ECLI:NL:RBAMS:2018:6168

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
13/751384-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 17 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 8 mei 2018 en de behandeling vond plaats op 3 juli 2018. De opgeëiste persoon, geboren in 1971 in Polen, was gedetineerd en had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.W. van Zanden, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist was en dat hij de Poolse nationaliteit had. Het EAB was uitgevaardigd op 23 oktober 2017 en betrof een vrijheidsstraf van 1 jaar en 3 maanden, waarvan nog 1 jaar, 2 maanden en 27 dagen resteerde. De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld, waarbij de raadsvrouw betoogde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling in hoger beroep. De rechtbank oordeelde echter dat de opgeëiste persoon op de hoogte was gebracht van de behandeling in hoger beroep en dat er geen grond was om aan de mededeling van de uitvaardigende autoriteit te twijfelen.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, zodat de opgeëiste persoon zijn vrijheidsstraf kan ondergaan in Polen. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter, mr. J.A.A.G. de Vries, en de rechters mrs. A.W.C.M. van Emmerik en E.G. Fels, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751384-18
RK nummer: 18/3226
Datum uitspraak: 17 juli 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 mei 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 oktober 2017 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 juli 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. R.W. van Zanden, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the Regional Court in Szczecinvan 4 oktober 2016, met kenmerk: III K 54/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 3 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog een straf van 1 jaar, 2 maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit van 24 mei 2018 en 26 juni 2018 volgt dat na het vonnis van 4 oktober 2016 een inhoudelijke procedure in hoger beroep heeft plaatsgevonden. De opgeëiste persoon is niet bij deze behandeling aanwezig geweest. In de brief van 26 juni 2018 is vermeld dat de opgeëiste persoon aldus op de hoogte is gebracht van de behandeling in hoger beroep:
by a registered letter against a confirmation of receipt. This correspondence was collected in person by the convict on the 27th December 2017 (…).
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon is niet bij de behandeling van zijn zaak in hoger beroep aanwezig geweest en de wel aanwezige advocaat was niet gemachtigd. De mededeling in de brief van 26 juni 2018 dat de opgeëiste persoon de oproep persoonlijk heeft opgehaald, is niet voldoende voor de vaststelling dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk op de hoogte was van de behandeling in hoger beroep. Hierbij is van belang dat de opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de behandeling in hoger beroep, aldus de raadsvrouw.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de aanvullende brief van 26 juni 2018 van de uitvaardigende justitiële autoriteit, welke ondertekend is door een rechter van de rechtbank in Szcecin, volgt dat de opgeëiste persoon persoonlijk op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van de behandeling in hoger beroep door middel van een aangetekende brief waarbij voor ontvangst moet worden getekend en welke aangetekende brief de opgeëiste persoon “persoonlijk” heeft afgehaald op 27 december 2016. De rechtbank ziet geen grond om aan deze mededeling te twijfelen. Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 12, aanhef en onder a OLW. Artikel 12 staat dus niet aan overlevering in de weg. Het verweer wordt verworpen.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 17, te weten:
racisme en vreemdelingenhaat
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecinten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juli 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.