ECLI:NL:RBAMS:2018:6004

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
21 augustus 2018
Zaaknummer
6891909 CV EXPL 18-10110
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in huurovereenkomst; vorderingen tot voortzetting afgewezen, contactverbod toegewezen met lijfsdwang

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in een incident dat volgde op een eerder kort geding. De eiser in conventie, een ondernemer die gebruik maakte van de kantoorfaciliteiten van WeWork, vorderde voorlopige voorzieningen, waaronder de voortzetting van de huurovereenkomst en toegang tot het gebouw van WeWork. De eiser stelde dat hij schade leed door het ontzeggen van toegang en vorderde een voorschot op schadevergoeding van € 15.000,00. WeWork, de gedaagde, voerde aan dat de eiser hen juridisch stalkte en vroeg om een verbod op nieuwe procedures en contact met hun medewerkers.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser in conventie afgewezen, omdat deze in wezen dezelfde vorderingen betroffen als eerder in een kort geding waren afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen nieuwe feiten waren die een ander oordeel rechtvaardigden. Aan de andere kant heeft de kantonrechter het verzoek van WeWork om een contactverbod toegewezen, omdat de eiser zich niet aan het verzoek had gehouden om alleen via de advocaten van WeWork te communiceren. De rechter oordeelde dat de eiser misbruik maakte van zijn procesrecht door herhaaldelijk dezelfde vorderingen in te dienen zonder nieuwe feiten aan te voeren.

De rechter heeft de verboden versterkt met lijfsdwang, omdat het opleggen van een dwangsom in dit geval niet effectief zou zijn. De beslissing over de proceskosten is aangehouden, en de hoofdzaak is verwezen naar de rol van 30 augustus 2018 voor een conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6891909 CV EXPL 18-10110
vonnis van: 9 augustus 2018
fno.: 493

incidenteel vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser in conventie]

wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, verweerder in reconventie
nader te noemen: [eiser in conventie]
procederend in persoon
t e g e n

de besloten vennootschap WW Metropool B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: WeWork
gemachtigden: mr. B.A. Keizers en mr. M.H.R.N.Y. Cordewener

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- de dagvaarding van 24 april 2018 met bijlagen;
- een niet uitgebrachte dagvaarding met bijlagen;
- een incidentele conclusie tot het treffen van voorlopige voorzieningen met bijlagen;
- een rolmededeling met betrekking tot de mondelinge behandeling van het incident;
- een rolmededeling met de datum voor de mondelinge behandeling van het incident en uitstel voor de conclusie van antwoord in de hoofdzaak;
- een toevoeging eis incidentele vordering;
- een bezwaar/aanpassing/vermeerdering/vermindering van eis in het incident met bijlagen;
- een conclusie van antwoord in het incident met bijlagen, houdende een incidentele eis in reconventie;
- een akte wijziging eis;
- een toevoeging eis met bijlagen.
Op 3 juli 2018 heeft de mondelinge behandeling van het incident plaatsgevonden. [eiser in conventie] was in persoon aanwezig. Namens WeWork waren aanwezig [naam 1] , alsmede de gemachtigden. Partijen hebben zittingsaantekeningen overgelegd.
Daarna is vonnis bepaald in het incident en tevens is een datum bepaald voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft [eiser in conventie] een wrakingsverzoek ingediend, waarmee de behandeling van rechtswege is geschorst. Het wrakingsverzoek door de wrakingskamer van de rechtbank gegrond verklaard, waarna de behandeling van de zaak door een andere kantonrechter is overgenomen en is bepaald dat de mondelinge behandeling van het incident zal worden voortgezet. Op voorhand zijn door [eiser in conventie] een schriftelijk verweer tegen de incidentele eis in reconventie en een wijziging van eis in het incident ingediend, beide stukken met bijlagen. De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2018. [eiser in conventie] is weer verschenen in persoon en WeWork bij haar directeur [naam 1] en haar gemachtigden. Partijen hebben het woord hebben gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities, die van [eiser in conventie] met bijlagen. Daarna is andermaal een datum voor vonnis bepaald in het incident en is de hoofdzaak verwezen naar de rol van 30 augustus 2018 voor antwoord.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

In het incident

Feiten

1. Als erkend dan wel onvoldoende weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiser in conventie] is ondernemer en exploiteert een eenmanszaak onder de naam [naam eenmanszaak] .
1.2.
WeWork exploiteert in [plaats] aan de [adres] een gebouw waarin ondernemers gebruik kunnen maken van aldaar aanwezige kantoorfaciliteiten.
1.3.
Op 17 maart 2016 is tussen [eiser in conventie] en WeWork een overeenkomst gesloten. Op grond van die overeenkomst maakte [eiser in conventie] met ingang van 1 april 2016 gebruik van de kantoorfaciliteiten van WeWork in het gebouw aan [adres] tegen betaling van € 235,-- per maand.
1.4.
WeWork heeft de overeenkomst van 17 maart 2016 in september 2016 opgezegd. Zij heeft [eiser in conventie] vanaf 23 september 2016, 17.30 uur, de toegang tot het gebouw ontzegd.
1.5.
Bij kort geding vonnis van 3 november 2016 is WeWork veroordeeld om [eiser in conventie] toegang te verlenen en de overeenkomst tussen partijen na te komen en voort te zetten totdat daaraan op rechtsgeldige wijze een einde is gekomen, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
1.6.
Bij brief van 31 mei 2017 heeft WeWork aan [eiser in conventie] medegedeeld dat zij de overeenkomst van 17 maart 2016 opzegt en dat [eiser in conventie] op 31 augustus 2017 de keycards, sleutels en andere zaken bij WeWork dient in te leveren.
1.7.
Bij kort geding vonnis van 31 augustus 2017 is WeWork veroordeeld om de overeenkomst tussen haar en [eiser in conventie] ook na 31 augustus 2017 voort te zetten voor een periode van twee maanden na 31 augustus 2017, met bepaling dat deze verplichting vervalt indien [eiser in conventie] niet uiterlijk binnen de termijn als bedoeld in artikel 7:230a lid 1 laatste zin BW, het in dat artikellid bedoelde verzoek tot huurbescherming heeft ingediend, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
1.8.
[eiser in conventie] heeft tijdig een verzoek tot huurbescherming ingediend. Dat verzoek is behandeld ter zitting van 9 januari 2018. In het proces-verbaal van die zitting is een door [eiser in conventie] en (namens WeWork) door [naam 1] ondertekende vaststellingsovereenkomst (schikking) vastgelegd. In de vaststellingsovereenkomst is voor zover hier van belang bepaald dat de overeenkomst van 17 maart 2016 met ingang van 1 juni 2018 met wederzijds goedvinden wordt beëindigd of zoveel eerder als partijen overeenkomen.
In het proces-verbaal is verder vermeld dat [eiser in conventie] , voorafgaand aan ondertekening van de vaststellingsovereenkomst, telefonisch overleg heeft gevoerd met zijn toenmalige raadsman.
1.9.
[eiser in conventie] heeft op 10 en 11 januari 2018 en op 12 april 2018 de vernietiging ingeroepen van de vaststellingsovereenkomst op grond van, kort gezegd, dwaling.
1.10.
[eiser in conventie] heeft in kort geding voortzetting van de huurovereenkomst na 1 juni 2018 gevorderd en veroordeling van WeWork tot betaling van een voorschot op schadevergoeding van € 10.000,00. Deze vorderingen zijn bij vonnis van 2 mei 2018 afgewezen.
1.11.
Per 1 juni 2018 heeft [eiser in conventie] geen toegang meer tot het gebouw aan de [adres] . Zijn eigendommen zijn (deels door hemzelf en deels door de deurwaarder) verwijderd.

Vordering en tegenvordering in het incident

vordering
2. De kantonrechter begrijpt [eiser in conventie] zo dat hij de volgende voorlopige voorzieningen vordert. De huurovereenkomst tussen [eiser in conventie] en WeWork dient te worden voortgezet en hij dient toegang te krijgen tot het gebouw van WeWork. Doordat [eiser in conventie] al een tijd niet in het gehuurde kan, lijdt hij schade. Hij kan immers niet werken. Zijn cursisten hebben het cursusgeld onbetaald gelaten, dan wel het reeds betaalde cursusgeld teruggevorderd. Als voorschot op de schade dient WeWork € 15.000,00 te betalen. [eiser in conventie] acht zich om verschillende redenen niet gehouden aan de ter zitting van 9 januari 2018 getroffen schikking en is van mening dat WeWork wanpresteert, dan wel onrechtmatig jegens hem handelt door hem de toegang tot het gebouw te (blijven) ontzeggen.
3. Volgens [eiser in conventie] zijn er verschillende juridische gronden die leiden tot de conclusie dat nog altijd een huurovereenkomst met WeWork bestaat, zodat hij ook moet worden toegelaten. Dat hij schade heeft geleden is duidelijk; in 2017 had hij een mooie omzet en nu kan dat niet meer.
tegenvordering
4. WeWork vordert - kort gezegd - om [eiser in conventie] een verbod op te leggen om nieuwe procedures tegen WeWork te starten tijdens de aanhangige bodemprocedure en een verbod om rechtstreeks contact te onderhouden met WeWork. Hierop zou een dwangsom gesteld moeten worden, althans een andere maatregel met preventieve werking, ter zitting van 2 augustus 2018 nader geconcretiseerd als lijfsdwang.
5. Volgens WeWork is sprake van juridische stalking door [eiser in conventie] en een tsunami aan procedures, hetgeen leidt tot onevenredig hoge kosten voor WeWork, terwijl [eiser in conventie] vrijwel geen kosten maakt. Bovendien worden medewerkers van WeWork lastig gevallen met een aanhoudende stroom e-mails en bijlagen. Ook worden regelmatig klanten van WeWork lastig gevallen door [eiser in conventie] .

Verweer

6. Partijen voeren over en weer verweer. Op hetgeen zij naar voren hebben gebracht, zal hierna worden ingegaan voor zover dat voor de beoordeling van belang is.

Beoordeling van de vordering en de tegenvordering.

7. [eiser in conventie] vordert in wezen hetzelfde als in het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 2 mei 2018, enkel het gevorderde voorschot op de schadevergoeding is hoger. De goede procesorde verzet zich ertegen dat [eiser in conventie] op deze manier met een provisionele vordering, vergelijkbaar met een kort geding (binnen de inmiddels aanhangige bodemprocedure), nogmaals dezelfde vorderingen tegen dezelfde wederpartij instelt. Als hij het met het vonnis van 2 mei 2018 niet eens was, dan had [eiser in conventie] hiertegen hoger beroep moeten instellen. Hieraan doet niet af dat de grondslag(en) voor de vorderingen op onderdelen zijn gewijzigd dan wel aangevuld, ook daarvoor bestaat in hoger beroep immers ruimte. Nieuwe feiten die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden dan reeds in kort geding gegeven, zijn niet gesteld of gebleken.
8. De vorderingen van [eiser in conventie] in het incident zullen dan ook worden afgewezen.
9. Het door WeWork gevorderde contactverbod is toewijsbaar. WeWork heeft voldoende onderbouwd dat haar medewerkers vrijwel dagelijks worden bestookt met e-mails en stukken. Ondanks het verzoek om enkel met de advocaten van WeWork te communiceren, is [eiser in conventie] hiermee doorgegaan. [eiser in conventie] heeft aangevoerd dat hij bang is dat zijn communicatie niet aankomt als WeWork van advocaat zou wisselen. Dat is echter onvoldoende grond om aan het redelijke verzoek van WeWork niet tegemoet te komen, al was het maar omdat uit niets blijkt dat WeWork van advocaat is gewisseld of voornemens is dat te doen. Tenslotte is van belang dat [eiser in conventie] zich ter zitting bereid heeft verklaard voortaan enkel met de advocaat van WeWork te communiceren.
10. Het recht op toegang tot de rechter is een fundamenteel recht, zodat bij inperking daarvan terughoudendheid geboden is. Voor toewijzing van het door WeWork gevorderde procedeerverbod is slechts ruimte, als [eiser in conventie] misbruik maakt of dreigt te maken van zijn bevoegdheid tot procederen. Daarvan kan in het bijzonder sprake zijn bij het instellen van evident ongegronde of reeds eerder afgewezen vorderingen, terwijl geen sprake is van nieuwe feiten.
11. Van een dergelijke vordering is met het ingestelde incident sprake. Daarmee zijn immers reeds afgewezen vorderingen opnieuw aan de rechter voorgelegd, terwijl intussen ook de juiste weg van een bodemprocedure was ingeslagen. Bovendien is gebleken dat [eiser in conventie] inmiddels ook weer nieuwe verzoekschriften heeft ingediend over in wezen steeds dezelfde kwestie. De kantonrechter acht het dan ook verantwoord om een verbod op te leggen tot het opnieuw instellen van nieuwe (incidentele) vorderingen of het indienen van nieuwe verzoeken tegen WeWork die betrekking hebben op een kwestie die partijen in onderhavige bodemprocedure verdeeld houdt. De kantonrechter zal de verboden versterken met lijfsdwang. Het opleggen van dwangsommen is in dit geval geen zinvolle prikkel tot nakoming, nu [eiser in conventie] niet over financiële middelen beschikt en tot de WSNP is toegelaten. Bovendien zou het met succes voltooien van de WSNP daardoor in gevaar kunnen komen. De verboden eindigen zodra de bodemprocedure is geëindigd.
12. De beslissing over de proceskosten in het incident zal worden aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
in het incident
wijst de vorderingen van [eiser in conventie] af;
verbiedt [eiser in conventie] totdat de onderhavige bodemprocedure is geëindigd nieuwe procedures of incidenten aanhangig te maken die tot onderwerp hebben een kwestie die partijen in de onderhavige procedure verdeeld houdt;
verbiedt [eiser in conventie] op welke manier dan ook rechtstreeks contact op te nemen met (medewerkers van) WeWork, totdat de onderhavige bodemprocedure is geëindigd;
bepaalt dat [eiser in conventie] bij overtreding van (een van) deze verboden na de betekening van dit vonnis gedurende drie maanden in gijzeling kan worden genomen;
verklaart de beslissingen onder II, III en IV uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing over de proceskosten aan;
in de hoofdzaak
bepaalt dat WeWork een conclusie van antwoord kan nemen op de rol van
30 augustus 2018;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.