ECLI:NL:RBAMS:2018:5486
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot betaling van kosten voor gezamenlijke aanschaf van een hond na beëindiging van de relatie
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee voormalige partners over de kosten van een gezamenlijk aangeschaft hond, een dwergkeeshond. De eiser, die de hond voornamelijk verzorgde, vorderde een schadevergoeding van € 10.300 van de gedaagde, die volgens hem zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet nakwam. De eiser stelde dat beide partijen bij de aankoop van de hond op 4 juli 2016 hadden afgesproken de kosten gelijk te delen. De gedaagde betwistte het bestaan van deze overeenkomst en stelde dat zijn financiële bijdragen enkel ter compensatie van zijn inwoning bij de eiser waren.
Tijdens de comparitie op 16 juli 2018 zijn beide partijen gehoord, en de kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de totstandkoming van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet meer bijdroeg aan de kosten van de hond en dat hij toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft de schade van de eiser begroot op € 800,00, rekening houdend met de toekomstige kosten van de hond en de omstandigheden van de zaak. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat niet was voldaan aan de vereisten van de wet. Beide partijen zijn veroordeeld tot het dragen van hun eigen kosten, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken bij gezamenlijke aankopen en de gevolgen van wanprestatie in civiele zaken.