ECLI:NL:RBAMS:2018:6169

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
13/751395-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 3 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 11 mei 2018, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 2 augustus 2017 door de regionale rechtbank in Bydgoszcz, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1984, die op het moment van de zitting werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, en een Poolse tolk.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. In het EAB wordt verwezen naar een vonnis van 25 maart 2015, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 10 maanden is opgelegd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling in hoger beroep van dit vonnis, en dat er geen bewijs is dat hij zijn advocaat heeft gemachtigd. Dit leidt tot de conclusie dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is, aangezien de opgeëiste persoon niet adequaat is vertegenwoordigd in het hoger beroep.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren en de overleveringsdetentie op te heffen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. J.A.A.G. de Vries, en de rechters mrs. A.W.C.M. van Emmerik en E.G. Fels, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751395-18
RK nummer: 18/3389
Datum uitspraak: 3 juli 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 mei 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 augustus 2017 door
the Regional Court in Bydgoszcz III Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1984,
verblijvende op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 juli 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 25 maart 2015 van
the Local Court in Inowrocław, VIII Penal Branch Division, with the seat in Mogilno(Polen), met kenmerk: VIII K 73/14.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 10 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis. Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 18, 22 en 28 juni 2018 volgt dat na het vonnis van 25 maart 2015 van
the Local Court in Inowrocłaween inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 7 september 2015 bij
the Court of Appeal.
Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de verstrekte informatie volgt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW geldt. De opgeëiste persoon is niet aanwezig geweest bij de behandeling in hoger beroep. Bij de behandeling in hoger beroep is weliswaar een aan de opgeëiste persoon toegewezen advocaat aanwezig geweest, maar uit de aanvullende informatie van 28 juni 2018 blijkt niet dat de opgeëiste persoon de advocaat heeft gemachtigd. Mitsdien is niet gebleken dat de opgeëiste persoon in het hoger beroep is vertegenwoordigd door een gemachtigde advocaat. De opgeëiste persoon is ook niet persoonlijk opgeroepen of anderszins daadwerkelijk van de behandeling in hoger beroep op de hoogte gesteld. Geen van de omstandigheden van artikel 12 sub a, b en c, OLW doen zich voor, terwijl ook een verzetgarantie zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW ontbreekt. De overlevering dient daarom te worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 12 OLW.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Bydgoszcz III Penal Division(Polen).
HEFT OPde overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juli 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.