ECLI:NL:RBAMS:2018:6159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
13/752170-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Bulgaarse verdachte op basis van een Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 augustus 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een Bulgaarse verdachte op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 19 december 2017, en betreft een EAB dat op 31 mei 2016 door het Openbaar Ministerie in Stara Zagora, Bulgarije, is uitgevaardigd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Bulgarije beoordeeld. Eerder was er een reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in detentie onmenselijk of vernederend behandeld zou worden, maar deze zorgen zijn inmiddels weggenomen door verbeteringen in de detentieomstandigheden in Bulgarije. De rechtbank heeft de vordering behandeld op verschillende openbare zittingen, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft tussenuitspraken gedaan op 20 februari en 19 april 2018, waarin zij de detentieomstandigheden en de rechtmatigheid van de overlevering heeft getoetst. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de overlevering kon worden toegestaan, nu er geen beletselen meer waren en het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Bulgarije toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752170-17
RK nummer: 17/8144
Datum uitspraak: 7 augustus 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 december 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 mei 2016 door het Openbaar Ministerie, Regionaal Parket te Stara Zagora (Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboorte datum] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 februari 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A.G. de Jong, advocaat te Den Haag en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Bij tussenuitspraak van 20 februari 2018 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend onder gelijktijdige schorsing van het onderzoek voor onbepaalde tijd. Voorts is bij deze uitspraak de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uitgesteld en zijn de beslistermijnen met ingang van 20 februari 2018 opgeschort.
Bij voormelde tussenuitspraak heeft de rechtbank het verweer ex artikel 12 OLW verworpen en de dubbele strafbaarheid getoetst. Voorts heeft de rechtbank verweren die respectievelijk zien op een eerdere weigering van de overlevering door Duitsland en een schending van het recht op een eerlijk proces, alsmede een onschuldverweer verworpen.
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 5 april 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A.G. de Jong, advocaat te Den Haag en door een tolk in de Bulgaarse taal.
Bij tussenuitspraak van 19 april 2018 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend onder gelijktijdige schorsing van het onderzoek voor onbepaalde tijd en met handhaving van de eerdere uitstelbeslissing van 20 februari 2018. Bij deze tussenuitspraak heeft de rechtbank voorts een hernieuwd onschuldverweer verworpen, evenals het hernieuwd gevoerde verweer gericht op schending van het recht op een eerlijk proces.
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 24 juli 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S.V. Ramdihal, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Bulgaarse taal.
Met toestemming van de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman heeft de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing van het onderzoek op 19 april 2018.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraken van 20 februari 2018 en 19 april 2018

Uit de onder punt 1 beschreven procesgang volgt dat tussenuitspraken zijn gedaan op 20 februari 2018 en 19 april 2018. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen in die tussenuitspraken ten aanzien van:
  • de grondslag en inhoud van het EAB;
  • de strafbaarheid;
  • de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW;
  • een eerdere weigering van de overlevering door Duitsland;
  • de (tweemaal) gestelde schending van het recht op een eerlijk proces en het (tweemaal) gevoerde onschuldverweer;
  • de detentieomstandigheden, artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
Die overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De tussenuitspraken zijn als bijlagen aan deze uitspraak gehecht.

4.Detentieomstandigheden, artikel 4 Handvest

4.1
Inleiding
In de tussenuitspraak van 19 april 2018 is geoordeeld dat de verstrekte informatie nog altijd geen aanleiding geeft om af te wijken van het oordeel dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. De op dat moment beschikbare informatie sloot dit gevaar bovendien niet op alle punten uit voor de opgeëiste persoon. Dit heeft er toe geleid dat de rechtbank op 19 april 2018 de volgende vragen heeft geformuleerd:
Wat betekent de overbevolking
Stara Zagora Prisonconcreet voor het aantal vierkante meter dat de opgeëiste persoon na feitelijke overlevering ter beschikking zal staan in die gevangenis?
Hoeveel uren per dag zou de opgeëiste persoon aan activiteiten buiten zijn cel kunnen besteden?
Hoeveel uren per dag moet hij in ieder geval op cel doorbrengen?
Is de
Neshkov workinggroupnog actief en zo ja, wat zijn hun bevindingen?
In een brief van 2 mei 2018 is door de
Prosecutor at Regional Prosecutor’s Office Stara Zagoraonder andere het volgende meegedeeld:
(…) Currently, the capacity of the prison building - town of Stara Zagora allows [opgeëiste persoon] to be provided with four square meters living area with private sanitary facility.
We are not able to specify how many hours per day [opgeëiste persoon] will spend out of his cell. This depends on his potential will and the capabilities of the prison administration to ensure his involvement in labor, educational and sports activities, specialized group work, interest clubs and other similar activities. Some limitation exists only as regards his inclusion in labour activities. For all other activities only the will of the imprisoned person is crucial. There is a separate common premise for each group of inmates where the imprisoned persons can spend their time from 06.00 am to 08.00 pm. Persons have physical activity opportunities in a gym built, also they can use a library.
With certainty Luckich will spend the time from 08:00 pm /evening check/ until 06:00 am on the next day /awake from sleep and morning check/ in his cell.
In implementation of the recommendations specified in the ruling in the “Neshkov and Others versus Bulgaria” case, legislative changes have been taken in 2016, in force since 07.01.2017. They concern the minimum living area of the inmates’ dormitory, their protection against torture, cruel, inhuman or degrading treatment, as well as the responsibility of the specialized bodies enforcing the sentence.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verstrekte informatie uit Bulgarije nog steeds onvoldoende is. Er is in Stara Zagora nog steeds sprake van overbevolking, terwijl onduidelijk blijft wat dit voor de situatie van de opgeëiste persoon betekent. De informatie is bovendien afkomstig van de verkeerde instantie, namelijk van het
Regional Prosecutor’s Office in Stara Zagora. Uit een andere Bulgaarse zaak blijkt immers dat een vergelijkbaar antwoord afkomstig is van het hoofd executie van strafvonnissen; dit lijkt de juiste autoriteit te zijn om deze informatie te verstrekken. De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd, dan wel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De redelijke termijn is overschreden.
4.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de rechtbank vastgestelde gevaar wordt weggenomen door alle aanvullende informatie zodat de overlevering kan worden toegestaan. De op 19 april 2018 geformuleerde vragen van de rechtbank zijn genoegzaam beantwoord. De officier van justitie heeft er op gewezen dat de
Neshkov working groupop dit moment niet meer actief is, maar dat deze werkgroep heeft geleid tot wetswijzigingen en verbeteringen in het gevangeniswezen. Bovendien heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaken Atanasov en Apostolov tegen Bulgarije [1] geoordeeld dat de nieuwe wettelijke regelingen die naar aanleiding van de uitspraak Neshkov en anderen tegen Bulgarije [2] zijn doorgevoerd, kunnen worden beschouwd als
effective remedyten aanzien van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in Bulgarije.
4.4
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de vragen uit de tussenuitspraak van 19 april 2018 genoegzaam zijn beantwoord. In de aanvullende informatie van 2 mei 2018 wordt vier vierkante meter aan
personal spacegegarandeerd. Activiteiten buiten de cel zijn mogelijk, met dien verstande dat dit (mede) afhankelijk is van de eigen motivatie van de opgeëiste persoon. De tijd die verplicht in de cel moet worden doorgebracht, is tussen 20:00 uur en 06:00 uur. De verstrekte informatie is afkomstig van de uitvaardigende justitiële autoriteit; het verweer dat deze informatie door een andere autoriteit gegeven had moeten worden, wordt daarom verworpen.
De vraag over de
Neshkov working groupis indirect beantwoord doordat is gewezen op de nieuwe wettelijke regelingen die zijn ingevoerd in reactie op de EHRM-uitspraak Neshkov en anderen tegen Bulgarije. Met de officier van justitie wijst de rechtbank voorts op de EHRM-uitspraak Atanasov en Apostolov tegen Bulgarije waaruit eveneens kan worden afgeleid waar de bevindingen van deze werkgroep toe hebben geleid.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van het CPT (Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing) van 4 mei 2018. De bevindingen in dit rapport geven geen aanleiding (nogmaals) aanvullende informatie op te vragen, hoewel de conclusie van het CPT omtrent met name corruptie ook voor onderhavige zaak een zorgelijk gegeven blijft –
corruption remains a serious issue in prisonsondanks
strong efforts to combat this phenomenon. Gelet op de genoegzame beantwoording van alle vragen is dit zorgelijke gegeven echter niet voldoende om vast te houden aan het voor de opgeëiste persoon vastgestelde reële gevaar voor een onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank wijst in dit verband ook op het oordeel van het EHRM in voornoemde zaak Atanasov en Apostolov tegen Bulgarije dat de nieuwe wettelijke regelingen die naar aanleiding van de uitspraak Neshkov en anderen tegen Bulgarije zijn doorgevoerd – niet alleen de
compensatory remedy, maar ook de
preventive remedy– kunnen worden beschouwd als
effective remedyten aanzien van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in Bulgarije. Een dergelijke nationale regeling kan worden betrokken bij de toets of sprake is van een reëel gevaar voor een onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 Handvest [3] .
Voorgaande overwegingen leiden tot de conclusie dat het eerder geconstateerde reële gevaar dat de opgeëiste persoon in detentie in Bulgarije onmenselijk of vernederend zal worden behandeld, is weggenomen. Het verweer wordt verworpen. Artikel 4 van het Handvest staat dus niet langer in de weg aan (de beslissing over) de overlevering.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de overleveringswet en ook overigens geen beletselen (meer) aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Openbaar Ministerie, Regionaal Parket te Stara Zagora (Bulgarije) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en H.G. van der Wilt rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 augustus 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.EHRM, 27 juni 2017, nummers 65540/16 en 22368/17.
2.EHRM, 27 januari 2015, nummers 36925/10, 21487/12, 72893/12, 73196/12, 77718/12 en 9717/13).
3.Vergelijk: Hof van Justitie EU, 25 juli 2018, C‑220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589.