ECLI:NL:RBAMS:2018:6006

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2018
Publicatiedatum
21 augustus 2018
Zaaknummer
6603800 CV EXPL 18-2103
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van overeenkomsten voor internetdiensten door kleine ondernemer zonder opzegvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Proximedia Nederland B.V. en een kleine ondernemer, aangeduid als [gedaagde]. De ondernemer had twee overeenkomsten met Proximedia gesloten voor internetdiensten, maar besloot deze te beëindigen zonder de contractueel vastgelegde opzegvergoeding van 40% van de resterende termijnbedragen te betalen. Proximedia vorderde betaling van een bedrag van € 3.924,75, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, omdat de ondernemer haar betalingsverplichtingen niet nakwam. De ondernemer betwistte de vordering en stelde dat Proximedia haar verplichtingen niet was nagekomen, met name met betrekking tot het 'responsive' maken van haar website.

De rechter oordeelde dat Proximedia in ernstige mate wanprestatie had gepleegd door de website van de ondernemer zonder haar goedkeuring online te zetten en niet te voldoen aan de verwachtingen die de ondernemer had bij het aangaan van de overeenkomsten. De rechter concludeerde dat de ondernemer op goede gronden de overeenkomsten had beëindigd en dat Proximedia geen recht had op de opzegvergoeding. De vordering van Proximedia werd afgewezen, met uitzondering van een reeds verzonden factuur van € 386,45. De proceskosten werden toegewezen aan de ondernemer, terwijl de vordering in reconventie van de ondernemer werd afgewezen.

Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van aanbieders van diensten om duidelijk te communiceren over hun producten en diensten, en de noodzaak om de verwachtingen van klanten serieus te nemen. De rechter stelde vast dat Proximedia niet had voldaan aan de redelijke verwachtingen van de ondernemer, wat leidde tot de beëindiging van de overeenkomsten zonder dat de ondernemer een opzegvergoeding verschuldigd was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6603800 CV EXPL 18-2103
vonnis van: 20 augustus 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Proximedia Nederland B.V.

gevestigd te Utrecht
eiseres in conventie, verweerster in reconventie
nader te noemen: Proximedia
gemachtigde: Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V.
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- dagvaarding van 15 januari 2018 met producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- instructievonnis;
- conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met producties;
- conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties;
- conclusie van dupliek in reconventie.
Vonnis is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Proximedia, tevens handelende onder (onder meer) de naam MKB Clickservice, is een bedrijf dat op internet gebaseerde producten en diensten aanbiedt.
1.2.
[gedaagde] exploiteert onder de naam [naam] een eenmanszaak waarmee zij ambachtelijk vervaardigde kaarten verkoopt.
1.3.
Op 31 juli 2017 heeft Proximedia zonder voorafgaand verzoek van [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] en daarbij haar diensten aangeboden. Daarbij heeft Proximedia in elk geval het woord ‘Google’ gebruikt.
1.4.
Op 3 augustus 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen (tenminste) een medewerker van Proximedia en [gedaagde] . Daarin heeft de medewerker eveneens verwezen naar Google.
1.5.
Tijdens bovengenoemd gesprek van 3 augustus 2017 heeft [gedaagde] twee formulieren ondertekend, met daarboven vermeld ‘
MKB Clickservice’en de aanduiding ‘
Duurovereenkomst voor bepaalde tijd’, waarbij [gedaagde] als ‘
de abonnee’ is aangeduid, waarop (onder meer) de gegevens van het bedrijf van [gedaagde] handmatig zijn ingevuld door een medewerker van Proximedia. De formulieren, met een identieke voorbedrukte tekst, bevatten voorts een aantal bedingen. De overeenkomsten zijn aangegaan voor de duur van vierentwintig maanden, ingaande de dag van ondertekening. Artikel 8 van de overeenkomst(en) bepaalt dat de abonnee bij tussentijdse opzegging een ‘opzeggingsvergoeding’ verschuldigd is van 40% van de nog niet vervallen termijnbedragen.
1.6.
Op het ene formulier staat onder ‘prestaties gekozen door de abonnee’ achter ‘
Landingspagina’s: ontwikkeling van landingspagina’s, SEO geoptimaliseerd’ onder de kop ‘
hoeveelheid’het cijfer ‘
5’ ingevuld, en achter ‘
Call Tracking’: speciaal traceerbaar telefoonnummer’het cijfer ‘
1’.
1.7.
Op het andere formulier staat onder ‘prestaties gekozen door de abonnee’ achter ‘
SEA: Aanmaak, beheer en opvolging van een Search Engine Advertising campagne’onder de kop ‘
hoeveelheid’het cijfer ‘
1’ ingevuld.
1.8.
Tijdens het gesprek van 3 augustus 2017 is tevens gesproken over het ‘responsive’ maken (het gebruiksvriendelijk maken voor mobiele telefoons, tablets e.d.) van de website van [gedaagde] , ‘onlinevisitekaarten.nl’.
1.9.
Op verzoek van Proximedia heeft [gedaagde] bij e-mailbericht d.d. 8 augustus 2017 het ‘verhuistoken’ voor het domein van bovenbedoelde website toegezonden. In dit bericht deelde zij verder (onder meer) mee:

Graag wil ik u nog eens benadrukken dat het mobielvriendelijk maken van mijn website[website]een voorwaarde voor mij was tijdens het kennismakingsgesprek met uw collega’s.’
Voorts vermeldt zij dat tijdens bedoeld gesprek uitdrukkelijk is afgesproken dat de website mobielvriendelijk zou worden gemaakt en dat zij daar tijdens het gesprek een aantal malen op teruggekomen is omdat dit belangrijk voor haar was.
1.10.
Bij e-mailbericht d.d. 23 augustus 2017 zond Proximedia aan [gedaagde] een link naar een versie van haar website met de mededeling dat dit een eerste opzet was van een ‘responsive’ website.
1.11.
Bij e-mailbericht d.d. 25 augustus 2017 reageerde [gedaagde] daarop met de mededeling:

Ik ben de moeilijkste echt niet maar als ik naar de opzet kijk dan lijkt het alsof er een kleuter op mijn toetsenbord heeft geramd en mijn website verpest heeft. Alles is uit proporties. Bijgaand het bestand ‘inpress’ waarop je kan zien hoe mijn website op mijn IPhone weergegeven wordt. Nu maak ik me ontzettende zorgen omdat bij het tekenen van het contract nadrukkelijk is beloofd om mijn website mobiel vriendelijk te maken.Ik stel voor om bij de standaarden van Google te blijven in onze samenwerking.Dit betekent dat als de mobiele versie een goedkeuring krijgt bij onderstaande link dat we verder gaan met de samenwerking.”
gevolgd door een link naar een testpagina ‘mobile-friendly’ van Google.
1.12.
Bij e-mailbericht van 30 augustus 2017 deelde Proximedia mee dat de zogenoemde ‘Landingspagina’s’ gereed waren, onder toezending van een link naar de betreffende webpagina’s. Tevens deelde Proximedia mee dat opnieuw gekeken was naar de ‘responsiveness’ van de eigen website van [gedaagde] en dat zij graag vernam of de aanpassingen naar wens waren.
1.13.
Bij e-mailbericht van gelijke datum deelde [gedaagde] mee dat zij geen tijd had om te reageren maar dit voor 8 september 2017 zou doen, met als afsluiting:

Tot deze tijd wil ik niet dat u of uw collega’s verdere inspanningen verrichten voor [naam] ’.
1.14.
Op 2 en 4 september 2017 verzond Proximedia aan [gedaagde] facturen voor bedragen van € 90,00, € 121,00 en € 175,45, zijnde in totaal € 386,45.
1.15.
Bij e-mailbericht d.d. 5 september 2017 deelde [gedaagde] aan Proximedia (onder meer) mee:

Ik verzoek jullie alle werkzaamheden per direct te stoppen. Ik heb totaal geen vertrouwen meer in uw bedrijf. De reden hiervoor is dat jullie mijn ernst voor het maken van de responsieve website totaal niet serieus nemen.’
Daarbij is [gedaagde] ingegaan op de gang van zaken rond het ‘responsive’ maken van haar website. Zij heeft een foto van de website volgens de nieuwe opzet meegezonden, met de mededeling ‘
zoals je kan zien ziet het er niet uit’.Voorts deelde zij mee dat zij niet begrijpt dat Proximedia dit aan klanten durft toe te sturen.
Eveneens deelde [gedaagde] mee dat de website(s) pas na haar goedkeuring online zouden worden gezet, en dat zij daarvoor geen goedkeuring had gegeven. Daarnaast deelde [gedaagde] mee de domeinnaam
[domeinnaam]terug te willen.
Het bericht bevat tevens de mededeling van [gedaagde] :

Ik wil daarom de samenwerking verbreken. Ik wil deze facturen wel betalen en daarna wil ik nooit meer wat van jullie horen’.
1.16.
Bij aangetekend verzonden brief d.d. 14 september 2017 heeft [gedaagde] een weergave gegeven van wat volgens haar de gang van zaken in de communicatie tussen (en prestaties van) partijen is geweest. Daarin deelde [gedaagde] onder meer mee dat zij had geconstateerd dat Proximedia nog steeds voor haar bedrijf adverteerde en dat de website
[domeinnaam]nog steeds online stond, zonder haar toestemming, dit alles ondanks het feit dat zij reeds op 30 augustus 2017 uitdrukkelijk had verzocht alle werkzaamheden te stoppen. Voorts maakte [gedaagde] melding van persoonlijke omstandigheden waardoor zij een ‘angst voor geld-issues’ heeft ontwikkeld, en klaagt zij er over dat Proximedia heeft getracht haar telefonisch te benaderen hoewel zij in haar
e-mail van 5 september 2017 uitdrukkelijk had medegedeeld uitsluitend een schriftelijke reactie te wensen.
1.17.
Bij e-mailbericht van 20 september 2017 deelde [gedaagde] aan Proximedia mee geconstateerd te hebben dat bovenbedoelde website – die vol onjuistheden staat – nog steeds online staat, en dat zij aan Proximedia een dwangsom zal opleggen van € 10.000,- per dag wanneer daar niet per die dag een einde aan wordt gemaakt.
1.18.
Bij e-mailbericht van 22 september 2017 heeft Proximedia medegedeeld het jammer te vinden dat [gedaagde] zich niet serieus genomen voelt en haar excuses daarvoor aangeboden. Voorts deelde Proximedia daarin (onder meer) mee dat de wettelijke bedenktijd van 14 dagen niet voor [gedaagde] als ondernemer gold en dat zij bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst(en) op grond van artikel 8 van de overeenkomst een bedrag van € 2.254,00 verschuldigd is. [gedaagde] werd verzocht binnen acht dagen mede te delen of zij de samenwerking wenste voort te zetten. Ten slotte bevatte dit bericht de mededeling:

Op uw verzoek hebben wij de diensten offline gehaald. Voor het verhuizen van de domeinnaam kunt u onderstaande gegevens gebruiken: (…).”
1.19.
Naar aanleiding van een klacht van [gedaagde] dat het onmogelijk bleek om haar domeinnaam te verhuizen omdat Proximedia de betreffende web-pagina’s nog online had staan deelde Proximedia op 19 oktober 2017 mee:

Wij hebben de domeinnaam en bestanden van de website offline gehaald.”
1.20.
Bij e-mail van 9 november 2017 deelde Proximedia aan [gedaagde] mee dat zij er van uitgaat dat [gedaagde] bij haar opzegging van 5 september 2017 blijft, dat dit betekent dat de opzegvergoeding wordt berekend over 22 maanden en dat [gedaagde] inclusief de reeds verzonden facturen in totaal een bedrag van
€ 3.385,04 verschuldigd is.
1.21.
Tijdens bovenbedoelde periode en daarna hebben partijen ook andere berichten aan elkaar en aan derden verzonden.

Vordering in conventie

2. Proximedia vordert in conventie dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 3.924,75, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 8 januari 2018, althans vanaf de dagvaarding, berekend over € 3.385,04, en van de proceskosten.
3. Aan deze vordering legt Proximedia onder meer ten grondslag – kort en zakelijk samengevat –dat [gedaagde] haar betalingsverplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomsten niet nakomt. Proximedia betwist dat zij haar verplichtingen niet zou zijn nagekomen. Zij heeft zich niet voorgesteld als ‘Google Nederland’, maar als ‘Google Partner’. [gedaagde] is de overeenkomsten onvoorwaardelijk aangegaan. Daarin staat uitdrukkelijk vermeld dat bij tussentijdse opzegging een opzegvergoeding verschuldigd is. Proximedia betwist voorts dat zij zich zou hebben verplicht om de website van [gedaagde] ‘responsive’ te maken, zij heeft slecht gezegd dat zij zou onderzoeken of dit mogelijk was. Proximedia heeft de website overigens wel ‘responsive’ gemaakt. Ook betwist Proximedia dat is afgesproken dat (de nieuwe versie van) de ‘responsive’ gemaakte website pas na goedkeuring van [gedaagde] online zou worden gezet. Hetzelfde geldt voor de zogenoemde ‘landingspagina’s’. Proximedia betwist bovendien dat deze online stonden. Tevens heeft [gedaagde] pas geklaagd over de landingspagina’s nadat zij de overeenkomst op 5 september 2017 had opgezegd. [gedaagde] heeft nimmer concreet aangegeven waar zij ontevreden over is, aldus – steeds – Proximedia.
4. [gedaagde] heeft de vordering van Proximedia in conventie gemotiveerd betwist. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

Vordering in reconventie

5. [gedaagde] vordert in reconventie:
dat Proximedia stopt met:
- haar wanpraktijken en wangedrag zodat het aantal klachten en rechtszaken verminderen;
- mensen op te lichten;
- het opzettelijk produceren van wanprestaties en deze te leveren aan hun klachten;
- het plegen van ‘smaadschrift’, zoals het met opzet wekenlang online laten van (kwalitatief slechte) website van [gedaagde] ;
- chanteren en ander wangedrag;
- agressieve en misleidende handelspraktijken;
- te verklaren tegenover de rechter in strijd met de waarheidsplicht;
en voorts om Proximedia te voordelen – uitvoerbaar bij voorraad – tot betaling van een schadevergoeding van € 690.000,- wegens – kort samengevat – het zonder toestemming van [gedaagde] online houden van (een versie van) haar website.
6. Ter onderbouwing van haar vordering verwijst [gedaagde] onder meer naar haar websites en naar andere publicaties, waarin derden ingaan op de wijze waarop Proximedia zaken doet, waaruit volgens haar blijkt dat Proximedia zich jegens haar klanten schuldig maakt aan bovenbedoeld gedrag. Tevens verwijst [gedaagde] naar haar correspondentie met Proximedia, waarin zij onder meer aanspraak maakt op een dwangsom van € 10.000,- per dag dat Proximedia de (kwalitatief slechte) website(s) van [gedaagde] online liet staan.
7. Proximedia voert gemotiveerd verweer tegen de vordering in reconventie van [gedaagde] , waarop hierna voor zover relevant nader zal worden ingegaan.

Beoordeling

8. De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
9. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] op 5 september 2017 gronden had om de overeenkomsten tussen partijen met onmiddellijke ingang te beëindigen, of zij in verband daarmee een over de resterende termijnen berekende opzegvergoeding verschuldigd is en of (en zo ja, in hoeverre) zij de door Proximedia aan haar gefactureerde overige bedragen verschuldigd is. Bij de beoordeling daarvan zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
10. Als onbetwist staat vast dat Proximedia [gedaagde] telefonisch heeft benaderd via ‘cold calling’. Proximedia wist derhalve dat [gedaagde] relatief onvoorbereid aan het eerste gesprek op 3 augustus 2017 begon. Dat brengt mee dat het op de weg van Proximedia lag om zo exact mogelijk duidelijk te maken wat zij aan diensten en producten had te bieden en wat [gedaagde] wel of niet mocht verwachten.
11. Of de betreffende medewerker(s) van Proximedia zich in de eerste contacten met [gedaagde] heeft (hebben) gepresenteerd als medewerkers van ‘Google Nederland’ (zoals door [gedaagde] gesteld) of van een ‘Google Partner’ (zoals door Proximedia gesteld) kan in het midden blijven. In beide gevallen mocht [gedaagde] verwachten dat zij te maken had met een professionele organisatie die aan hoge standaarden van kwaliteit voldeed, zowel ten aanzien van de communicatie als ten aanzien van de producten en diensten.
12. In haar e-mailberichten van 8 en 25 augustus 2017 aan Proximedia heeft [gedaagde] een uitdrukkelijk beroep gedaan op met Proximedia gemaakte afspraken inhoudende dat Proximedia zou zorgdragen voor het op korte termijn ‘responsive’ maken van de website van [gedaagde] . In haar daarop volgende e-mailberichten heeft Proximedia dit niet betwist. Wel heeft Proximedia links toegezonden naar een versie van de website waarvan zij stelde dat zij deze ‘responsive’ had gemaakt. Gelet op deze omstandigheden wordt de enkele betwisting door Proximedia dat was afgesproken dat zij de website ‘responsive’ zou maken als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Uitgangspunt vormt dat Proximedia zich daartoe wel had verplicht bij de met [gedaagde] gemaakte afspraken.
13. Uit de bovengenoemde e-mailberichten van [gedaagde] moet het Proximedia duidelijk zijn geworden dat het ‘responsive’ maken van de betreffende website voor [gedaagde] zeer belangrijk was en dat het feit dat Proximedia daarvoor zorg zou dragen voor [gedaagde] een belangrijke reden voor het aangaan van de overeenkomsten vormde.
14. In haar e-mail van 25 augustus 2017 en de daarbij gevoegde bijlagen heeft [gedaagde] duidelijk aangegeven waarom zij de door Proximedia opgeleverde versie van de ‘responsive’ gemaakte website beneden alle peil vond. Daarop is geen inhoudelijke reactie van Proximedia gekomen, anders dan dat zij op 30 augustus 2017 een link naar een nieuwe versie daarvan toezond. Gelet op de door [gedaagde] daarvan overgelegde afbeeldingen, die in zoverre niet door Proximedia zijn betwist, heeft [gedaagde] op goede gronden kunnen oordelen dat ook die nieuwe versie niet voldeed aan de esthetische eisen die in redelijkheid gesteld mogen worden aan een website waarmee een bedrijf als dat van [gedaagde] zich presenteert aan het publiek. Uit de door [gedaagde] overgelegde en in zoverre niet betwiste afbeelding blijkt immers dat de verschillende ‘keuzetoetsen’ op de website ongelijk van grootte waren, niet uitgelijnd waren en deels over elkaar heen dan wel direct tegen elkaar aan lagen.
15. Proximedia heeft niet betwist dat zij de ‘responsive’ gemaakte versie van de website zonder goedkeuring van [gedaagde] online heeft gezet. Nadat [gedaagde] daarover op 5 september 2017 had geklaagd heeft Proximedia dit pas op 22 september 2017 ongedaan gemaakt, althans aan [gedaagde] medegedeeld dat zij dit had gedaan ( [gedaagde] heeft overigens betwist dat dit toen is gebeurd). Proximedia voert thans aan dat partijen niet zijn overeengekomen dat de nieuwe versie pas na goedkeuring van [gedaagde] online zouden worden gezet, maar dat verweer kan haar niet baten. Proximedia moet hebben beseft dat een website als de onderhavige voor een bedrijf(je) als dat van [gedaagde] het visitekaartje is waarmee zij zich aan haar potentiële klanten presenteert. Het is inherent aan dit karakter van de website dat een derde zoals Proximedia deze niet zonder toestemming van [gedaagde] openbaar mag maken en dit moet ook zonder uitdrukkelijke bepaling daartoe in de overeenkomst tussen partijen besloten worden geacht.
16. Ten slotte is van belang dat Proximedia [gedaagde] heeft overgehaald twee overeenkomsten aan te gaan die voor [gedaagde] langdurig relatief hoge financiële verplichtingen meebrachten – zeker voor een klein bedrijf als dat van [gedaagde] – zonder dat Proximedia vooraf voldoende duidelijk heeft gemaakt wat [gedaagde] in ruil daarvoor precies mocht verwachten. Dat namens Proximedia in het gesprek op 3 augustus 2017 een mondelinge toelichting is gegeven doet niet af aan het voorgaande, nu het een (in elk geval voor [gedaagde] ) onbekende en ingewikkelde materie betreft. Van een professionele partij als Proximedia mag bij een overeenkomst tussen partijen als de onderhavige worden verlangd dat zij schriftelijk en ondubbelzinnig vastlegt wat [gedaagde] mag verwachten aan producten en diensten van Proximedia, op welke termijn en onder welke voorwaarden (zoals wie zou bepalen of een website online zou gaan) dat het geval zou zijn. Afgezien van de onder 1.6 en 1.7 geciteerde omschrijvingen op de overeenkomstformulieren, die voor een niet-deskundige weinig zeggend zijn, heeft Proximedia daarover echter niets vastgelegd. Voor zover Proximedia niet bereid was om te voldoen aan redelijke verwachtingen van [gedaagde] die [gedaagde] op grond van de omstandigheden en de uitlatingen van partijen redelijkerwijs mocht hebben, dient dit dan ook voor risico van Proximedia te komen.
17. De door [gedaagde] uitgesproken verwachtingen om op korte termijn na 3 augustus 2017 te kunnen beschikken over een eigen website die niet alleen ‘responsive’ was, maar die ook overigens (in elk geval voor wat betreft het uiterlijk) van voldoende kwaliteit was, waren niet onredelijk. Hetzelfde geldt voor de verwachting van [gedaagde] dat een nieuwe versie van haar website pas online zou worden gezet nadat zij daarvoor goedkeuring had gegeven. Gelet op het voorgaande, in het bijzonder hetgeen bij r.o. 15 is overwogen, mocht [gedaagde] ook verwachten dat Proximedia aan deze voorwaarden zou voldoen. Zij heeft in elk geval in haar e-mailbericht van 8 augustus 2017 kenbaar gemaakt dat dit voor haar een urgente kwestie was en een voorwaarde voor het aangaan van de overeenkomst – zonder dat dit tot een directe inhoudelijke reactie van Proximedia heeft geleid.
18. Het onder 1.11 bedoelde e-mailbericht d.d. 25 augustus 2017 van [gedaagde] aan Proximedia valt bezwaarlijk anders te duiden dan een ingebrekestelling in die zin dat zij daarin gemotiveerd aan Proximedia kenbaar heeft gemaakt dat zij de door Proximedia geproduceerde ‘responsive’ versie van de website een grove wanprestatie acht, dat zij op korte termijn een kwalitatief voldoende prestatie verlangt en dat zij voortzetting van de overeenkomst laat afhangen van de vraag of daaraan wordt voldaan. Voor wat betreft de kwaliteit van de op 25 augustus 2017 gepresenteerde versie van de website heeft Proximedia niet betwist dat deze niet aan de standaarden voor het ‘responsive’ zijn van een website van Google – de door het publiek meest gebruikte zoekmachine – voldeed.
19. Op 5 september 2017 was de situatie als volgt. [gedaagde] had een tweede versie van de (volgens Proximedia) ‘responsive’ gemaakte website ontvangen. Deze leed aan de bij r.o. 14. bedoelde duidelijk zichtbare tekortkomingen. [gedaagde] mocht redelijkerwijs concluderen dat een dergelijk onprofessioneel ogende website niet geschikt was om zich aan potentiële klanten te presenteren. Uit het feit dat Proximedia dit als een verbeterde versie presenteerde, ondanks de hiervoor bedoelde ingebrekestelling d.d. 25 augustus 2017, mocht [gedaagde] redelijkerwijs de conclusie trekken dat Proximedia haar, althans haar gerechtvaardigde verwachtingen, niet serieus nam en daardoor tekort schoot in het in acht nemen van de bij de uitvoering van de overeenkomst geldende maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Voorts was het [gedaagde] duidelijk geworden dat de betreffende website zonder haar goedkeuring online stond. Zoals [gedaagde] heeft aangevoerd had dit als gevolg dat potentiële klanten werden geconfronteerd met een niet professioneel ogende website, hetgeen ernstige gevolgen kon hebben voor haar reputatie. En dit alles na een uitdrukkelijke waarschuwing op 25 augustus 2017 dat een voortdurende wanprestatie gevolgen zou hebben voor het voortduren van de overeenkomsten.
20. Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] op 5 september 2017 redelijkerwijs de conclusie kunnen trekken dat Proximedia in ernstige mate wanprestatie pleegde, althans dat de gedragingen en prestaties zodanig waren dat het vertrouwen van [gedaagde] dat nodig was voor een vruchtbare voortzetting van de overeenkomst onherstelbaar was geschonden. Dat betekent dat [gedaagde] op 5 september 2017 op goede gronden de overeenkomsten tussen partijen heeft beëindigd.
21. Uit de door [gedaagde] in haar e-mailbericht van 5 september 2017 gebruikte bewoordingen heeft Proximedia kunnen en behoren te begrijpen dat zij de overeenkomsten tussen partijen wenste te ontbinden wegens aan Proximedia toe te rekenen tekortkomingen. Zoals uit het voorgaande volgt had [gedaagde] daartoe voldoende gronden. Op grond van artikel 8.3 van de overeenkomsten kan Proximedia in een dergelijk geval geen aanspraak maken op de ‘opzegvergoeding’ van 40% over de resterende termijnbedragen.
22. Voor het geval de mededelingen in het e-mailbericht van [gedaagde] d.d. 5 september 2017 niet als een beroep op ontbinding kwalificeren, kunnen zij in elk geval worden aangemerkt als een opzegging met onmiddellijke ingang. Nu de reden daarvan gelegen is in aan Proximedia verwijtbare gedragingen, die het noodzakelijke vertrouwen van [gedaagde] in een vruchtbare samenwerking onherstelbaar hebben doen verdwijnen, moet een beroep van Proximedia op het beding in artikel 8 van de overeenkomsten betreffende de ‘opzegvergoeding’ naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar worden geacht. Hetzelfde heeft te gelden voor de vordering van Proximedia van termijnbedragen over de periode na 5 september 2017.
23. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat zij had afgesproken dat Proximedia pas zou factureren nadat de websites met haar goedkeuring online waren gezet. Proximedia heeft echter verwezen naar artikel 3 van de overeenkomsten, waarin is bepaald dat Proximedia de overeengekomen termijnbedragen zal factureren vanaf één maand na datum van ondertekening daarvan. Nu [gedaagde] niet (voldoende concreet) heeft onderbouwd dat partijen daarvan zijn afgeweken dient er van uit te worden gegaan dat Proximedia begin september 2017 terecht facturen voor termijnbedragen heeft verzonden.
24. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van Proximedia worden afgewezen behoudens voor zover zij betrekking heeft op de op 5 september 2017 reeds verzonden facturen tot een totaalbedrag van € 386,45.
25. Proximedia wordt als de in conventie in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] in conventie belast.
26. Voor zover [gedaagde] vordert dat Proximedia zal worden veroordeeld om te stoppen met bepaalde gedragingen als omschreven in haar conclusie van eis in reconventie zijn deze niet toewijsbaar, reeds omdat deze te ruim zijn omschreven en niet duidelijk is welk eigen concreet belang [gedaagde] daarbij heeft.
27. Voor zover [gedaagde] vordert dat Proximedia zal worden veroordeeld tot het aan haar betalen van een bedrag aan schadevergoeding is deze vordering onvoldoende concreet onderbouwd. [gedaagde] heeft gesteld dat zij haar domeinnaam in de periode 30 augustus 2017 tot en met 6 november 2017 niet nuttig heeft kunnen gebruiken, en zij vordert daarom over 69 dagen een dwangsom van € 10.000,- per dag als aangezegd op 20 september 2017. Het enkele feit dat [gedaagde] op 20 september 2017 aan Proximedia heeft medegedeeld dat zij een dwangsom van € 10.000,- per dag zal ‘opleggen’ bij voortduring van het online staan van haar website, vormt echter onvoldoende grond voor toewijzing van een daarop gebaseerde vordering. Dat en in hoeverre [gedaagde] concreet schade heeft geleden als gevolg van de handelswijze van Proximedia heeft zij niet nader uiteengezet. Een en ander brengt mee dat ook deze vordering van [gedaagde] niet toewijsbaar is.
28. Gelet op de uitkomst van de procedure in reconventie zal g worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie van Proximedia. Gelet op het feit dat het debat tussen partijen in reconventie samen is gevallen met dat in conventie (ook in de conclusie van dupliek in reconventie is Proximedia ingegaan op de discussie die in conventie is gevoerd) zullen deze kosten worden begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
In conventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt Proximedia in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 50,00 inclusief eventueel verschuldigde BTW;
veroordeelt Proximedia tot betaling van een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, onder de voorwaarde Proximedia niet binnen veertien dagen na aanschrijving tot nakoming volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis eerst na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden, een en ander, voor zover van toepassing, inclusief BTW;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Proximedia tot op heden begroot op € 0,00.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.