Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De zitting
2.De beschuldiging
3.De zaak
4.De bewezenverklaring
5.De oplegging van straf
6.De wet
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, vijfde lid van de Wet milieubeheer’.
valsheid in geschrift’.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de Europese Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) en valsheid in geschrift. De verdachte, een tussenpersoon in de afvalstoffenhandel, werd beschuldigd van het vervoeren van vervuild plasticafval van België naar China zonder de vereiste kennisgeving en toestemming van de autoriteiten. Tijdens de zitting op 22 december 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. S. Kubicz, gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in februari en/of maart 2016 plastic zakken heeft vervoerd die niet voldeden aan de EVOA-regels. De Belgische milieu-inspectie ontdekte dat de containers vervuild plasticafval bevatten, wat in strijd was met de opgegeven Bazelcode. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse informatie had verstrekt op Bijlage VII, een document dat dient ter controle van de naleving van milieuvoorschriften. De rechtbank achtte de feiten bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de feiten, omdat er geen bewijs was dat andere partijen betrokken waren.
De rechtbank overwoog de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, die op 28 november 2017 in staat van faillissement was verklaard. Gezien de omstandigheden besloot de rechtbank geen geldboete op te leggen, omdat dit de belangen van concurrente schuldeisers zou schaden. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig, maar legde geen straf of maatregel op, en verklaarde dat de bewezen feiten strafbaar zijn.