ECLI:NL:RBAMS:2018:5251
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opschorting van executie in strafzaak wegens niet-ontvankelijkheid hoger beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2018 een verzoek behandeld van verzoeker, die gedetineerd is en een hoger beroep heeft ingesteld tegen een eerder vonnis. Verzoeker was op 25 oktober 2013 aangehouden op verdenking van wapenbezit en is bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf dagen. De executie van deze straf is op 27 maart 2018 gestart. Verzoeker heeft op diezelfde datum hoger beroep ingesteld en verzocht om opschorting van de executie totdat het hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en dat hem geen schriftelijke vertaling van de dagvaarding is verstrekt. Hierdoor is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor een geldige betekening. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van verzoeker om duidelijkheid te krijgen over zijn hoger beroep zwaarder weegt dan het belang van de executie van de straf. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten de executie van het vonnis op te schorten totdat het gerechtshof heeft beslist over de ontvankelijkheid van het hoger beroep.