ECLI:NL:RBAMS:2018:5669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
3 augustus 2018
Zaaknummer
13/527267-07
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging terbeschikkingstelling

Op 18 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/527267-07, waarin de officier van justitie een vordering heeft ingediend tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van de verdachte met één jaar. De verdachte, geboren in 1991, was ter beschikking gesteld bij vonnis van 29 april 2008 en had sindsdien een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging ondergaan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, na het horen van de officier, de terbeschikkinggestelde, diens raadsvrouw en een deskundige van Reclassering Nederland. De rechtbank heeft de adviezen van twee deskundigen in overweging genomen, die beiden adviseerden om de terbeschikkingstelling niet te verlengen. De deskundigen concludeerden dat het recidiverisico laag is en dat de verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de officier van justitie niet kon worden toegewezen, gezien de onderbouwing van de adviezen en de positieve ontwikkeling van de verdachte. De beslissing werd genomen door mr. J.H.J. Evers als voorzitter, samen met mrs. L.R. Wisse en C.C.M. Oude Hengel, en werd uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/527267-07
Beslissing op de op 11 juni 2018 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 8 juni 2018 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende aan het adres [adres] , [woonplaats] ,
begeleid door Reclassering Nederland Adviesunit Limburg te Roermond,
die bij vonnis van deze rechtbank van 29 april 2008 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 27 juli 2017 voor de tijd van één jaar werd verlengd en waarvan de verpleging van overheidswege bij beslissing van dezelfde datum voorwaardelijk werd beëindigd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 8 mei 2018 op grond van artikel 509o, derde lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van Reclassering Nederland Adviesunit Limburg, strekkende tot het niet verlengen van deze terbeschikkingstelling;
  • het op 21 april 2018 op grond van artikel 509o, derde lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van de psychiater J.L.M. Dinjens, strekkende tot het niet verlengen van deze terbeschikkingstelling.
De rechtbank heeft op 18 juli 2018 de officier van justitie mr. A.M. Ruijs, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige J.M.B.C. Peters, verbonden aan Reclassering Nederland Adviesunit Limburg, ter openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan het advies van
Reclassering Nederland Adviesunit Limburg van 8 mei 2018wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Bij betrokkene is sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, grotendeels in remissie, alsmede een lichte stoornis in alcoholgebruik, langdurig in remissie.
Behandelverloop en risicotaxatie
Betrokkene woont sinds 16 juli 2017 in een flat in [woonplaats] , die door [naam] is gehuurd en heeft stabiele materiële leefomstandigheden weten te realiseren. Hij heeft zich gehouden aan de gestelde voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging. Het recidiverisico is laag-gemiddeld.
Advies
Geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling niet te verlengen.
De deskundige heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Aan het advies van
psychiater L.J.M. Dinjens van 21 april 2018wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Het recidiverisico wordt onder het huidige kader ingeschat als laag. Bij het wegvallen van een kader zal het recidiverisico voor het terugvallen in agressieve delicten op de lange termijn kunnen oplopen tot een ten hoogste matig recidiverisico. Het risico is situatief bepaald en zou alleen kunnen ontstaan, wanneer betrokkene sociaal-maatschappelijk zou afglijden of zich zou laten inzuigen in het criminele circuit. Hiervoor zijn echter geen aanwijzingen. Betrokkene heeft de afgelopen jaren een positieve ontwikkeling doorgemaakt en de verschillende stappen in het resocialisatieproces zonder problemen doorlopen. Hij is zelfredzaam en heeft een stabiele situatie met woning, positief netwerk en werk.
Geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling niet te verlengen.
De deskundige heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De rechtbank is – gelet op de adviezen en het verhandelde ter zitting – van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen.
De rechtbank overweegt dat de adviezen van beide deskundigen om de terbeschikkingstelling niet te verlengen, goed zijn onderbouwd. Beide deskundigen schatten het recidiverisico bij beëindiging van de terbeschikkingstelling in als laag. De rechtbank heeft geen redenen om daar anders over te denken dan de deskundigen. De manier waarop de terbeschikkinggestelde de afgelopen periode is omgegaan met tegenslagen, sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat de terbeschikkinggestelde daar ook in de toekomst verantwoord mee om zal kunnen gaan.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie AF.

Deze beslissing is gegeven door
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mrs. L.R. Wisse en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van G. Jenuwein, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 18 juli 2018.
.