3.5.Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (het college) heeft het overnachtingsbeleid uitgewerkt in twee uitwerkingsnotities (deel I en deel II). In deel I staat dat het uitgangspunt is dat de gemeente geen medewerking meer verleent aan hotelinitiatieven, tenzij het een initiatief betreft in een op de kaart aangemerkt gebied. In deel II is het ruimtelijk-planologisch toetsingskader uitgewerkt.
4. Verweerder heeft in bezwaar getoetst aan het overnachtingsbeleid, dat op 1 januari 2017 zonder overgangsrecht in werking is getreden. Het overnachtingsbeleid vervangt volgens verweerder de hotelstrategie. Die is daarom niet meer van toepassing. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het pand van eisers ligt in een gebied waarvoor geldt dat er geen medewerking zal worden verleend aan nieuwe hotel/overnachtings-initiatieven. Omdat de locatie niet valt binnen een “nee, tenzij-gebied” kan er niet worden getoetst aan deel II van het overnachtingsbeleid. Verder prevaleert het overnachtingsbeleid volgens verweerder boven de horecanota, omdat het overnachtingsbeleid van latere datum is. Daarnaast is het short staybeleid in feite buiten werking gesteld met de inwerkingtreding van het overnachtingsbeleid. Ten aanzien van de belangenafweging overweegt verweerder dat de karakteristieke functiemenging van dit deel van de stad behouden moet blijven.
5. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit op de hierna te bespreken beroepsgronden.
Het oordeel van de rechtbank
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het omzetten van short stay tot een hotel/appartement in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Evenmin is in geschil dat verweerder op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, aanhef en negende lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), de bevoegdheid heeft om van het bestemmingsplan af te wijken. In geschil is de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen medewerking te verlenen aan afwijking van het bestemmingsplan en de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren.
7. De beslissing om aan een activiteit die afwijkt van het bestemmingsplan, al dan niet medewerking te verlenen is een bevoegdheid van verweerder, waarbij hij beleidsvrijheid heeft. De rechtbank moet die beslissing terughoudend toetsen. Dat wil zeggen dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Heeft verweerder het bestreden besluit terecht getoetst aan het nieuwe beleid?