ECLI:NL:RBAMS:2018:5788

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
13/741273-17 en 13/654151-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing adolescentenstrafrecht na feitelijke aanranding van de eerbaarheid

Op 24 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 november 2017 in Amsterdam een aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door haar onverhoeds in de borst te knijpen. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, heeft de vordering gedaan en de verdediging werd gevoerd door mr. L.M.A. Schwartz. De rechtbank heeft de aangifte van de aangeefster, camerabeelden en verklaringen van getuigen in haar oordeel betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychologische rapportage die een licht verstandelijke beperking en gedragsstoornis aantoont. De rechtbank heeft besloten om het adolescentenstrafrecht toe te passen en heeft de verdachte veroordeeld tot tien dagen jeugddetentie, waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat dit de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte zou belemmeren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT
VONNIS
Parketnummers: 13/741273-17 en 13/654151-15 (tul)
Datum uitspraak: 24 juli 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juli 2018, waarbij verdachte aanwezig was.
Voorts waren aanwezig [persoon 1] van Inforsa, [persoon 2] van de William Schrikker Stichting en [persoon 3] van Indaad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij op 10 november 2017 in Amsterdam [aangeefster] heeft gedwongen ontuchtige handelingen te dulden door onverhoeds haar borsten aan te raken en/of te betasten en/of hierin te knijpen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [aangeefster] (hierna: aangeefster), de camerabeelden, de verklaringen van de vriendinnen van aangeefster en de verklaring van verdachte, die zegt dat hij het niet meer weet omdat hij dronken was, maar het ook niet als zodanig betwist.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte is evenals officier van justitie van mening dat het eenmaal knijpen in de borst van aangeefster wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman van verdachte – van oordeel dat verdachte op 10 november 2017 eenmaal onverhoeds in de borst van aangeefster heeft geknepen. Zij baseert zich daarbij op de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op bewezen dat verdachte op 10 november 2017 te Amsterdam door een andere feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het onverhoeds knijpen in de borst van voornoemde [aangeefster] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde is een strafbaar feit.

5.De strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie heeft zich, gelet op het psychologisch Pro Justitia rapport van 19 januari 2018, opgemaakt psycholoog R. Brandsma, op het standpunt gesteld dat het feit verdachte verminderd kan worden toegerekend. De raadsman van verdachte heeft zich hierbij aangesloten.
Uit het betreffende rapport blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een licht verstandelijke beperking met bijbehorende zeer beperkte persoonlijkheidsontwikkeling van vroegkinderlijk niveau en een ongespecificeerde gedragsstoornis. Voorts is sprake van een stoornis in het alcoholgebruik. Alle gediagnosticeerde pathologie en problemen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, en zeer waarschijnlijk beïnvloedden deze de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Het advies is daarom verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over en maakt deze tot de hare. Verdachte zal ten aanzien van het ten laste gelegde feit verminderd toerekeningsvatbaar worden verklaard.

6.Motivering van de straf

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op het reclasseringsadvies van Inforsa van 20 februari 2018, opgemaakt door [persoon 1] , toepassing van het adolescentenstrafrecht gevorderd.
De officier van justitie komt tot een strafeis van tien dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Zij vordert tevens dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft tijdens het uitgaan aangeefster eenmaal in de borst geknepen. Dit is een vervelend feit wat voor aangeefster een nare ervaring moet zijn geweest.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van het jeugdreclasseringplan van 6 juni 2018, opgemaakt door [persoon 2] . Het plan is samen met [persoon 3] van Indaad opgesteld.
Uit dit plan blijkt onder meer dat verdachte functioneert op licht verstandelijk niveau en dat hij bekend is met agressieproblematiek. Hij heeft behoefte aan uitleg, structuur en ondersteuning. Verdachte raakt snel emotioneel en kan moeilijk risicovolle situaties inschatten en zich daaraan onttrekken. Hij wordt in september 2018 vader en wil zijn leven op orde brengen. Verdachte wil met alles meewerken wat hem wordt aangeboden, accepteert de begeleiding van Indaad en de jeugdreclassering en is voor hen goed bereikbaar. In juni 2018 is de behandeling gericht op middelengebruik (met name alcohol) bij Inforsa opgestart.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Inforsa van 20 februari 2018. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte tot de Top400 behoort. Hij heeft vaak goede voornemens, maar is door zijn beperkingen niet altijd in staat verstandig te handelen. Verdachte heeft intensieve begeleiding nodig. In dat kader adviseert de reclassering de oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een opname in een zorginstelling.
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte van 28 juni 2018 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Volgens de reclassering zijn er meerdere belangrijke factoren die aanleiding geven om te adviseren verdachte middels het adolescentenstrafrecht te berechten. Met name de verstandelijke beperking en de pedagogische begeleidingsmogelijkheden gaven hierbij de doorslag. Zij adviseert daarbij het toezicht voort te zetten bij de jeugdreclassering (meer specifiek bij [instantie] ), met de mogelijkheid dat zij het toezicht kan overdragen aan reclassering Inforsa zodra zij dat wenselijk acht.
De rechtbank acht toepassing van het adolescentenstrafrecht aangewezen.
De straf
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman van verdachte – van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van tien dagen, met aftrek van het voorarrest, een passende straf is. Zij zal een deel daarvan, namelijk zeven dagen, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de bijzondere voorwaarden koppelen van een meldplicht bij [instantie] , de ambulante behandelverplichting met als optie de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek en de opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, mits dit geïndiceerd wordt geacht door de reclassering. Deze voorwaarden dienen ertoe bij te dragen dat verdachte in deze levensfase, waarin hij verwacht binnenkort vader te worden, zijn leven op zinvolle wijze vorm gaat geven en geen strafbare feiten meer pleegt.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 16 november 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/654151-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 1 december 2015 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 40 uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen omdat toewijzing niet opportuun is.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van deze eerdere voorwaardelijke veroordeling afwijzen. Deze voorwaardelijke veroordeling ziet op een andersoortig feit dan het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld en bovendien heeft verdachte dit feit aan het einde van de proeftijd gepleegd. Daarnaast zal toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte in de weg staan, wat de rechtbank niet wenselijk acht. Het is van belang dat hij zich volledig kan richten op de behandeling en begeleiding binnen het reclasseringstoezicht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77z, 77aa en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
10 (tien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
7 (zeven) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd zal melden, voor het eerst binnen twee weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis, bij [instantie] op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang dit noodzakelijk wordt geacht;
  • wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn middelenproblematiek bij het FAZ of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
  • wordt verplicht, indien de reclassering dit geïndiceerd acht, mee te werken aan een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven; en
  • wordt, indien geïndiceerd geacht door de reclassering, verplicht om vanaf datum van beschikbaarheid in een 24-uurs voorziening of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de jeugdreclassering, meer specifiek [instantie] , tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/654151-15.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. R.C.J. Hamming en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juli 2018.