ECLI:NL:RBAMS:2018:567
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verklaring bezwaarschrift tegen dagvaarding in strafzaak
Op 23 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een bezwaarschrift tegen een dagvaarding werd behandeld. Het bezwaarschrift was ingediend door de verdachte, die zich tegen de dagvaarding van 30 december 2017 verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en dat de verdachte ontvankelijk was in haar bezwaar. De rechtbank was bevoegd om het bezwaar te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het voornemen om opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan een persoon met een mes, en daarnaast van mishandeling. Tijdens de zitting in raadkamer op 23 januari 2018 zijn de officier van justitie en de raadsman van de verdachte gehoord. De raadsman heeft aangegeven geen behoefte te hebben om het bezwaarschrift nader toe te lichten. De verdediging stelde dat de dagvaarding lichtvaardig was en dat er geen steunbewijs was voor de beschuldigingen. Het Openbaar Ministerie betoogde echter dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moest worden. De rechtbank overwoog dat artikel 262 van het Wetboek van Strafvordering waarborgt tegen lichtvaardige dagvaarding en dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren om aan te nemen dat de strafrechter het ten laste gelegde mogelijk bewezen zou kunnen achten. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond.