ECLI:NL:RBAMS:2018:5931

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
13/701972-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de ISD-maatregel na tussentijdse toetsing

Op 14 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/701972-17, betreffende de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel opgelegd aan de veroordeelde. De ISD-maatregel was eerder opgelegd voor de duur van twee jaren, en de rechtbank heeft de voortzetting van deze maatregel beoordeeld. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het vonnis van 13 oktober 2017 en de stand van uitvoering van het verblijfsplan. Tijdens de zitting op 31 juli 2018 zijn de officier van justitie, de raadsvrouw van de veroordeelde en een deskundige gehoord. De deskundige adviseerde om de ISD-maatregel voort te zetten, omdat de problematiek van de veroordeelde onveranderd was en het recidiverisico hoog bleef. De veroordeelde had meerdere keren geweigerd mee te werken aan gesprekken met psychologen en aan de totstandkoming van een behandelplan, wat leidde tot stagnatie in zijn ISD-traject. De rechtbank concludeerde dat de stagnatie voornamelijk te wijten was aan de opstelling van de veroordeelde zelf, en dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de beveiliging van de maatschappij en de behandeling van de problematiek van de veroordeelde. De rechtbank heeft daarom besloten de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/701972-17 (tussentijdse toets)
Datum uitspraak: 14 augustus 2018
BESCHIKKING
Beschikking op de bij het vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, van 13 oktober 2017 bepaalde tussentijdse toetsing van de opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren aan:
[veroordeelde] ,(hierna veroordeelde)
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
gedetineerd in [plaats detentie] .

1.1. Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2017;
  • de stand van uitvoering van het verblijfsplan van 18 mei 2018;
  • de stand van uitvoering van het verblijfsplan van 20 juli 2018.
Op 8 juni 2018 heeft de rechtbank een beschikking gewezen waarin staat vermeld dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank heeft de casemanager ISD bij [plaats detentie] (hierna: [plaats detentie] ) verzocht om vier vragen te beantwoorden. In afwachting van een reactie op deze vragen is het onderzoek geschorst. Naar aanleiding van de hiervoor genoemde beschikking is een aanvullend verslag “Stand van uitvoering van het verblijfsplan van 20 juli 2018” opgemaakt.
De rechtbank heeft op 31 juli 2018 de officier van justitie, mr. J. Ang, en de gemachtigd raadsvrouw van veroordeelde, mr. M. Rijser, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige J.M. Babel, casemanager ISD bij de [plaats detentie] , in openbare raadkamer gehoord.
De deskundige heeft verklaard dat de [plaats detentie] adviseert om de ISD-maatregel voort te zetten, omdat de problematiek door de weigerachtige houding van veroordeelde onveranderd is gebleven en het recidiverisico hiermee onveranderd hoog is. In afwachting van plaatsing in een kliniek heeft hij in de periode maart tot en met mei jl. ondersteunende gesprekken met een externe psycholoog aangeboden gekregen. Deze gesprekken heeft veroordeelde stelselmatig geweigerd. Vanaf maart heeft de inrichtingspsycholoog geen direct contact meer gehad met veroordeelde, dit is echter een logisch gevolg gezien het feit dat de ondersteunende gesprekken zijn overgedragen aan de externe psycholoog. Nadat veroordeelde gedurende een periode gesprekken heeft geweigerd, gaf hij op 6 juni 2018 aan open te staan voor een gesprek met de psycholoog. Veroordeelde is daarop per direct op de wachtlijst voor gesprekken met de psycholoog geplaatst en hiervan op de hoogte gebracht. Vervolgens liet veroordeelde weten niet meer bereid te zijn om mee te werken aan een klinische plaatsing of aan een ambulante behandeling binnen de [plaats detentie] . Doordat veroordeelde heeft geweigerd mee te werken aan de totstandkoming van een behandelplan en meerdere aangeboden klinieken heeft geweigerd is geen behandelplan opgesteld. De aanmelding voor een klinische plaatsing is stopgezet, omdat veroordeelde weigert in een kliniek geplaatst te worden.
De resterende tijd van de maatregel moet volgens de deskundige benut worden voor beveiliging van de maatschappij en het regelen van praktisch maatschappelijke zaken aan het einde van de maatregel zoals wonen en inkomen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit de verslagen blijkt dat veroordeelde niet meewerkt en dat hij voorwaarden stelt bij het plaatsen in een bepaalde kliniek terwijl hij niet in de positie is om dergelijke eisen te stellen. De officier van justitie meent dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel moet worden voortgezet, omdat de beveiliging van de maatschappij en de behandeling van de problematiek van veroordeelde dit eisen.
De raadsvrouw heeft verzocht de ISD-maatregel te beëindigen. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat veroordeelde voorkeuren voor een kliniek heeft opgegeven, maar dat het niet klopt dat hij eisen heeft gesteld. Met de afdelingspsycholoog had veroordeelde een vertrouwensbreuk, reden waarom hij heeft gevraagd om een andere psycholoog. Veroordeelde was zeer gemotiveerd om met een nieuwe psycholoog op de afdeling te spreken, maar ondanks een schriftelijke toezegging heeft hij haar nooit gesproken. Dat veroordeelde de gesprekken met betrekking tot het behandelplan heeft geweigerd, staat los van de totstandkoming van een behandelplan. Het plan moet er al zijn, alvorens deze gesprekken worden gevoerd. De stelling van veroordeelde dat hij niet mee wil werken aan een klinische plaatsing is niet juist, hoewel veroordeelde twee opties heeft geweigerd. Het mislukken van de behandeling van veroordeelde is te wijten aan omstandigheden die buiten zijn macht lagen.

2.Beoordeling

De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is.
Uit voornoemde rapporten en het verhandelde in raadkamer blijkt dat nog nauwelijks tot geen vooruitgang is geboekt in het ISD-traject van veroordeelde. De problematiek van veroordeelde is onveranderd en daardoor is het recidiverisico onveranderd hoog.
De vraag is of deze stagnatie in het ISD-traject veroorzaakt wordt door omstandigheden die buiten de macht van veroordeelde liggen. Gebleken is dat de [plaats detentie] meerdere behandelingen en klinieken aan veroordeelde heeft aangeboden. Het uitganspunt is dat veroordeelde moet meewerken aan wat de PI hem voorschrijft. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk, maar dan moet voldoende worden onderbouwd waarom verdachte terechte redenen heeft om niet te willen meewerken. Dat is niet gebeurd. Het weigeren van een plaatsing in kliniek [kliniek 1] ‘omdat de veroordeelde van iemand heeft vernomen dat dit neerkomt op kale opsluiting’ is onvoldoende. Hetzelfde geldt voor het niet instemmen met plaatsing in de [kliniek 2] , omdat veroordeelde dan eerst zes weken in detox zou moeten, hetgeen hij niet nodig vindt. Evenmin is voldoende onderbouwd waarom veroordeelde met goede redenen heeft geweigerd om met de externe psycholoog te praten. Veroordeelde meent ten onrechte dat het aan de kliniek is om uitgebreid te motiveren waarom een bepaalde kliniek voor veroordeelde geschikt wordt bevonden. Verder heeft de [plaats detentie] voldoende uitgelegd waarom er geen behandelplan is gemaakt. Ook dit komt voort uit het gedrag van veroordeelde. Uit de verslagen blijkt verder dat de [plaats detentie] praktische stappen heeft geprobeerd te zetten, maar dat verdachte hier steeds niet aan heeft meegewerkt. Dit leidt tot de conclusie dat de stagnatie van het traject aan de opstelling van veroordeelde is te wijten.
Dit betekent dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nog steeds noodzakelijk is ter beëindiging van de recidive, het leveren van een bijdrage aan de oplossing van problematiek van veroordeelde en een optimale bescherming van de maatschappij.

3.Beslissing

De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beschikking is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 augustus 2018.