In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in een incident dat volgde op een eerder kort geding. De eiser in conventie, een ondernemer die gebruik maakte van de kantoorfaciliteiten van WeWork, vorderde voorlopige voorzieningen, waaronder de voortzetting van de huurovereenkomst en toegang tot het gebouw van WeWork. De eiser stelde dat hij schade leed door het ontzeggen van toegang en vorderde een voorschot op schadevergoeding van € 15.000,00. WeWork, de gedaagde, voerde aan dat de eiser hen juridisch stalkte en vroeg om een verbod op nieuwe procedures en contact met hun medewerkers.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser in conventie afgewezen, omdat deze in wezen dezelfde vorderingen betroffen als eerder in een kort geding waren afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen nieuwe feiten waren die een ander oordeel rechtvaardigden. Aan de andere kant heeft de kantonrechter het verzoek van WeWork om een contactverbod toegewezen, omdat de eiser zich niet aan het verzoek had gehouden om alleen via de advocaten van WeWork te communiceren. De rechter oordeelde dat de eiser misbruik maakte van zijn procesrecht door herhaaldelijk dezelfde vorderingen in te dienen zonder nieuwe feiten aan te voeren.
De rechter heeft de verboden versterkt met lijfsdwang, omdat het opleggen van een dwangsom in dit geval niet effectief zou zijn. De beslissing over de proceskosten is aangehouden, en de hoofdzaak is verwezen naar de rol van 30 augustus 2018 voor een conclusie van antwoord.