ECLI:NL:RBAMS:2018:5786

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
13/684104-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbraak en heling van sigaretten in tankstation en supermarkt

Op 7 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van inbraak in een tankstation en een supermarkt, waarbij grote hoeveelheden sigaretten zijn gestolen. De verdachte werd op 28 februari 2018 in Zieuwent betrapt op het inbreken in het tankstation, waar hij samen met anderen sigaretten heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als bestuurder van een voertuig betrokken was bij de inbraak, en dat er voldoende bewijs was om hem als medepleger aan te merken. De rechtbank heeft ook gekeken naar de rol van de verdachte bij de heling van de gestolen goederen, die in een boxruimte van zijn woonadres werden aangetroffen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen voor de geleden schade door de inbraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684104-18
Datum uitspraak: 7 augustus 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag 1] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juli 2018, waarbij verdachte aanwezig was.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.M. Kruizinga, naar voren hebben gebracht.
Tevens is als getuige-deskundige gehoord M. van Amerongen, reclasseringswerker.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] (13/684105-18) (hierna: [medeverdachte 1] ).

2.2. Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij:
op 28 februari 2018 in Zieuwent met een ander of anderen heeft ingebroken in het tankstation [naam tankstation] waarbij meerdere hoeveelheden sigaretten zijn weggenomen. Subsidiair wordt verdachte van heling in vereniging van die sigaretten beschuldigd;
op 27 februari 2018 in Loenen met een ander of anderen heeft ingebroken in de [naam winkel] Loenen waarbij meerdere hoeveelheden sigaretten zijn weggenomen. Subsidiair wordt verdachte van heling in vereniging van die sigaretten beschuldigd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat beide primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Zij baseert zich daarbij - in onderlinge samenhang bezien – op:
- de verdachte omstandigheden die de verbalisanten waarnemen vanaf het moment dat zij het voertuig met kenteken [nummer 1] in de gaten houden (waarvan verdachte de bestuurder is),
- de goederen die in dit voertuig worden aangetroffen, waarvan een aantal goederen overeen lijkt te komen met goederen op camerabeelden van de inbraak in de [naam winkel] Loenen (hierna: [naam winkel] ),
- de in de inbeslaggenomen tassen aangetroffen weggenomen sigaretten – alsmede tussenschotjes – in de boxruimte van het woonadres van verdachte,
- de track & trace gegevens van het voertuig met kenteken [nummer 1] die laten zien dat het voertuig bij beide inbraken was betrokken,
- de overeenkomsten tussen de schoenen die de 4 aangehouden verdachten op dat moment droegen en de schoenen die op camerabeelden van de [naam winkel] te zien zijn, de opvallende broek van verdachte [medeverdachte 2] die te zien lijkt te zijn op de beelden en de overeenkomsten tussen het aangetroffen gereedschap en het gereedschap dat te zien is op de beelden,
- de historische gegevens van de telefoon van verdachte die laten zien dat zijn telefoon ten tijde van de inbraak in het tankstation [naam tankstation] daar in de buurt was.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
Vormverzuim
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de in de inbeslaggenomen tassen aangetroffen sigaretten van het bewijs moeten worden uitgesloten. Het dossier bevat verschillende verklaringen over hoe de boxruimte is opengemaakt en over het al dan niet openen van de aangetroffen tassen . Volgens de raadsman van verdachte wekt het dossier de indruk dat de boxruimte is betreden zonder toestemming en dat de verbalisanten hierna niet enkel zoekend hebben rondgekeken, maar dat zij ook de tassen hebben geopend, waarna zij de sigaretten aantroffen. Dit levert, nu hiertoe geen machtiging was afgegeven, een vormverzuim op in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Bewijs betrokkenheid verdachte
Voor het overige heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat op basis van de track & trace gegevens van een voertuig niet kan worden vastgesteld wie er in verband met de inbraken in de auto zat en dat er, naast deze gegevens, geen enkel aanvullend bewijsmateriaal voorhanden is waaruit zou blijken dat verdachte bij een van de ten laste gelegde inbraken betrokken is. De algemene vergelijking van de schoenen op de beelden en die van verdachte is daartoe onvoldoende.
3.3
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1
3.3.1
Relevante feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde op de zitting van 24 juli 2018 gaat de rechtbank uit van het volgende.
[aangever 1] (hierna: aangever) doet aangifte van inbraak in zijn tankstation [naam tankstation] aan de [adres 2] op 28 februari 2018 rond 03:35 uur. Er ligt glas voor de ingang en het schap met sigaretten achter de balie is leeggehaald en er zijn dozen met sigaretten uit het kantoor weggenomen. Ook ontbreken meerdere sloffen sigaretten en shag. Getuige [getuige] , die tegenover het tankstation woont, heeft gezien dat vier personen door het raam van de deur het tankstation in- en uitliepen. Deze personen waren donker gekleed en hadden grote plunjezakken bij zich. Uiteindelijk stapten zij in een vlakbij geparkeerde personenauto en reden weg.
De hoeveelheid (en samenstelling van de) sigaretten die volgens aangever bij het [naam tankstation] tankstation is weggenomen, is aangetroffen in de vier in beslag genomen tassen in de boxruimte van het woonadres van verdachte, de [adres 1] .
Verklaring verdachte
Verdachte heeft wisselend verklaard over de in genoemde boxruimte aangetroffen tassen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de tassen een paar uurtjes tot een uurtje voor zijn aanhouding van zijn buurjongen heeft gekregen, met het verzoek de tassen in zijn boxruimte te bewaren. Verdachte heeft de tassen met twee andere jongens – niet zijnde de medeverdachten in dit dossier noch voornoemde buurjongen – in zijn boxruimte gezet, zonder te weten wat er in de tassen zat. Voor het overige ontkent verdachte alle betrokkenheid bij het ten laste gelegde en wil hij niets zeggen over wie voornoemde buurjongens en de twee andere jongens waren en wat hem verder verteld was et cetera.
3.3.2
Bespreking van het verweer van de raadsman van verdachte
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman van verdachte dat strekt tot bewijsuitsluiting als gevolg van een vormverzuim en overweegt hiertoe als volgt.
Op 28 februari 2018 hebben twee verbalisanten op grond van artikel 96 Sv de boxruimte van [adres 1] ter inbeslagneming betreden.
Verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of sprake was van een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv. Op 28 februari 2018 omstreeks 10:15 uur zien drie verbalisanten een voertuig rijden met het kenteken [nummer 1] . Uit het bevragingssysteem blijkt dat dit kenteken op naam van [persoon] staat. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat de voertuigen van het verhuurbedrijf van [persoon] veel door criminelen worden gebruikt. De verbalisanten besluiten het voertuig achterna te rijden om het te onderwerpen aan een algemene verkeerscontrole. Het voertuig stopt uiteindelijk ter hoogte van [adres 1] . De verbalisanten rijden iets door en zien daarbij dat er vier personen uit het voertuig stappen. Deze personen openen de kofferbak, pakken donkerkleurige tassen en gaan met versnelde pas een ruimte in. Eén van de personen loopt naar de ruimte met een op een breekijzer lijkend voorwerp achter zijn arm. De vier personen komen zonder tassen terug. Hierop besluiten de verbalisanten de vier personen staande te houden. De bestuurder van het voertuig blijkt verdachte te zijn, en de bijrijder is [medeverdachte 1] . Achterin zaten [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), waarbij [medeverdachte 2] in eerste instantie een valse naam opgeeft. Alle personen blijken antecedenten te hebben op het gebied van vermogensdelicten. Op de achterbank van het voertuig ligt een Adidas-tas die volgens de vier personen van geen van hen is. Na toestemming van verdachte treft een van de verbalisanten daarin een gebruikt regenpak, een paar handschoenen en een grote bigshoppertas aan. Het is verbalisant ambtshalve bekend dat deze goederen vaak bij ramkraken of overvallen worden gebruikt. Verdachte wordt geconfronteerd met het feit dat er vier personen uit de boxgang kwamen die eerst tassen bij zich hadden en daarna niet meer. Verdachte verklaart hierop dat hij via de boxgang bij de woning van zijn ouders is geweest. De verbalisanten constateren echter dat de boxgang geen verbinding heeft met de woning, maar enkel met een viertal boxen. Terwijl de verbalisanten bezig zijn met het onderzoek, rent [medeverdachte 3] weg.
Tussenconclusie
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, te weten een voertuig met een kenteken op naam van (verdacht bedrijf) [persoon] , vier personen die met versnelde pas tassen in een ruimte brengen, waarbij een van de personen een voorwerp gelijkend op een breekijzer achter zijn arm draagt, de aangetroffen goederen in de Adidas-tas, de verklaring van verdachte over waar hij was geweest en het wegrennen van [medeverdachte 3] , mochten de verbalisanten vermoeden dat er mogelijk goederen met een illegale herkomst in de tassen zaten. Naar het oordeel van de rechtbank bestond er voldoende verdenking om de boxruimte te betreden ter inbeslagneming van die tassen.
Zoekend rondkijken
De verbalisanten mochten op grond van artikel 96 Sv de boxruimte betreden ter inbeslagneming van de tassen. Dit betekent dat zij zoekend mochten rondkijken ten behoeve van die tassen. De verbalisanten beschrijven dat zij na het openen van de boxruimte een groot laken zien liggen en dat er onder dit laken vermoedelijk tassen lagen. Eén verbalisant kon namelijk zien dat er een zwarte tas onder het laken vandaan stak. Hierop is het laken opgetild waarna vier grote, zwarte tassen werden aangetroffen. Het optillen van het laken is geen doorzoekingsactiviteit en was dus toegestaan. De tassen hadden dezelfde vorm, kleur en grootte als de tassen waar de verbalisanten de vier personen eerder mee hebben zien lopen vanaf het voertuig.
Nu de tassen op rechtmatige wijze zijn opgespoord ten behoeve van de inbeslagneming verzet niets zich tegen de opening (voor zover daar al sprake van is geweest) van de tassen, al was het maar om te beoordelen of het doorzetten van het dwangmiddel op zijn plaats was of om maatregelen te nemen bijvoorbeeld ten behoeve van de veiligheid.
Van een onrechtmatig handelen is geen sprake zodat het verweer wordt verworpen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de aangetroffen tassen en de inhoud daarvan gebruikt mogen worden voor het bewijs.
3.3.3
Het eindoordeel
Track & trace gegevens voertuig met het kenteken [nummer 1]
Het voertuig met het kenteken [nummer 1] , waarvan verdachte op 28 februari 2018 omstreeks 10:15 uur de bestuurder was, was voorzien van een track & trace baken. Uit de historische gegevens hiervan blijkt dat het voertuig op 27 februari 2018 omstreeks 21:57 uur vertrekt vanaf [adres 3] in Amsterdam in de richting van Zieuwent alwaar het voertuig omstreeks 03.19 uur uitpeilt aan de [adres 4] . Omstreeks 03:35 uur wordt er ingebroken in tankstation [naam tankstation] ( [adres 2] in Zieuwent). Het voertuig vertrekt omstreeks 03:.38 uur naar [adres 5] te Zieuwent alwaar het omstreeks 03:41 uur uitpeilt. Het voertuig bevond zich ten tijde van de inbraak in het tankstation dus in de directe omgeving daarvan.
Het voertuig staat tot 08:00 uur stil op het adres [adres 5] te Zieuwent, waarna het vertrekt naar [adres 6] in Amsterdam, alwaar het voertuig omstreeks 10:18 uur uitpeilt.
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat het voertuig bij de inbraak in het tankstation [naam tankstation] is gebruikt.
Telefoongegevens
Bij de aanhouding van verdachte op 28 februari 2018 is onder hem een telefoon met het telefoonnummer [nummer 2] ( [nummer 2] ) in beslag genomen. Uit de historische gegevens van dit telefoonnummer blijkt dat de telefoon op 27 februari 2018 om 21:25 uur contact maakte met de zendmast op [adres 7] in Amsterdam en dat het hierna contact maakte met andere zendmasten in de richting van het oosten van Nederland. Op 28 februari 2018 om 05:11 uur, 05:32 uur en 08:02 uur maakte de telefoon contact met de zendmast op [adres 8] in Zieuwent.
Verdachte heeft verklaard dat zijn buurjongen een paar dagen voor zijn aanhouding om zijn telefoon had gevraagd en dat hij deze aan hem had gegeven. Desgevraagd kan noch wil hij hierover nadere vragen beantwoorden.
De rechtbank overweegt als volgt. De telefoon is ter plaatse van de aanhouding van verdachte in beslag genomen. Nu hij heeft verklaard dat zijn buurjongen niet een van de personen was die bij hem in de auto zaten, de telefoon blijkens de historische gegevens voor het laatst om 08:02 uur in Zieuwent was (en omstreeks 10:15 uur dus weer in Amsterdam) en verdachte niet nader heeft onderbouwd waar en wanneer hij bijvoorbeeld de telefoon weer van zijn buurjongen heeft ontvangen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en schuift deze als zodanig terzijde.
Conclusie
De weggenomen sloffen sigaretten en shag zijn in tassen teruggevonden in een boxruimte van het woonadres van verdachte. De verbalisanten hebben gezien dat verdachte één van deze tassen uit de kofferbak van een voertuig heeft getild en hiermee de boxgang is ingelopen. Hij kwam zonder deze tas weer terug naar het voertuig. Dat voertuig, waarvan verdachte op 28 februari 2018 omstreeks 10:15 uur de bestuurder was, is blijkens de track & trace gegevens gebruikt bij de inbraak in het tankstation [naam tankstation] . Ook peilt de telefoon van verdachte uit in Zieuwent op het moment dat het voertuig daar ook is.
Alles tezamen en in onderlinge samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte één van de vier personen is geweest die in het tankstation [naam tankstation] in Zieuwent heeft ingebroken. De rechtbank beschouwt verdachte als medepleger en als een van de vier personen die getuige [getuige] door het raam van de deur van het tankstation in- en uit heeft zien lopen en gezamenlijk heeft zien wegrijden, mede nu verdachte zichzelf geen andere rol toedicht die medeplegen uitsluit.
3.4
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
3.4.1
Relevante feiten en omstandigheden
[aangever 2] (hierna: aangever) doet aangifte van inbraak in de [naam winkel] in Loenen. Op 27 februari 2018 om 04:14 kreeg aangever een inbraakalarm van de winkel binnen. Ter plaatse zag hij dat een grote ruit aan de zijkant van de winkel was ingeslagen en de winkel was ingeduwd. De afgesloten metalen kast met sigaretten was opengebroken en bijna de gehele voorraad sigaretten, shag en sigaren is meegenomen. Op de camerabeelden is onder meer te zien dat de inbraak is gepleegd door vier personen die een breekijzer, een schroevendraaier en een hamer hebben gebruikt. Verbalisant [verbalisant] merkt nog op dat de NN1-persoon op de camerabeelden dezelfde soort schoenen droeg als de schoenen die verdachte tijdens zijn aanhouding droeg.
In de tassen in de boxruimte van [adres 1] zijn alle weggenomen rookwaren teruggevonden, met uitzondering van 242 pakjes sigaretten, shag en sigaren.
Uit de track & trace gegevens van het voertuig waarin verdachte reed toen hij werd staande gehouden (met het kenteken [nummer 1] ), is gebleken dat dit voertuig op 27 februari 2018 omstreeks 04:01 uur uitpeilt op [adres 9] in Loenen, welke locatie op één minuut afstand is gelegen van de [naam winkel] . Na de inbraak peilt het voertuig omstreeks 04:18 uur tot en met 07:08 uur uit op [adres 10] in Eerbeek alwaar het zich omstreeks 07:25 uur weer verplaatst richting Amsterdam.
Van de telefoon met het telefoonnummer [nummer 2] zijn op 27 februari 2018 tussen 02:02 uur en 11:27 uur geen contactmomenten geregistreerd.
3.4.2
Het eindoordeel
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit. Hoewel het voertuig dat bij de inbraak in het tankstation [naam tankstation] in Zieuwent is gebruikt, ook uitpeilt in de directe omgeving van de [naam winkel] op het moment dat de inbraak plaatsvond, kan niet worden vastgesteld dat verdachte één van de vier personen is geweest die bij de [naam winkel] heeft ingebroken. De telefoon van verdachte peilt op het moment van de inbraak niet uit in de omgeving van de [naam winkel] en de vaststelling van verbalisant [verbalisant] dat één van de vier personen dezelfde soort schoenen draagt als de schoenen die verdachte bij zijn aanhouding draagt, is onvoldoende om verdachte als (mede-)dader aan te merken. Hoewel het er, tegen de achtergrond van hetgeen is overwogen over de inbraak bij tankstation [naam tankstation] , alle schijn van heeft dat verdachte ook bij de inbraak bij de [naam winkel] betrokken was, biedt het dossier volgens de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om wettig en overtuigend bewezen te verklaren dat verdachte de inbraak heeft gepleegd.
Veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde
Wel is de rechtbank van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat voor het subsidiair ten laste gelegde, de heling van de sigaretten. Uit het dossier blijkt dat het overgrote deel van de sigaretten, shag en sigaren die zijn weggenomen bij de inbraak in de tassen zijn aangetroffen die in de boxruimte van verdachte lagen. Even daarvoor hebben verbalisanten gezien dat verdachte en drie andere personen deze tassen uit een voertuig pakten, naar de boxruimte liepen en zonder tas weer terug kwamen. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de tassen een paar uurtjes tot een uurtje voor zijn aanhouding van zijn buurjongen kreeg. De tassen lagen echter in de kofferbak van het voertuig en nu uit de track & trace gegevens van het voertuig blijkt dat het voertuig die dag pas voor het eerst om 09.56 uur in de omgeving van Amsterdam rijdt, acht de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Dat verdachte met anderen met illegale rookwaren in de weer was, blijkt natuurlijk ook uit zijn rechtstreekse betrokkenheid bij de inbraak een dag later. Kortom: de rechtbank acht medeplegen van opzetheling bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1 (primair)op 28 februari 2018 te Zieuwent, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid verpakkingen en sloffen sigaretten, toebehorend aan Tankstation [naam tankstation] , waarbij hij, verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot dat bedrijfspand hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking van een ruit van voornoemd bedrijfspand;
en
Feit 2 (subsidiar)op 28 februari 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een hoeveelheid verpakkingen en sloffen sigaretten voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het door diefstal verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van de feiten en van de verdachte

De bewezen verklaarde feiten zijn strafbare feiten en verdachte is daarvoor ook strafbaar.

5.Motivering van de straf

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, gelet op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 mei 2018, opgemaakt door M. van Amerongen, op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast. Zij heeft als straf jeugddetentie voor de duur van 120 dagen gevorderd met aftrek van het voorarrest, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie wil tevens dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel worden gekoppeld, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten in dit dossier.
5.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit waardoor geen straf of maatregel moet volgen.
Subsidiair heeft de raadsman van verdachte toepassing van het adolescentenstrafrecht bepleit. Hij heeft voorgesteld om niet meer onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel nodig achten, dan heeft de raadsman van verdachte verzocht hieraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te koppelen, met uitzondering van het contactverbod.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak bij het tankstation [naam tankstation] in Zieuwent. Door hem en zijn mededaders is er een ruit ingeslagen en vervolgens een grote hoeveelheid verpakkingen en sloffen sigaretten weggenomen. De eigenaar van het tankstation, aangever [aangever 1] , heeft hierdoor schade en overlast ondervonden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling in vereniging. Hij heeft een hoeveelheid verpakkingen en sloffen sigaretten voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze grotendeels van een misdrijf afkomstig waren. De rechtbank gaat ervan uit dat in de tassen ook sigaretten zaten die afkomstig waren van de inbraak in de [naam winkel] in Loenen. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat verdachte een van de daders was van die inbraak zijn zijn helingsactiviteiten, zo kort na de inbraak, min of meer even verwijtbaar en strafwaardig.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 mei 2018, opgemaakt door M. van Amerongen. In dit rapport wordt verwezen naar het in een andere zaak uitgebrachte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 februari 2018 en het in een andere zaak uitgebracht psychologisch Pro Justitia rapport van 7 september 2017.
Verdachte is een jongeman die kwantitatief gezien over een hoogbegaafde intelligentie beschikt. Vanuit kwalitatief oogpunt bekeken kan echter over begaafdheid in plaats van hoogbegaafdheid worden besproken. Dit betekent dat verdachte goed in staat zou zijn onderwijs op VWO-niveau te volgen. Hij heeft een IQ van 132.
Voorts wordt in het rapport beschreven dat verdachte niet altijd het achterste van zijn tong laat zien en dat het lastig in te schatten is wat er precies in zijn hoofd omgaat. Het is onduidelijk welke factoren een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van het delictgedrag. Het gedrag wat verdachte vertoont in de contacten met reclassering en begeleiding binnen [instantie 1] correspondeert niet met het delictgedrag. Er is daarom onvoldoende zicht op de eventuele risicofactoren. Om hierin meer inzicht te verkrijgen, acht de reclassering een meldplicht en een behandelverplichting bij [instantie 2] geïndiceerd.
Van Amerongen heeft op de zitting als deskundige een toelichting gegeven op het rapport. Zij heeft verklaard dat verdachte veel potentie heeft en netjes is in het contact met de reclassering, maar dat het onduidelijk is waarom verdachte dergelijke delicten pleegt. Gelet op zijn leeftijd heeft hij nog ondersteuning van de reclassering nodig. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij zes dagen per week bij Post NL werkt. Hij zou in eerste instantie met een opleiding autotechniek starten, maar wil liever geld verdienen. Ten aanzien van de door de reclassering voorgestelde behandeling bij [instantie 2] heeft verdachte verklaard dat hij niet zomaar meewerkt aan een behandeling als hij niet weet wat deze inhoudt. Als het zou moeten, dan moet het, aldus verdachte.
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte van 28 juni 2018 blijkt dat verdachte voor de pleegdatum van de onderhavige feiten niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank zal bij de strafmaat rekening houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) dat van toepassing is.
Toepassing adolescentenstrafrecht
De reclassering concludeert in haar rapport dat, hoewel verdachte een intelligente en zelfbepalende jongeman is die eerdere jeugdinterventies heeft doen mislukken, verdachte veel baat heeft gehad bij de pedagogische aanpak die binnen een jeugdinrichting wordt gehanteerd. Zij adviseert daarom toepassing van het adolescentenstrafrecht.
De rechtbank zal deze conclusie overnemen en tot de hare maken.
De straf
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak en aan opzetheling van een aanzienlijke hoeveelheid sigaretten. Er is planmatig en geraffineerd te werk gegaan en veel schade berokkend. Dergelijke feiten dragen bovendien bij aan een gevoel van onveiligheid. De proceshouding van verdachte, waarbij hij zijn verklaring een aantal keer aanpast en erom heen lijkt te draaien, werkt niet in zijn voordeel.
Vanwege de ernst van de feiten acht de rechtbank jeugddetentie een passende strafmodaliteit. Tevens acht zij een voorwaardelijk strafdeel geïndiceerd, mede gelet op het advies van de reclassering. Zij zal daarom aan verdachte – conform de vordering van de officier van justitie – een jeugddetentie van 120 dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden overeenkomstig het advies van de reclassering koppelen, met de opmerking dat het contactverbod met de medeverdachten in dit dossier maximaal voor de duur van zes maanden geldt.

6.De vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [aangever 1] vordert een bedrag van € 1.130 (duizendhonderddertig euro) aan materiële schade, te weten eigen risico.
De benadeelde partij [aangever 2] vordert € 250 (tweehonderdvijftig euro) aan materiële schade, te weten eigen risico.
6.1
De vordering van [aangever 1]
De rechtbank overweegt dat, hoewel de vordering niet is ondertekend, de vordering zoals ingediend wel is ingevuld en dat [aangever 1] in zijn aangifte kenbaar heeft gemaakt dat hij zijn schade vergoed wil zien. De rechtbank acht [aangever 1] ontvankelijk in zijn vordering.
Vaststaat dat [aangever 1] door het onder feit 1 primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank zal daarom de vordering in zijn geheel toewijzen tot een bedrag van € 1.130 (duizendhonderddertig euro), vermeerderd met de wettelijke vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 28 februari 2018.
De schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [aangever 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Hoofdelijk
Het te vergoeden bedrag van € 1.130 (duizendhonderddertig euro) vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan verdachte opgelegd, omdat hij in vereniging heeft ingebroken in het tankstation [naam tankstation] .
6.2
De vordering van [aangever 2]
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan de vordering van een benadeelde partij, over een benadeling door diefstal, onder bijzondere omstandigheden worden toegerekend aan de heler van bij die diefstal buitgemaakte goederen. De schade die de bestolene heeft geleden, moet dan in voldoende direct verband staan met het handelen van de verdachte van heling. In deze zaak was het tijdsverloop tussen de inbraak in de [naam winkel] en het verstoppen van de goederen dusdanig kort dat, hoewel directe betrokkenheid bij de inbraak niet kan worden bewezen, naar het oordeel van de rechtbank verdachte ook aansprakelijk moet worden gehouden voor de schade die [aangever 2] heeft geleden als gevolg van de inbraak.
De schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [aangever 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Hoofdelijk
Het te vergoeden bedrag van € 250 (tweehonderdvijftig euro) vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan verdachte opgelegd, omdat hij in vereniging goederen heeft geheeld die zijn weggenomen bij de inbraak in de [naam winkel] .

7.Het beslag

Onder verdachte is 1 STK zaktelefoon, merk Apple, goednummer 5537457 in beslag genomen. Deze zaktelefoon zal aan verdachte worden teruggegeven.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14d, 36f, 47, 57, 63, 77c, 77g, 77i, 77x, 77z, 77gg, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
medeplegen van opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
28 (achtentwintig) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich moet houden aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 11] , zo lang en zo vaak als de reclassering nodig acht en de eerste keer binnen 2 weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis;
  • moet meewerken aan ambulante behandeling bij forensische polikliniek [instantie 2] of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde moet zich houden aan het behandelplan en de bijkomende interventies die noodzakelijk worden geacht door [instantie 2] ; en
  • verboden wordt contact te (laten) leggen met de medeverdachten in onderhavige zaak, te weten
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 1]toe
tot een bedrag van € 1.130 (duizendhonderddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 februari 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [aangever 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 1] , te betalen de som van € 1.130 (duizendhonderddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 februari 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een vervangende jeugddetentie voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 2]toe
tot een bedrag van € 250 (tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 februari 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [aangever 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 2] , te betalen de som van € 250 (tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 februari 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een vervangende jeugddetentie voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Gelast
de teruggaveaan [verdachte] van 1 STK zaktelefoon, merk Apple, goednummer 5537457.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. R.C.J. Hamming en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 augustus 2018.