ECLI:NL:RBAMS:2018:5412

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7073
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken beroepsgronden in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een horecabedrijf, eiseres, en de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 31 oktober 2017, waarin het bezwaar tegen een eerder besluit van 21 augustus 2017 ongegrond was verklaard. Dit laatste besluit hield in dat eiseres de uitoefening van haar horecabedrijf in een specifiek pand te Amsterdam diende te staken en gestaakt te houden.

Tijdens de zitting op 12 april 2018 is eiseres niet verschenen, ondanks dat zij op de hoogte was gesteld van de zitting en de mogelijkheid had om haar gronden in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het inleidende beroepschrift van 8 december 2017 geen beroepsgronden bevatte. Eiseres was eerder gewezen op dit verzuim en kreeg de kans om dit binnen vier weken te herstellen, maar heeft geen gronden ingediend.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Aangezien eiseres niet op de zitting aanwezig was en geen schriftelijke reactie had ingediend, was er geen sprake van verschoonbare redenen voor het niet tijdig indienen van de gronden. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door rechter B.C. Langendoen, in aanwezigheid van griffier M. den Toom.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/7073

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

12 april 2018 in de zaak tussen

[bedrijf] , te Amsterdam, eiseres,

en

de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. M.I. Houben).

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd. Eiseres diende voor 31 augustus 2017 het uitoefenen van het horecabedrijf in het [pand] te Amsterdam te staken en gestaakt te houden. Bij besluit van 31 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2018. Eiseres is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 31 oktober 2017. In dit besluit is een bezwaar tegen het besluit van 21 augustus 2017 ongegrond verklaard.
3. Voordat aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep kan worden toegekomen, moet de rechtbank beoordelen of het beroep ontvankelijk is.
4. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat een beroepschrift ten minste de gronden van het beroep. Op grond van artikel 6:6 van de Awb kan het beroep niet‑ontvankelijk worden verklaard als niet is voldaan aan dit vereiste, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
5. Het inleidende beroepschrift van 8 december 2017 bevat geen beroepsgronden. Eiseres is bij brief van 11 december 2017 op dit verzuim gewezen en in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken de gronden van het beroep in te dienen. In deze brief is ook vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren als eiseres het verzuim niet tijdig herstelt. Eiseres heeft geen gronden ingediend.
6. De rechtbank stelt vast dat de gestelde termijn voor het herstellen van het verzuim is verstreken. Met de brief van 3 april 2018 heeft de rechtbank eiseres geïnformeerd dat de vraag naar de ontvankelijkheid van het beroep op de zitting aan de orde zal worden gesteld en dat eiseres dan in de gelegenheid zal worden gesteld om kenbaar te maken wat de reden is van het niet indienen van de gronden. Eiseres is niet op de zitting verschenen. De rechtbank heeft ook geen schriftelijke reactie van eiseres ontvangen. Van verschoonbare redenen voor het niet (tijdig) indienen van de gronden is daarom niet gebleken. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet‑ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. den Toom, griffier, op 12 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.