Op 11 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1995, die werd beschuldigd van woninginbraak en autoinbraak. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 11 januari 2018 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en de raadsman, mr. L.R. Rommy, aanwezig waren. De verdachte werd vrijgesproken van de woninginbraak, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. Echter, de rechtbank achtte het onder 1 ten laste gelegde feit, de autoinbraak, wel bewezen. De verdachte had op 8 juli 2017 in Amsterdam, samen met anderen, een rugtas met inhoud, waaronder geldbedragen tot een totaal van 1060 euro, uit een personenauto weggenomen door middel van braak op een autoruit.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 29 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 100 uren opgelegd, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis kan worden toegepast. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recidive en de positieve ontwikkeling die hij had doorgemaakt sinds het plegen van het feit. De rechtbank wees ook een vordering van benadeelde partijen toe voor materiële schade, maar wees de vordering voor immateriële schade af, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten.
De rechtbank besloot ook tot de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De proeftijd van een andere voorwaardelijke straf werd met een jaar verlengd. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank.