Beoordeling
4. Kern van het geschil ziet op de vraag of Club Med gerechtigd was om de overeenkomst met MTTM c.s. kosteloos op te zeggen. Partijen twisten daarbij over de vraag of artikel 7.2a TCW op de overeenkomst van toepassing is.
5. Artikel 7.2a TCW is van toepassing op een overeenkomst tussen een aanbieder en een eindgebruiker (abonnee) met betrekking tot de levering van een elektronische communicatiedienst of programmadienst. Het artikel bepaalt - samengevat - dat een overeenkomst die is aangegaan voor (i) bepaalde duur na verloop van die duur stilzwijgend mag worden verlengd, mits de abonnee de overeenkomst vervolgens kosteloos kan opzeggen, en (ii) onbepaalde duur te allen tijde kosteloos kan worden opgezegd door de abonnee. In alle gevallen geldt een maximale opzegtermijn van één maand, tenzij de uitzondering - een maximale opzegtermijn van drie maanden -van artikel 7.2a lid 6 TCW van toepassing is.
6. Het verweer van MTTM c.s. dat artikel 7.2a TCW niet van toepassing is, omdat tussen partijen een nieuwe overeenkomst voor bepaalde duur eindigend op 13 september 2018 tot stand is gekomen, slaagt niet. Voor de totstandkoming van een nieuwe overeenkomst voor bepaalde duur is namelijk uitdrukkelijk nadere wilsovereenstemming over de verlenging of vernieuwing van de overeenkomst vereist. Volgens MTTM c.s. volgt de uitdrukkelijke nadere wilsovereenstemming uit de bevestiging van de facturatiefrequentie die Club Med op 26 september 2016 heeft gegeven. Club Med heeft weliswaar ter comparitie bevestigd dat zij de facturatiefrequentie op 26 september 2016 heeft bevestigd, maar Club Med heeft betwist dat zij daarmee expliciet heeft ingestemd met de einddatum van 13 september 2018. Het lag vervolgens op de weg van MTTM c.s. om haar stelling nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft de bevestiging van 26 september 2016 ook niet overgelegd zodat enige onderbouwing van haar stelling ontbreekt.
7. Daar komt bij dat de enkele gestelde omstandigheid dat in een brief vermeld staat dat de overeenkomst tot aan een bepaalde datum wordt verlengd indien een bepaalde facturatiefrequentie wordt gekozen, onvoldoende aanleiding vormt om daaruit een expliciete aanvaarding van een aanbod tot verlenging of vernieuwing van de overeenkomst af te kunnen leiden. Ook wordt in alle overgelegde brieven (zie 1.3 - 1.5) alleen vermeld dat, en op welke wijze, MTTM c.s. Club Med heeft geïnformeerd over een nieuwe looptijd van de overeenkomst en dat MTTM c.s. de eerstvolgende einddatum éénzijdig heeft verlengd. Zo volgt uit de brief van 22 februari 2017 dat (i) de overeenkomst automatisch zou worden verlengd indien Club Med niet binnen 30 dagen af zou zien van een bepaald aanbod (hetgeen nu juist duidt op een stilzwijgende verlenging van de overeenkomst) en (ii) de overeenkomst al, voordat de facturatiefrequentie moest worden doorgegeven, met één jaar éénzijdig door MTTM c.s. was verlengd. Een concrete aanvaarding van de einddatum van 13 september 2018 van de zijde van Club Med volgt dus niet uit de overgelegde brieven en wordt in die brieven ook niet gevraagd van Club Med. De stellingen dat uit de gedragingen van Club Med afgeleid kan worden dat zij akkoord was met de nieuwe looptijd en dat er na 14 september 2010 meerdere overeenkomsten tussen partijen zijn getekend heeft MTTM c.s. evenmin met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Uit niets is dan ook gebleken dat Club Med akkoord is gegaan met de einddatum van 13 september 2018 en de kantonrechter is dan ook van oordeel dat de overeenkomst steeds stilzwijgend is verlengd.
8. Overigens volgt uit de brief van 22 februari 2017 ook geen einddatum van 13 september 2018, maar een verlenging van één jaar vanaf juli of augustus 2016. Hetgeen dus neer zou komen op een einddatum van juli of augustus 2017. Nu in de overgelegde brieven steeds verschillende nieuwe einddata zijn gecommuniceerd (drie jaar vanaf 2014, één jaar vanaf 2016 en 13 september 2018) is ook niet duidelijk welke einddatum MTTM c.s. nu precies heeft bedoeld te communiceren aan Club Med. Dat valt moeilijk te rijmen met de bedoeling van artikel 7.2a TCW om nu juist, onder meer, voor de abonnees duidelijkheid te creëren over de duur van hun overeenkomst en de bijbehorende opzegtermijn.
9. Het verweer van MTTM c.s. dat artikel 7.2a TCW niet van toepassing is, omdat Club Med een grootzakelijke klant is en de telecommunicatiediensten die MTTM c.s. op grond van de overeenkomst heeft geleverd niet onder de strekking van artikel 7.2a TCW vallen, faalt eveneens. Artikel 7.2a TCW maakt geen onderscheid tussen maatwerk of standaarddiensten. Aangezien MTTM c.s. niet heeft gesteld dat het door haar benoemde maatwerk geen communicatie- of programmadienst is, is artikel 7.2a TCW dan ook van toepassing op de diensten die MTTM c.s. aan Club Med heeft geleverd. Daarnaast volgt uit de toelichting bij artikel 7.2a TCW (Staatscourant 2015 nr. 28002) dat voor de toepasselijkheid van het artikel geen onderscheid is gemaakt tussen kleinzakelijke en grootzakelijke abonnees, maar dat alleen wat betreft de werking van dit artikel een onderscheid is gemaakt tussen de twee soorten abonnees. Artikel 7.2a lid 6 TCW voorziet namelijk in de mogelijkheid om op uitdrukkelijk verzoek van de abonnee een afwijkende opzegtermijn van maximaal drie maanden overeen te komen. Daarmee wordt volgens de toelichting de mogelijkheid voor het gewenste maatwerk in de grootzakelijke markt geboden.
10. Artikel 7.2a TCW is dus van toepassing op de overeenkomst. Nu gesteld noch gebleken is dat bovengenoemde uitzondering van artikel 7.2a lid 6 TCW van toepassing is, geldt de hoofdregel van artikel 7.2a lid 5 TCW. Club Med mocht de overeenkomst dan ook met inachtneming van één maand opzegtermijn opzeggen. Of de overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde duur is aangegaan kan - nu onder 7 al is vastgesteld dat de overeenkomst stilzwijgend is verlengd - in het midden blijven, want in beide gevallen was Club Med op grond van artikel 7.2a TCW gerechtigd om de overeenkomst kosteloos tegen 31 januari 2017 op te zeggen.
11. Ook het tweede verweer van MTTM c.s. slaagt niet. Daargelaten of MTTM c.s. gezien de strekking van artikel 7.2a TCW bij een akkoord op de slotnota wel bevoegd was om de slotnota te incasseren, is ook niet vast komen te staan dat Club Med akkoord was met het in rekening brengen van de slotnota. Een concrete bevestiging van Club Med daartoe is namelijk niet overgelegd en uit de overgelegde correspondentie (zie 1.7) volgt juist dat Club Med niet akkoord was met het in rekening brengen van de slotnota. Het betoog van MTTM c.s. dat het binnen de markt van de telecomdienstverleners gebruikelijk is om af te gaan op de bevestiging van KPN - zodat MTTM c.s. er op mocht vertrouwen dat KPN gemachtigd was om namens Club Med akkoord te geven vormt onvoldoende onderbouwing van haar stelling. Uit niets blijkt namelijk dat Club Med de gestelde machtiging aan KPN heeft verstrekt.
12. Kortom, MTTM c.s. was dus niet gerechtigd om de slotnota te incasseren, waardoor Club Med de slotnota onverschuldigd aan MTTM c.s. heeft betaald. De vordering tot betaling van € 5.696,13 is dan ook toewijsbaar. Nu MTTM c.s. ter comparitie heeft bevestigd dat zij geen bezwaar heeft tegen de hoofdelijke veroordeling, zal ook dit deel van de vordering worden toegewezen.
13. Aangezien sprake is van een handelstransactie tussen partijen en MTTM c.s. de vordering tot betaling van wettelijke handelsrente vanaf 23 januari 2017 als zodanig niet heeft betwist, is ook de gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 23 januari 2017 toewijsbaar.
14. Club Med maakt verder nog aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat Club Med voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
15. MTTM c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden aan de zijde van Club Med begroot op:
griffierecht € 470,00
explootkosten € 99,58
salaris gemachtigde € 500,00 (2 punten x € 250,-, tarief VII)
______
totaal € 1.069,58