ECLI:NL:RBAMS:2018:5538

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
13/994018-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van de EVOA en valsheid in geschrift door een rechtspersoon in afvaltransport

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de Europese Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) en valsheid in geschrift. De verdachte, een tussenpersoon in de afvalstoffenhandel, werd beschuldigd van het vervoeren van vervuild plasticafval van België naar China zonder de vereiste kennisgeving en toestemming van de autoriteiten. Tijdens de zitting op 22 december 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. S. Kubicz, gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in februari en/of maart 2016 plastic zakken heeft vervoerd die niet voldeden aan de EVOA-regels. De Belgische milieu-inspectie ontdekte dat de containers vervuild plasticafval bevatten, wat in strijd was met de opgegeven Bazelcode. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse informatie had verstrekt op Bijlage VII, een document dat dient ter controle van de naleving van milieuvoorschriften. De rechtbank achtte de feiten bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de feiten, omdat er geen bewijs was dat andere partijen betrokken waren.

De rechtbank overwoog de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, die op 28 november 2017 in staat van faillissement was verklaard. Gezien de omstandigheden besloot de rechtbank geen geldboete op te leggen, omdat dit de belangen van concurrente schuldeisers zou schaden. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig, maar legde geen straf of maatregel op, en verklaarde dat de bewezen feiten strafbaar zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/994018-17 (Promis)
Datum uitspraak: 5 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
gevestigd op het adres [vestigingsadres] ,
tevens opgeroepen op het adres van haar curator mr. M. Eefting, zijnde [adres] .

1.De zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kubicz.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt verweten dat zij in februari en/of maart 2016 de verordening voor de overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA) heeft overtreden en dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De rechtbank zal hierna specifieker op de beschuldiging ingaan. De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht.

3.De zaak

De rechtbank acht deze feiten bewezen en gaat daarbij uit van het volgende. [1]
- Feiten en omstandigheden
Verdachte handelt in afvalstoffen. Zij werkt als tussenpersoon tussen een oorspronkelijke eigenaar en een uiteindelijke koper. In deze zaak was verdachte de tussenpersoon tussen de Belgische partij [partijnaam 1] en de Chinese partij [partijnaam 2] . Deze [partijnaam 1] , werkzaam in de aardappelindustrie in België, heeft plasticafval verkocht aan verdachte, die het door heeft verkocht aan [partijnaam 2] . Verdachte zou het plasticafval ophalen bij [partijnaam 1] in Meulenbeeke (België) en het overbrengen naar de haven in Zeebrugge (België), hetgeen ook is gebeurd. [partijnaam 2] zou zorgen voor de overbrenging van Zeebrugge naar China. [2] Op 1 maart 2016 heeft de Belgische milieu-inspectie in de haven van Zeebrugge geconstateerd dat een van de twee te verschepen containers, die met nummer [nummer] , vervuild plasticafval bevatte. Het plastic was sterk organisch verontreinigd. Dit is ter plekke vastgesteld door de toezichthouder bij de milieu-inspectie [3] en is later bevestigd door de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). [4]
- Overtreding van de EVOA
Op de bij deze lading behorende Bijlage VII heeft verdachte vermeld dat het plastic in de container plasticafval betreft dat valt onder Bazelcode B3010. [5] Het moet dus worden aangemerkt als ‘groene lijst afval’ en daarom hoeft er geen toestemming te worden verkregen van of kennisgeving te worden gedaan aan de Chinese autoriteiten voor deze overbrenging, aldus [persoon] , de bestuurder van verdachte. De rechtbank gaat niet in mee in dit standpunt. De Belgische autoriteiten hebben het plastic onderzocht en vastgesteld dat dit verontreinigd was. De verontreiniging was dermate groot, dat het afval niet meer onder kan worden gebracht onder Bazelcode B3010. Het is daarom geen ‘groene lijst afval’, maar gewoon afval, waarvoor het regime van kennisgeving en/of toestemming geldt. [6] Nu verdachte geen kennisgeving heeft gedaan van en/of geen toestemming heeft gevraagd voor deze overbrenging, [7] heeft zij gehandeld in strijd met de EVOA.
- Valsheid in geschrift
Zoals hiervoor vastgesteld heeft verdachte in strijd met de waarheid op Bijlage VII vermeld dat het afval betreft dat valt onder Bazelcode B3010. De bestuurder heeft verklaard dat de container plasticafval bevatte. Hij heeft de container eerst geïnspecteerd, voordat hij kon bepalen onder welke Bazelcode de inhoud al dan niet viel. [8] Uit het dossier vloeit echter voort dat de verontreiniging van het plastic onmiddellijk kenbaar was, door de sterk rottende geur die van het afval af kwam. [9] Dit moet de bestuurder bij de inspectie hebben opgemerkt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte wist dat de inhoud van de container sterk verontreinigd was en dat het afval aldus niet onder Bazelcode B3010 vermeld had mogen worden.
Bijlage VII is een standaarddocument dat dient ter controle voor de naleving van milieuvoorschriften. Het stelt de autoriteiten immers in staat om vast te stellen of de EVOA is nageleefd. Door op dit formulier valse informatie te vermelden, heeft verdachte een document vervalst en gebruikt als echt document. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift.
- Juridisch bindend contract
Verdachte heeft voor de overbrenging in deze zaak contracten gesloten met zowel [partijnaam 1] als met [partijnaam 2] . De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze contracten niet juridisch bindend zijn en dat verdachte, door op Bijlage VII te vermelden dat er wel juridisch bindende contracten waren, ook op dit punt valsheid in geschrift heeft gepleegd. De rechtbank volgt de officier van justitie hier niet. De contracten zijn voorzien van namen en handtekeningen van de partijen, een dagtekening en zij bevatten informatie over de af te nemen goederen en diensten. Deze contracten voldoen hiermee weliswaar niet aan de vereisten die artikel 18, tweede lid, van de EVOA aan een contract stelt, maar dat sluit niet uit dat deze contracten op zichzelf genomen wel juridisch bindend zijn. Verdachte wordt echter niet verweten dat zij artikel 18 van de EVOA heeft overtreden, maar dat zij valsheid in geschrift heeft gepleegd. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte in strijd met de waarheid op Bijlage VII heeft vermeld dat een juridisch bindend contract aan de overbrenging ten grondslag lag. Verdachte zal worden vrijgesproken van dit deel van het ten laste gelegde.
- Medeplegen
Uit het dossier is gebleken dat verdachte de persoon is geweest die alle bewezen handelingen heeft verricht. Er is niet gebleken dat andere partijen, zoals bijvoorbeeld [partijnaam 1] en [partijnaam 2] , bij deze strafbare feiten betrokken waren. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het medeplegen van deze feiten.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 1 maart 2016 te Zeebrugge, opzettelijk, handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers was zij doende om vanuit België naar Hong Kong, een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing was, over te brengen een container ( [nummer] ) inhoudende afvalstoffen, te weten een partij vervuild plastic, zijnde afvalstoffen die niet in bijlage IX van het Verdrag van Bazel onder één code waren ingedeeld, terwijl die overbrenging geschiedde zonder voorafgaande kennisgeving aan en/of met schriftelijke toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig voornoemde Verordening;
2.
op 1 maart 2016 te Zeebrugge een formulier Begeleidende informatie afvalstoffen bij overbrengingen van afvalstoffen zoals omschreven in bijlage VII van de Verordening (EG) Nr 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken, immers heeft verdachte in strijd met de waarheid op het formulier in vak 10 vermeld dat code B3010 van lijst B van de EVOA en bijlage IX van het Verdrag van Bazel van toepassing was op de vervoerde afvalstoffen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De oplegging van straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een geldboete wordt opgelegd van € 5.000,00.
Verdachte heeft gehandeld in strijd met de EVOA door een administratief voorschrift dat is verbonden aan het vervoeren van afvalstoffen naar Hong Kong niet na te leven. De administratieve plichten die in de EVOA zijn opgenomen, dienen internationale transporten van afvalstoffen te reguleren om ongewenste gevolgen dan wel risico’s voor het milieu te vermijden. Om zorgvuldige en snelle controle van internationaal transport van afvalstoffen mogelijk te maken, is onder meer voorgeschreven dat Bijlage VII volledig en juist dient te worden ingevuld. Het nalaten daarvan is weliswaar een administratieve omissie, maar evengoed een belangrijke schakel in het gehele proces van het verantwoord vervoeren van afvalstoffen. Verdachte heeft met zijn handelen dus de integriteit van het controlesysteem van de EVOA geschonden en de bij de milieuvoorschriften betrokken belangen van bescherming van het milieu ondermijnd. Hier komt nog bij dat verdachte een vals formulier heeft overgelegd als zijnde een echt document. Verdachte heeft daarmee de autoriteiten om de tuin proberen te leiden en daarmee het vertrouwen geschaad dat in dergelijke documenten moet kunnen worden gesteld.
Bij de beoordeling van de vraag of aan verdachte een straf moet worden opgelegd betrekt de rechtbank onder andere de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de omstandigheden die verdachte betreffen, waaronder haar draagkracht. Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete passend zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van deze geldboete puur en alleen om de volgende reden.
Verdachte is op 28 november 2017 in staat van faillissement verklaard. Waarschijnlijk betekent dit dat een geldboete niet zal kunnen worden verhaald; in het leeuwendeel van de faillissementen zijn er immers geen middelen om ook de concurrente schuldeisers (gedeeltelijk) te voldoen. In het niet veel voorkomende geval dat er wel kan worden uitgekeerd aan concurrente schuldeisers zou een op te leggen geldboete de uitkering aan de concurrente schuldeisers drukken. De rechtbank acht het zeer beperkte strafrechtelijke doel dat gediend zou kunnen worden met de oplegging van een geldboete minder zwaarwegend dan de belangen van die schuldeisers. Daarom zal worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

6.De wet

Deze beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10.60 van de Wet Milieubeheer.
7. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op: ‘
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, vijfde lid van de Wet milieubeheer’.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: ‘
valsheid in geschrift’.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.A.J. Purcell, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. Haulo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 januari 2018.
[...]

Voetnoten

1.De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in de dossiers van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst Inspectie Leefomgeving en Transport met dossiernummer [dossiernummer] . De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende documentnummers en pagina’s in de dossiers.
2.V01-001 (p.9-10)
3.DOC-001 (p.38-39)
4.DOC-001 (p.40, 45-46)
5.V01-001 (p.9) en DOC-002 (p.79)
6.DOC-001 (p.40, 45-46)
7.V01-001 (p.9)
8.V01-001 (p.10)
9.DOC-001 (p.39)