekster het merendeel van de tijd buiten Amsterdam blijft, namelijk in Zaandam, Purmerend en Zwanenburg. Daarom moet verzoekster volgens verweerder in centrumgemeente Zaanstad een uitkering aanvragen. Verweerder heeft daarom de uitkering van verzoekster beëindigd.
3.1
Het primaire besluit is een belastend besluit. De bewijslast ligt daarom bij verweerder. Dat betekent dat verweerder moet aantonen dat verzoekster geen recht meer heeft op een bijstandsuitkering in de gemeente Amsterdam.
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoekster recht heeft op een bijstandsuitkering. De vraag is meer of zij deze van de centrumgemeente Amsterdam of Zaanstad moet krijgen. Dit geschilpunt betreft een juridische discussie over artikel 40 van de PW en artikel 11 van het Besluit participatiewet. Duidelijk is dat verzoekster ten tijde van het primaire besluit vooral verbleef op diverse adressen buiten Amsterdam. Het is voor de voorzieningenrechter nog de vraag of om die reden de bijstandsuitkering in Amsterdam beëindigd mag worden. Hierover moet in bezwaar meer duidelijkheid komen. Omdat wel vaststaat dat verzoekster op zich recht op bijstand heeft, is de voorzieningenrechter van oordeel dat haar uitkering moet worden doorbetaald tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
3.3
Verweerder heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat verzoekster geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij een uitkering heeft aangevraagd in Zaanstad en dat die niet in behandeling is genomen. Die stukken zijn echter voor deze procedure niet van belang. De uitkering van verzoekster is door verweerder beëindigd en door dat besluit is verzoekster gedwongen om bij de gemeente Zaanstad aan te kloppen. Het gaat in deze zaak om wat verweerder heeft besloten en of dat voldoende door verweerder is onderbouwd, niet om wat de gemeente Zaanstad vervolgens heeft gedaan.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoed.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
Indien aan verzoekster een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier, op 23 augustus 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.