Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Arrondissementsrechtbank te Ljubljana(Slovenië) op 15 januari 2018 (kenmerk I K 21726/2016).
4.Strafbaarheid, feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Strijd met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
Aan het stelsel van het EAB ligt het wederzijdse vertrouwen van de lidstaten ten grondslag “dat hun respectieve nationale rechtsordes in staat zijn een effectieve en gelijkwaardige bescherming te bieden van de op Unieniveau, in het bijzonder in het Handvest van de grondrechten, erkende grondrechten, zodat de personen tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd dus binnen de rechtsorde van de uitvaardigende lidstaat eventuele rechtsmiddelen kunnen aanwenden ter betwisting van de rechtmatigheid van de procedure van strafvervolging (…)” (HvJ EU 30 mei 2013, zaak C-168/13 PPU, ECLI:EU:C:2013:358 (Jeremy F.), punt 50). Nu het EAB strekt tot strafvervolging, zal de opgeëiste persoon zich dus bij de strafrechter in Luxemburg kunnen beroepen op zijn recht op berechting binnen een redelijke termijn.”
6.Strijd met artikel 7 Handvest
family life, daartoe verwijzend naar artikel 8 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (de rechtbank begrijpt: artikel 7 Handvest). De raadsvrouw heeft in dit kader aangevoerd dat de opgeëiste persoon een relatie heeft in Nederland en dat zijn familie in Nederland woont.
family lifelevert daarom geen beletsel op voor overlevering. Het verweer wordt verworpen.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Arrondissementsrechtbank te Ljubljana (Slovenië) ten behoeve van het in Slovenië tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.