ECLI:NL:RBAMS:2018:563

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
13/654024-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor mishandeling en bedreiging in asielzoekersopvang

Op 23 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 19-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling en bedreiging. De verdachte werd veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf, waarvan drie weken voorwaardelijk, voor het mishandelen van een huisgenoot in een asielzoekersopvang en voor het bedreigen van zijn buren. De feiten vonden plaats op 17 februari 2017, toen de verdachte met een mes in de richting van zijn buren zwaaide en hen bedreigde met de woorden: 'I’ll fucking kill you'. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet bewezen kon worden, maar dat de mishandeling en bedreiging wel wettig en overtuigend bewezen waren. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig had geschonden en dat zijn gedrag gevoelens van onveiligheid had veroorzaakt bij de slachtoffers en omwonenden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die in overeenstemming was met de ernst van de feiten, maar hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld. De rechtbank besloot tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van twee jaar, om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654024-17 (Promis)
Datum uitspraak: 23 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2018.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en van wat de raadsman van verdachte mr. F. Lavell naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 17 februari
2017:
1. primair: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes in zijn linker (boven)arm te steken;
subsidiair: [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een mes in zijn linker (boven)arm te steken;
2. [slachtoffer 2] en / of [slachtoffer 3] heeft bedreigd door met een mes stekende bewegingen in hun richting te maken en daarbij de woorden toe te voegen: “I’ll fucking kill you”.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte moet worden vrijgesproken van de poging doodslag dan wel poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel (het onder 1 primair ten laste gelegde). De mishandeling (het onder feit 1 subsidiair) en de bedreiging (het onder feit 2 ten laste gelegde) kunnen wettig en overtuigend bewezen worden .
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte moet van de poging doodslag dan wel poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel dan wel de mishandeling (respectievelijk het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde) worden vrijgesproken. Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van de bedreiging (het onder 2 ten laste gelegde). De getuigenverklaring van [slachtoffer 3] is onbetrouwbaar en dient te worden uitgesloten van het bewijs omdat de getuige zich niet kan herinneren of de ten laste gelegde bedreiging in het Nederlands of in het Engels is geuit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak vande poging doodslag dan wel poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht met de raadsman en de officier van justitie het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de mishandeling en de bedreigingDe rechtbank is van oordeel dat verdachte zich
aan de mishandeling en de bedreiging heeftschuldig gemaakt.
Nadere overweging omtrent de bedreiging en de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van [slachtoffer 3].
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de avond van 17 februari 2017 wordt aangever [slachtoffer 2] wakker van rumoer. Als hij uit zijn slaapkamerraam kijkt en verdachte aanspreekt omdat hij met een mes om zich heen aan het zwaaien is, hoort hij verdachte het volgende naar hem schreeuwen: ‘Shut up! Fuck off! I’ll fucking kill you! Fuck your mother!’. [slachtoffer 3] verklaart dat ook hij verdachte met een mes stekende bewegingen in zijn richting en die van [slachtoffer 2] heeft zien maken en dat verdachte de woorden riep: ‘Ga nu naar binnen of ik steek jullie dood. Ik ga jullie moeder verkrachten, of woorden van gelijke strekking’. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij niet meer precies weet of verdachte dit in de Nederlandse of Engelse taal zei, maar dat hij hem in ieder geval goed kon verstaan.
De verklaringen van aangever en getuige komen in grote lijnen met elkaar overeen. De bedreiging vond daarnaast plaats in een hectische situatie en op een plek waar zowel Nederlands als Engels werd gesproken. Dat de getuige [slachtoffer 3] niet meer precies weet in welke taal de bewoordingen zijn geuit, is voorstelbaar en doet niet af aan de essentie van de bedreiging. De rechtbank acht de getuigenverklaring van [slachtoffer 3] dan ook betrouwbaar en aldus bruikbaar voor het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond de in
bijlage 2vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op of omstreeks 17 februari 2017 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] met een mes in de linker bovenarm heeft gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
op of omstreeks 17 februari 2017 te Amsterdam [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] gemaakt en een mes getoond en daarbij voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd “I’ll fucking kill you”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden waarvan 1 (één) maand voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een proeftijd van 2 (twee) jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Voor het geval de rechtbank toch tot een bewezenverklaring mocht komen, verzoekt de raadsman aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen of een onvoorwaardelijke straf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van één van zijn huisgenoten door met een mes in zijn arm te steken. Verdachte heeft hiermee op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Daarnaast heeft verdachte één van zijn buren en diens vriend zowel verbaal als fysiek bedreigd door met een mes stekende bewegingen in hun richting te maken en daarbij te zeggen “I’ll fucking kill you”. Dit zijn ernstige feiten waarbij verdachte gevoelens van onveiligheid heeft veroorzaakt, niet alleen bij de slachtoffers maar ook bij de omwonenden .
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van 27 december 2017 van verdachte. Daaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld. De rechtbank zoekt bij de bepaling van de strafmaat onder meer aansluiting bij de uitgangspunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS). Deze oriëntatiepunten stellen voor mishandeling met een slagwapen oplegging van een (forse) taakstraf voor. De rechtbank ziet aanleiding van deze strafmodaliteit af te wijken omdat verdachte bij het plegen van de strafbare feiten een mes heeft gebruikt. Daarom zal de rechtbank een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier gevorderde straf te fors is nu verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld . De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken waarvan 3 (drie) weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 (twee) jaren, passend en geboden. De rechtbank beoogt met het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen.
Ten aanzien van het beslag: De rechtbank stelt zich, met de officier van justitie en de raadsman, op het standpunt dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen waarop strafrechtelijk beslag rust aan verdachte dienen te worden geretourneerd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde:
mishandeling
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie weken),van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • Shirt (5339389)
  • Spijkerbroek (5339390)
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2018.