ECLI:NL:RBAMS:2018:5530

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
13/689227-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak in restaurant met geringe buit

Op 25 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van inbraak in een restaurant op 11 februari 2017. De verdachte, geboren in 1995, werd ervan beschuldigd samen met een ander te hebben ingebroken in het restaurant en daarbij een geldbedrag van ongeveer zes euro te hebben weggenomen. Tijdens de zitting op 11 juli 2018 was de verdachte aanwezig en heeft hij zijn onschuld geproclameerd, ondanks de camerabeelden die hem in verband brachten met de inbraak. De officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, stelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kon worden bewezen, terwijl de raadsvrouw van de verdachte, mr. A.C.G. Meijer, vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de camerabeelden en de getuigenverklaringen van verbalisanten in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte op de camerabeelden betrouwbaar waren en dat de verdachte zich samen met een ander toegang had verschaft tot het restaurant door middel van braak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van het feit, en besloot tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/689227-17
Datum uitspraak: 25 juli 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2018, waarbij verdachte aanwezig was.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.C.G. Meijer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij op 11 februari 2017 in Amsterdam met een ander of anderen heeft ingebroken in het restaurant [restaurant] en daarbij heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) zes euro.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hoewel verdachte stellig blijft ontkennen dat hij heeft ingebroken in restaurant [restaurant] , zeggen de camerabeelden in het dossier volgens de officier van justitie iets anders. De twee jongens die gezien worden op de camerabeelden van het portiek van de woning waar verdachte destijds verbleef, vertonen qua kleding, postuur, schoenen en gezicht veel overeenkomsten met de jongens die op de camerabeelden van het restaurant worden gezien. Verdachte heeft over de schoenen verklaard dat hij ook zulke schoenen heeft. De lichtinval kan op de stills van de camerabeelden verschillen waardoor de kleding en de schoenen de ene keer donker lijken en de andere keer lichter. Bovendien herkennen vijf verbalisanten verdachte als één van de jongens op de camerabeelden.
3.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. Verdachte is stellig in zijn ontkenning dat hij niet de persoon op de camerabeelden is. Meerdere verbalisanten hebben verdachte herkend op de camerabeelden, maar met deze herkenningen moet voorzichtig worden omgegaan. De desbetreffende verbalisanten werken in de buurt waar verdachte woont. Het kan daarom zo zijn dat ze menen dat ze verdachte herkennen, terwijl dit misschien niet het geval is. Bovendien merkt één van de verbalisanten op dat een van de personen op de camerabeelden ‘sterk lijkt’ op verdachte.
De kleding die de personen op de camerabeelden van het restaurant dragen, zijn niet volledig identiek aan de kleding van de personen op de camerabeelden uit het portiek. De kleding zou donker zijn, maar op de stills van de beelden lijkt de kleding juist licht te zijn. Verdachte zegt dat hij een van die personen zou kunnen zijn, omdat dat het portiek was waar hij woonde. Hij weet het niet meer. Daarnaast zijn de camerabeelden van het portiek van 01.15 uur en vond de inbraak uren later plaats.
Verder heeft de raadsvrouw van verdachte opgemerkt dat veel jongens dezelfde soort kleding en schoenen dragen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Relevante feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde op de zitting van 11 juli 2018 gaat de rechtbank uit van het volgende.
[aangever] (hierna: aangever) doet aangifte van een inbraak op 11 februari 2017 in zijn restaurant [restaurant] , dat is gelegen aan de [adres restaurant] . Aangever zag dat het cilinderslot van de voordeur was afgebroken en dat er vijf à zes euro aan fooi was weggenomen. Op de camerabeelden van het restaurant is te zien dat tussen 03.23 uur en 04.12 uur één persoon zeven keer naar de voordeur loopt, een enkele keer met een lampje schijnt in de cilinder van het slot en weer vertrekt. De man heeft een klein vadsig, corpulent postuur en draagt een donker gekleurde, gewatteerde jas met horizontale strepen en een logo op de linkerzijde. Ook draagt hij typische schoenen door het motief dat erop zit. Om 04.16 uur komt de man weer bij de voordeur, maar ditmaal is er een tweede persoon bij. Deze man is wat langer en slanker en draagt handschoenen, een donkere jas met een Nike-logo en donkere sportschoenen met een Adidas-logo en een witte spekzool. Beide mannen bekijken met een lampje de cilinder van het slot en betreden uiteindelijk het restaurant. Te zien is dat beide mannen in het restaurant aan het zoeken zijn en dat er uiteindelijk wat kleingeld wordt gepakt. Om 04.30 uur verlaten beide mannen het restaurant. Vijf verbalisanten herkennen verdachte als de kleinere man op de camerabeelden. Vervolgens zijn er camerabeelden opgevraagd van het portiek van de [adres] , het adres waar verdachte destijds woonde. Te zien is dat rond 01.13 uur een man met een breed, vadsig dan wel corpulent postuur de toegangsdeur opent waarop een tweede man binnenkomt. De man die de deur opent – en is herkend als verdachte – draagt een donker gewatteerde jas met strepen in horizontale richting, een donkere broek en opvallende schoenen. De man die binnenkomt, heeft een donkergekleurde jas met het Nike-logo aan, een trainingsbroek met drie verticale strepen en zwarte Adidas-sportschoenen met een witte spekzool.
Verdachte heeft op de zitting verklaard niets met de inbraak te maken te hebben. Hij heeft wel dergelijke schoenen van het merk Gucci (de schoenen met het opvallende motief die de vadsige/bredere man op de camerabeelden draagt), maar heel Amsterdam loopt met die schoenen, aldus verdachte. Verdachte heeft tevens verklaard dat het best zo zou kunnen zijn dat hij die jongen is die op de camerabeelden van het portiek de deur opendoet, omdat hij daar destijds woonde.
Betrouwbaarheid herkenningen
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank de herkenningen van verdachte als de kleinere man op de camerabeelden van restaurant [restaurant] betrouwbaar. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang. Alle verbalisanten hebben de bewegende camerabeelden bekeken. De verbalisanten die verdachte op basis van deze beelden herkennen, kennen hem vanuit hun dagelijkse werk. Zij hebben meerdere keren contact met hem gehad. De meeste verbalisanten hebben bovendien toegelicht waaraan zij verdachte herkennen. Zij noemen daarbij zijn gezicht, baardgroei, lengte, postuur en loopje. Verbalisant [verbalisant 1] merkt nog op dat hij verdachte de schoenen, die hij op de camerabeelden droeg, eerder heeft zien dragen en verbalisant [verbalisant 2] geeft aan dat verdachte in het verleden tijdens een postactie hetzelfde soort schoenen draagt als op de beelden van de bedrijfsinbraak. Het zijn beigekleurige schoenen met een motief en een witte zool van het merk Gucci. Verdachte heeft verklaard dat hij die schoenen heeft, wat de juistheid van de herkenning door de verbalisanten ondersteunt.
Het postuur, de kleding en schoenen van de personen op de camerabeelden van het restaurant komen overeen met die van de personen op de camerabeelden van het portiek bij het woonadres van verdachte. Op de camerabeelden van het portiek is verdachte eveneens herkend en verdachte heeft verklaard dat het best zo zou kunnen zijn dat hij de persoon op de camerabeelden van het portiek is die de deur opent.
Conclusie
Alles tezamen en in onderlinge samenhang beschouwd is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die met zijn mededader heeft ingebroken in restaurant [restaurant] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 11 februari 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres restaurant] heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 6 euro, toebehorende aan restaurant [restaurant] en/of [aangever] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich de toegang tot voornoemd bedrijfspand hebben verschaft door middel van braak op een slot van de toegangsdeur van voornoemd bedrijfspand.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewezenverklaarde feit en de strafbaarheid van verdachte

Het bewezen verklaarde is een strafbaar feit en verdachte is daarvoor ook strafbaar.

5.Motivering van de straf

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren gevorderd, met als vervangende hechtenis zestig dagen. Zij heeft bij haar vordering in aanmerking genomen de aard van de inbraak, het feit dat de inbraak enige tijd geleden plaatsvond en de toepassing van artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr).
Hoewel verdachte in 2014 een taakstraf heeft verricht, is wat de officier van justitie betreft de Wet beperking taakstraf niet aan de orde, omdat die taakstraf van wat langer geleden is.
5.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit waardoor geen straf of maatregel moet volgen.
Subsidiair heeft zij een taakstraf bepleit met al dan niet een voorwaardelijk deel. Dit voorwaardelijk deel kan als stok achter de deur dienen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft samen met een ander ingebroken in restaurant [restaurant] waarbij ongeveer zes euro is weggenomen. Dit is een vervelend feit, met name voor de eigenaar van het restaurant die als gevolg van de inbraak schade aan het verbroken slot en overlast heeft ondervonden.
Persoonlijke omstandigheden
Uit een bericht van de Reclassering Nederland van 5 februari 2018 blijkt dat zij geen reclasseringsadvies kan opstellen. Er zijn meerdere uitnodigingen voor een gesprek naar het adres [BRP-adres] gestuurd – het adres waar verdachte ingeschreven staat – maar verdachte is telkens zonder tegenbericht niet verschenen. Ook is getracht telefonisch contact te krijgen met verdachte, maar dat is niet gelukt.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat het beter met hem gaat. Hij is serieuzer en rustiger geworden. Ook werkt hij als fietskoerier, woont hij op zichzelf en heeft hij sinds zeven maanden een vriendin.
Het strafblad van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 13 juni 2018 blijkt dat hij eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Daarnaast heeft verdachte in het kader van een veroordeling van 6 oktober 2014 een taakstraf verricht, waardoor de Wet beperking taakstraf wel degelijk van toepassing is. Eveneens is artikel 63 Sr van toepassing. De rechtbank zal hiermee rekening houden in de strafmaat.
De straf
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS-oriëntatiepunten) schrijven in geval van een inbraak in een bedrijfspand bij recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien weken voor. Nu de Wet beperking taakstraf van toepassing is, verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad en hij eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld, ziet de rechtbank geen aanleiding om wat betreft de strafmodaliteit en de hoogte van de op te leggen straf af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten.
Wel ziet zij aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte is nog jong en het lijkt beter met hem te gaan. Ook is het feit anderhalf jaar geleden gepleegd. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tien weken opleggen, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) weken.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) weken, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.C.M. Oude Hengel, voorzitter,
mrs. W.H. van Benthem en N. Saanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2018.
[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]