ECLI:NL:RBAMS:2018:5568

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
13-669182-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens afpersing en diefstal met geweld

Op 1 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en afpersing. De zaak is behandeld in meervoudige kamer na terechtzittingen op 9 september 2016 en 18 juli 2018. De officier van justitie, mr. R.N. Refos, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. S.J. Römer. De tenlastelegging betrof een incident op 21 juli 2015, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte de aangeefster, [persoon 1], zou hebben afgeperst en haar tas met waardevolle spullen zou hebben weggenomen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief getuigenverklaringen en camerabeelden van het incident. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de tenlastelegging. De camerabeelden waren te vaag om vast te stellen wat er precies is gebeurd en wie verantwoordelijk was voor het wegnemen van de tas. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een vooropgezet plan of een duidelijke taakverdeling tussen de betrokkenen. Daarom wordt de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging en wordt de benadeelde partij, [persoon 1], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft geen straf of maatregel opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669182-15 (Promis)
Datum uitspraak: 1 augustus 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [plaats] .

1.Zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de terechtzittingen van 9 september 2016 en van 18 juli 2018. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.N. Refos en van wat verdachte en haar raadsman mr. S.J. Römer naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd samen met een ander een diefstal met geweld te hebben gepleegd, dan wel [persoon 1] te hebben afgeperst op 21 juli 2015. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden, en baseert zich daarbij op de aangifte van [persoon 1] en de diverse getuigenverklaringen die zijn afgelegd bij politie, ten overstaan van de rechter-commissaris en ter zitting.
In de zomer van 2015 waren verdachte en medeverdachte [medeverdachte] goed bevriend. Verdachte was tevens bevriend met aangeefster [persoon 1] . Op 21 juli 2015 is [persoon 1] na haar werk opgehaald door [persoon 2] , de toenmalige vriend van verdachte. Verdachte had met [persoon 2] afgesproken om hem en [persoon 1] die dag te ontmoeten, zodat zij met [persoon 1] kon praten. [persoon 1] zou namelijk naaktfoto’s van verdachte op haar telefoon hebben. Verdachte wilde een gesprek aangaan, zodat de foto’s in haar bijzijn door [persoon 1] van de telefoon zouden worden verwijderd. [persoon 1] was niet op de hoogte van het feit dat [persoon 2] dit met verdachte had afgesproken. [persoon 2] is met [persoon 1] naar de McDonalds aan de Fogostraat gereden. Nadat zij drinken hebben gehaald bij de McDrive zijn zij weer weggegaan bij McDonalds. Bij het passeren van de Etnastraat heeft [persoon 1] tegen [persoon 2] gezegd naar rechts te gaan, zodat zij rustig konden praten. [persoon 2] is echter rechtdoor gereden de Maroastraat op. Terwijl zij rechtdoor reden, werd de auto van [persoon 2] ingehaald en vervolgens in de bocht klemgereden door een Volkswagen Golf. Deze Volkswagen Golf sneed de auto van [persoon 2] af en kwam op de rijbaan tot stilstand. [persoon 2] werd daardoor gedwongen eveneens te stoppen. In deze Volkswagen Golf zaten verdachte, [medeverdachte] en de toenmalige vriend van [medeverdachte] . Alle drie de inzittenden van de Volkswagen Golf zijn uitgestapt en naar de auto van [persoon 2] gelopen, waar een schermutseling heeft plaatsgevonden waarbij [persoon 1] uit de auto is getrokken en op de grond terecht is gekomen. Verdachte en [medeverdachte] hebben beiden geweld gebruikt tegen [persoon 1] . Zij is hierbij gewond geraakt. Vervolgens is [persoon 2] weggereden en is ook de Volkswagen Golf met daarin verdachte, [medeverdachte] en de toenmalige vriend van [medeverdachte] , weggereden. [persoon 1] bleef op straat achter. Zij was haar tas met daarin onder andere haar telefoon, kwijt. De tas is ongeveer zes weken later in de woning van [medeverdachte] aangetroffen. Verdachte verbleef in die periode ook in die woning. De telefoon is niet teruggevonden.
Ter zitting zijn de camerabeelden van het incident bekeken. Op de camerabeelden is te zien dat de bijrijder van de Volkswagen Golf (verdachte) na het klemrijden als eerste uit de auto stapt, naar de auto van [persoon 2] rent en het portier open trekt aan de passagierskant. [medeverdachte] , de bestuurder van de Volkswagen Golf, stapt kort daarna ook uit en loopt naar de bestuurderskant van de auto van [persoon 2] . Enkele seconden later loopt [medeverdachte] eveneens naar de passagierskant waar [persoon 1] zit. Vervolgens is te zien dat een derde persoon uit de Volkswagen Golf stapt en ook naar de auto van [persoon 2] loopt. Deze persoon moet de vriend van [medeverdachte] zijn geweest. Op de beelden zijn bewegingen te zien bij de auto van [persoon 2] , met name aan de passagierskant. Maar er kan niet worden vastgesteld wat er exact gebeurt, of wie wat doet. Daarvoor zijn de beelden te vaag. Op enig moment is een zwarte vlek in beeld, buiten bij de auto aan de passagierskant. Of dit mogelijk de tas van [persoon 1] is, is niet te zien. Ook is niet te zien of iemand de tas van [persoon 1] op enig moment heeft gepakt en meegenomen naar de Volkswagen Golf.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het medeplegen van de ten laste gelegde diefstal met geweld kan bewezen worden verklaard, op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. De camerabeelden tonen aan dat hier sprake is geweest van een beroving. Aangeefster heeft verklaard dat beide verdachten daarbij geweld hebben gebruikt. De tas van aangeefster is vervolgens in de woning van verdachte teruggevonden.
3.3.
Standpunt van de verdediging
Verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat zij geen goederen van aangeefster heeft weggenomen. Er is onvoldoende overtuigend bewijs voor het plegen of medeplegen van een diefstal met geweld. Daarnaast is er ook geen goed afgegeven, dus er is evenmin sprake van afpersing.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
Zoals hierboven uiteengezet, heeft er een incident plaatsgevonden tussen verdachte, [medeverdachte] en [persoon 1] , waarin ook verdachte een aandeel heeft gehad.
De rechtbank kan echter niet vaststellen op welk moment, hoe of door wie de tas van [persoon 1] is weggenomen en op welke wijze de tas terecht is gekomen in de woning van [medeverdachte] . In de woning van [medeverdachte] verbleef ook verdachte. De verklaringen in het dossier lopen op dit punt sterk uiteen en op de camerabeelden is niet te zien dat een tas wordt weggenomen.
De rechtbank kan ook niet vaststellen dat bij het wegnemen van de tas zodanig nauw en bewust is samengewerkt dat gesproken kan worden van het medeplegen van diefstal, ongeacht wie de wegnemingshandeling heeft verricht. Verdachte heeft weliswaar tegen [medeverdachte] gezegd het voertuig waarin [persoon 1] zat klem te rijden, maar het is onduidelijk wat het doel hiervan is geweest. Volgens verdachte was het de bedoeling een confrontatie aan te gaan met [persoon 1] omtrent de naaktfoto’s die op de telefoon van [persoon 1] stonden opgeslagen. Uit de hiervoor omschreven feitelijke gang van zaken volgt niet dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan dan wel een afgesproken taakverdeling ten aanzien van het wegnemen van de tas. Het is mogelijk dat pas tijdens de confrontatie bij de auto van [persoon 2] één van de aanwezigen heeft besloten om de tas van [persoon 1] weg te nemen. Uit de camerabeelden is bovendien gebleken dat ook nog een derde persoon, namelijk de toenmalige vriend van [medeverdachte] , tijdens de schermutseling bij de auto stond waar [persoon 1] en [persoon 2] in zaten. Wat zijn rol is geweest, is in het geheel niet duidelijk geworden.
De rechtbank kan, kortom, wel vaststellen dat verdachte (mede)pleger is van het gebruikte geweld tegen [persoon 1] , maar niet dat verdachte ook pleger of medepleger is van het wegnemen van de tas. Daarmee kan de tenlastegelegde diefstal met geweld niet worden bewezen.
Ook is er geen sprake van afpersing, gelet op het feit dat er geen goed is afgegeven door [persoon 1] .

4.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 342,40 aan materiële schadevergoeding en € 500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdachte wordt vrijgesproken. Aan verdachte wordt dus ook geen straf of maatregel opgelegd en ook artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt niet toegepast. Op grond van artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering is de vordering van de benadeelde partij in dat geval niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet over de inhoud van de vordering kan beslissen. De benadeelde partij kan haar vordering eventueel nog aan de civiele rechter voorleggen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Todorov, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2018.
[...]