ECLI:NL:RBAMS:2018:5533

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
13/669115-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor aanranding in nachtclub met meerdere slachtoffers

Op 15 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanranding van twee vrouwen in een nachtclub op 15 oktober 2017. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. I. Güçlü. De verdachte werd beschuldigd van het fysiek aanranden van de vrouwen door hen op ongepaste wijze te betasten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de bewuste avond veelvuldig fysiek contact heeft gezocht met vrouwen en verschillende seksueel getinte handelingen heeft verricht, waaronder het filmen onder de rok en het betasten van billen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen zorgvuldig gewogen. De aangifte van de eerste aangeefster werd ondersteund door getuigenverklaringen die de verdachte op de avond van de aanranding in de nabijheid van de slachtoffers plaatsten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de aanrandingen en dat er voldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank verwierp dit verweer en achtte de feiten bewezen.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 40 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming 20 dagen hechtenis zou volgen. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week opgelegd. De benadeelde partij, een van de slachtoffers, vorderde schadevergoeding voor immateriële schade, welke door de rechtbank gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank benadrukte het belang van de bescherming van de lichamelijke integriteit van vrouwen en de ernst van de gedragingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669115-17 (Promis)
Datum uitspraak: 15 mei 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] [geboorteland] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres]

1.De zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de terechtzitting van 1 mei 2018. De rechtbank heeft op die zitting kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. I. Güçlü naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 15 oktober 2017 twee vrouwen heeft aangerand. Een van hen zou hij bij de schaamstreek hebben vastgegrepen, bij de ander zou hij haar buik en/of borsten hebben betast en/of over haar billen hebben gewreven. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Feiten en omstandigheden
Op de avond en in de nacht van 14 op 15 oktober 2017 heeft een Syrische zanger opgetreden in de Marktkantine, een uitgaansgelegenheid in Amsterdam. Verdachte was bij dat optreden aanwezig. Verdachte heeft daar veelvuldig fysiek contact gezocht met vrouwen door een arm om hen heen te leggen, zo heeft hij verklaard en zo blijkt ook uit de beelden op zijn telefoon. Twee vrouwen hebben aangifte gedaan van aanranding door verdachte. [aangeefster 1] (hierna [aangeefster 1] ) heeft aangegeven dat verdachte haar heeft gegrepen bij haar schaamstreek. [aangeefster 2] (hierna [aangeefster 2] ) heeft aangegeven dat verdachte haar heeft betast aan haar billen en buik. Verdachte ontkent beide beschuldigingen.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht beide aanrandingen bewezen. De aangifte van [aangeefster 1] wordt voldoende ondersteund door de verklaring van [naam getuige 1] , die de fysieke botsing van verdachte met [aangeefster 1] en de onmiddellijke emotie daarna bij [aangeefster 1] heeft waargenomen. De aangifte van [aangeefster 2] wordt voor wat betreft het knijpen in de billen ondersteund door de verklaring van [naam getuige 3] .
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Voor de aanranding van [aangeefster 1] is onvoldoende bewijs, omdat [naam getuige 1] niet heeft waargenomen dat [aangeefster 1] door verdachte is betast. De verdachte heeft verder aangevoerd dat een ander mogelijk de ontuchtige handelingen bij [aangeefster 1] heeft gepleegd. Ten aanzien van de aanranding van [aangeefster 2] komt het signalement van de dader niet volledig overeen met verdachte, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die [aangeefster 2] heeft betast.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht beide aanrandingen bewezen en zal hieronder uitleggen waarom.
Uit verschillende verklaringen in het dossier, in het bijzonder de verklaring van [naam getuige 2] , blijkt dat verdachte op de bewuste avond veelvuldig fysiek contact heeft gezocht met vrouwen en verschillende seksueel getinte handelingen heeft verricht, waaronder het filmen onder de rok, het filmen van borsten en het betasten van billen. Dit kleurt het gedrag van verdachte.
Volgens de aangifte van [aangeefster 1] heeft verdachte haar gegrepen bij de schaamstreek. [naam getuige 1] heeft gezien dat verdachte tegen [aangeefster 1] is aangebotst, waarna zij meteen heftig geëmotioneerd raakte. Deze verklaring biedt voldoende steun aan de aangifte van [aangeefster 1] . [aangeefster 1] heeft verder de dader geïdentificeerd als de persoon die door de bewaking was meegenomen en dat was verdachte.
[aangeefster 2] heeft verklaard dat verdachte heeft gewreven tussen haar billen en dat hij haar buik heeft betast. [naam getuige 3] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte [aangeefster 2] in haar billen kneep. Hoewel [naam getuige 3] niet heeft gezien dat verdachte de buik van [aangeefster 2] heeft betast, acht de rechtbank dit wel bewezen, nu de aangifte van [aangeefster 2] op alle andere punten wordt gesteund door de verklaring van deze getuige en uit het dossier in het geheel volgt dat verdachte veelvuldig vrouwen op verschillende lichaamsdelen heeft betast.
De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de raadsvrouw, dat er sprake is van een persoonsverwisseling. [aangeefster 2] heeft verklaard dat de persoon die was aangehouden de man is die haar heeft aangerand. [naam getuige 3] heeft de aanrander omschreven als een kale man met breed postuur en een licht (vermoedelijk grijs) shirt. Dit signalement komt overeen met het uiterlijk van verdachte. Dat verdachtes shirt wit was in plaats van lichtgrijs doet aan deze conclusie niet af.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 15 oktober 2017 te Amsterdam [aangeefster 1] en [aangeefster 2] door feitelijkheden heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers
heeft hij [aangeefster 1] gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het vastgrijpen van de schaamstreek van die [aangeefster 1] en bestaande die feitelijkheden uit
  • het tegen die [aangeefster 1] aanbotsen en
  • het (tegelijkertijd) onverhoeds vastgrijpen van de schaamstreek van die [aangeefster 1] ,
en
heeft hij [aangeefster 2] gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het tasten en wrijven tussen en over de billen en het betasten van de buik van die [aangeefster 2] en bestaande die feitelijkheden uit
  • het van achter benaderen van die [aangeefster 2] ,
  • het vervolgens onverhoeds tasten en wrijven tussen en over de billen van die [aangeefster 2] ,
  • het plaatsen van een arm om die [aangeefster 2] en
  • het vervolgens betasten van de buik van die [aangeefster 2] .

5.De strafbaarheid

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het staat vast dat verdachte strafbare feiten heeft begaan. Om een straf te kunnen opleggen, moet de verdachte strafbaar zijn. De rechtbank vindt dat de verdachte in dit geval strafbaar is. Er zijn namelijk geen omstandigheden genoemd of gebleken die maken dat de verdachte niet strafbaar is.

6.De strafoplegging

6.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie wil dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd van 40 uren. Als verdachte die niet of niet goed uitvoert, moet hij 20 dagen hechtenis ondergaan.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank aan de oplegging van straf toekomt, heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte geen strafblad heeft, dat hij altijd heeft meegewerkt met het onderzoek en dat een veroordeling gevolgen heeft voor zijn verblijfsstatus. De raadsvrouw heeft ook gevraagd rekening te houden met het ondergane voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft twee vrouwen onzedelijk betast. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van de omstandigheden bij het optreden. In de zaal was het donker en druk, mensen stonden dicht op elkaar en er hing een uitgelaten sfeer. Verdachte was uit op veelvuldig fysiek contact met vrouwen, tegen de wil van die vrouwen. Het gedrag van verdachte is zeer vervelend en maakt een inbreuk op de lichamelijke integriteit van vrouwen. Vrouwen moeten naar een feest kunnen gaan zonder bang te hoeven zijn dat zij onzedelijk worden betast.
Als bijzonder kwalijk geldt de herhaling van de gedragingen van verdachte. Nadat vrouwen hem weg hebben geduwd bleef hij zich aan hen opdringen. De rechtbank is daarom, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte de gevolgen van zijn daden moet ondervinden met een onvoorwaardelijke straf. Verdachtes strafblad is blanco, waaruit volgt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Daarnaast wordt vastgesteld dat de onderhavige aanrandingen, namelijk korte aanrakingen over de kleding heen, tot de lichtere variant van aanranding behoren. Een werkstraf van 40 uren acht de rechtbank daarom passend.
In de omstandigheid dat verdachte bij herhaling vrouwen onzedelijk heeft betast vindt de rechtbank aanleiding daarnaast een voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte moet weten dat het ongewenst seksueel betasten van anderen niet wordt getolereerd. Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw met dergelijk gedrag inlaat, zal de rechtbank, als stok achter de deur een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster 1] vordert € 50,- aan materiële schadevergoeding voor haar broek die in beslag is genomen en € 600,- aan immateriële schadevergoeding, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering tot vergoeding van de broek af te wijzen, omdat zij heeft gevorderd de inbeslaggenomen broek aan de benadeelde terug te geven. Ook heeft zij gevraagd de vergoeding voor de immateriële schade te matigen. De raadsvrouw heeft het standpunt van de officier van justitie overgenomen, met de aanvulling dat de immateriële schade maximaal vastgesteld zou moeten worden op € 200,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij ten aanzien van de in beslag genomen broek van de benadeelde partij zal beslissen dat deze aan haar zal worden teruggegeven. De beslissing over het beslag is opgenomen in rubriek 8.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit in haar lichamelijke integriteit is aangetast. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 150,00 (zegge honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 oktober 2017 tot aan de dag van voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering voor immateriële schadevergoeding.
In het belang van [aangeefster 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

8.Het beslag

Er zijn twee goederen in beslag genomen, een broek (itemnummer 5465571) en een Samsung-telefoon (itemnummer 546557).
De broek is bij [aangeefster 1] in beslag genomen en zal daarom aan haar worden teruggegeven.
De telefoon behoort aan verdachte toe. Deze zal aan hem worden teruggegeven.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
‘feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd’.
Veroordeelt verdachte tot een
voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 (één) weeken stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 40 (veertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 (twintig) dagen.
De tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, wordt bij de uitvoering van deze taakstraf geheel in mindering gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [aangeefster 1] , gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 150,00 (zegge honderdvijftig euro) bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 oktober 2017 tot aan de dag van voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte verder in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [aangeefster 1] van een bedrag van € 150,00 (zegge honderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2017 tot aan de dag van voldoening en bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Gelast de teruggave aan verdachte van: Samsung telefoon (item 546557)
Gelast de teruggave aan [aangeefster 1] van: broek (item 5465571).
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en A.W.C.M. van Emmerik, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. H.L.A. Haulo en S. Drent, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 mei 2018.
[…]