ECLI:NL:RBAMS:2018:5592

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
13/751973-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 2 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1977, die wordt verdacht van drie strafbare feiten volgens het Belgische recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in België onderzocht, met bijzondere aandacht voor de recente stakingen in Belgische gevangenissen.

Tijdens de zittingen op 19 juni en 19 juli 2018 zijn de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon besproken. De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege de onzekere detentieomstandigheden in België, terwijl de officier van justitie erop wees dat de situatie in de gevangenissen inmiddels verbeterd was. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er nog steeds een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen, totdat er meer duidelijkheid is over de uitkomst van de onderhandelingen omtrent de nieuwe regelgeving in België en de gevolgen daarvan voor de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de oproeping van de opgeëiste persoon bevolen voor een nader te bepalen datum, met tijdige berichtgeving aan zijn raadsman. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, waarbij is opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751973-17
RK-nummer: 17/7284
Datum uitspraak: 2 augustus 2018
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 oktober 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 september 2017 door de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
verblijvend op het adres [verblijfadres] .
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

Zitting 19 juni 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. T. Deckwitz, advocaat te Den Bosch.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot 19 juli 2018 om 15:00 uur om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een terugkeergarantie bij de uitvaardigende justitiële autoriteit op te vragen.
Zitting 19 juli 2018
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 19 juli 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. T. Deckwitz, advocaat te Den Bosch.
De rechtbank heeft de beslistermijn voor onbepaalde tijd verlengd.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en bepaald dat op 2 augustus 2018 om 12:30 uur uitspraak zal worden gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van 20 september 2017 uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan drie naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Standpunt van de raadsman
Wat betreft de detentieomstandigheden in België ligt de vraag voor of wij met goed fatsoen personen kunnen overleveren naar België in de huidige situatie. Er moet worden getoetst aan het kader dat is gegeven in het arrest van het Europese Hof van Justitie van 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Cặldặraru). Eerst moet de vraag worden beantwoord of er een reële vrees voor schending van artikel 4 van het Handvest is. De beslissing van de Internationale Rechtshulpkamer (IRK) met kenmerk: ECLI:NL:RBAMS:2018:4657 is daarbij van belang. Vervolgens moeten vragen worden gesteld met het oog op het uitsluiten van het gevaar voor de opgeëiste persoon. De Belgische autoriteit heeft bij e-mail van 11 juli 2018 de door de officier van justitie gestelde vragen beantwoord. Gelet op deze antwoorden is het gevaar voor de opgeëiste persoon niet uitgesloten. Er is sprake van een voorontwerp van wet. Op 26 juli 2018 zal op dat voorontwerp worden gereageerd. Het is onduidelijk wat er gaat gebeuren met het voorontwerp. De status van het wetsontwerp is onduidelijk. Er is niet gebleken van een definitief akkoord. Er is niet gebleken dat het ontwerp zal worden aangenomen. De implementatiedatum is onduidelijk. Het gevangenispersoneel kan op elk moment weer gaan staken. Als er wordt gestaakt, is de naleving van artikel 4 van het Handvest niet gewaarborgd. Het reële gevaar moet over de gehele detentieperiode worden getoetst en dan is er sprake van een reëel gevaar. De conclusie is dat het gevaar voor de opgeëiste persoon niet is uitgesloten door de antwoorden in de e-mail. Deze zaak heeft eerst negen maanden op de plank gelegen. Vervolgens is de zaak op zitting behandeld en aangehouden. Als de procedure te lang duurt, moet die worden beëindigd.
De raadsman heeft zich gelet op het voorgaande primair op het standpunt gesteld dat de verzochte overlevering moet worden geweigerd. Subsidiair heeft hij de rechtbank verzocht de zaak aan te houden om meer duidelijkheid te verkrijgen over de detentiesituatie in België.
Standpunt van de officier van justitie
In de beslissing van de IRK die de raadsman heeft aangehaald, is door de rechtbank overwogen dat er op dat moment sterke aanwijzingen waren dat in Belgische gevangenissen waar wordt gestaakt, sprake is van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest. De IRK heeft vragen laten stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Deze vragen zijn beantwoord bij de e-mail van
11 juli 2018. We moeten vertrouwen op de verstrekte informatie. Daaruit blijkt dat er op dit moment weer wordt gewerkt in de gevangenissen en dat weer wordt voldaan aan de eisen van artikel 4 van het Handvest. Dat het wetgevingstraject nog loopt en dat de uitkomst onduidelijk is, betekent niet dat er een gevaar is van schending van artikel 4 van het Handvest. Er kan altijd in elk land worden gestaakt door gevangenispersoneel. Het Openbaar Ministerie zal bij de feitelijke overlevering rekening houden met een eventuele nieuwe staking.
Oordeel van de rechtbank
De Belgische autoriteit heeft in het bericht van 11 juli 2018 van de FOD Justitie over de stakingen de volgende informatie verstrekt:
De stakingen zijn begonnen op 19 juni jl. en troffen alle Belgische gevangenissen, zij het in verschillende mate. De inzet van de staking was de invoering van een gegarandeerde dienstverlening tijdens stakingen in de gevangenissen, waarvan het voorontwerp van wet midden juni werd aangenomen door de Ministerraad. Ook het ontwerp van nieuw statuut voor het gevangenispersoneel was een inzet.
Dit ontwerp voorziet in de mogelijkheid om personeel desnoods op te vorderen om een minimale regime aan de gedetineerden te kunnen bieden in geval van staking. Dit regime omvat het recht op voeding, hygiëne, zorg, briefwisseling, bezoek, telefoon, wandeling, en toegang tot de advocaat, consulaire of diplomatieke vertegenwoordiger en godsdienst.
De staking vond plaats in alle gevangenissen. Wel werden zij om beurten gehouden in de Nederlandstalige, resp. Franstalige inrichtingen, maar alle personeelsleden zijn vrij om alle dagen te staken.
Vanaf het begin van de staking zijn er formele en informele onderhandelingen opgestart met de vakbonden. Tijdens deze fase hebben de vakorganisaties een aantal opmerkingen kunnen maken rond het voorontwerp van tekst. Hieruit werd een nieuwe tekst opgemaakt waar de sociale partners tegen 26 juli op zullen reageren. Daarna zal de tekst opnieuw voorgelegd worden op de Ministerraad. Op basis hiervan heeft het personeel beslist het werk te hervatten.
Zoals gemeld werd er in alle gevangenissen gestaakt, maar wel op verschillende wijze naar gelang de inrichting. Het regime dat een actie aangeboden kan worden is immers afhankelijk van het aantal werkwilligen op die dag. De activiteiten die prioritair voorgaan zijn: douche, wandeling, telefoon en bezoek. Voedsel- en medicatiebedeling is altijd gegarandeerd. Het werkwillig personeel doet er steeds alles aan om een maximum aan basisvoorzieningen inzake regime aan de gedetineerden te bieden.
Wat betreft de naleving van artikel 4 van het Handvest heeft de Belgische autoriteit de volgende informatie verstrekt:
Zolang de minimale dienstverlening niet wettelijk is geregeld kunnen wij niet garanderen dat tijdens stakingen de detentieomstandigheden zullen beantwoorden aan de eisen van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ook niet voor gedetineerden voor wie de nodige garanties werden gegeven.
Tot slot heeft de Belgische autoriteit de volgende informatie verstrekt over de beëindiging van de stakingen:
De staking is officieel beëindigd op 10 juli om 22 uur. Vanaf 11 juli starten de gevangenissen terug op en wordt het normaal regime weer ingevoerd. Dit proces kan 1 tot 2 dagen innemen.
Nu de staking voorbij is, worden de gevangenisregimes uiteraard weer normaal uitgevoerd in de Belgische gevangenissen. An sich antwoorden deze regimes aan de vereisten van in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de nu beschikbare informatie moet worden geconcludeerd dat tijdens stakingen in de Belgische gevangenissen sprake is van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest.
Hoewel de stakingen op 10 juli 2018 zijn beëindigd en het normaal regime weer is ingevoerd, is de rechtbank van oordeel dat nog altijd sprake is van een zorgwekkende situatie. Hierbij is van belang dat de onderhandelingen over de nieuwe regelgeving nog gaande zijn en dat de uitkomst van die onderhandelingen onzeker is.
Verder acht de rechtbank, mede gelet op de eerdere stakingen door gevangenispersoneel in België in de afgelopen periode, de kans op nieuwe stakingen gedurende de onderhandelingen reëel.
Mocht het tot een nieuwe staking komen voordat de nieuwe regelgeving is ingevoerd, dan volgt uit voormelde e-mail van 11 juli 2018 dat niet kan worden gegarandeerd dat een overgeleverde persoon toch in een situatie zal verkeren die voldoet aan de eisen van artikel 4 van het Handvest. Het vragen van dergelijke waarborgen is op dit moment dan ook niet opportuun.
De rechtbank ziet in hetgeen zij hiervoor heeft overwogen aanleiding het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen totdat meer duidelijkheid kan worden verschaft door de uitvaardigende justitiële autoriteit over de uitkomst van de onderhandelingen omtrent de nieuwe regelgeving en de (structurele) gevolgen hiervan voor de detentieomstandigheden.

5.Beslissing

HEROPENTen schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd om bovengenoemde reden.
Beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum met tijdig bericht aan haar raadsman.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 augustus 2018.
Mr. A.K. Glerum is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.