ECLI:NL:RBAMS:2018:5248

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
13/527099-07
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging

Op 23 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/527099-07, waarin de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling (met verpleging) van de terbeschikkinggestelde heeft behandeld. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1987, is thans verpleegd in een kliniek en is eerder veroordeeld voor afpersing en diefstal, gepleegd met geweld. De termijn van de terbeschikkingstelling is begonnen op 24 april 2010 en is voor het laatst verlengd op 10 oktober 2017. De officier van justitie heeft op 15 maart 2018 een vordering ingediend om de termijn met twee jaar te verlengen. Tijdens de zitting op 7 mei 2018 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. J.J. Lieftink, en deskundige A. Goldhoorn gehoord. Het advies van de kliniek wees op een hoog recidiverisico, mede door de antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornissen van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, in overeenstemming met het advies van de deskundige. De rechtbank heeft benadrukt dat de kliniek verantwoordelijk is voor de verpleging en niet verplicht is om het advies van het Pieter Baan Centrum op te volgen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/527099-07 (23-005389-08)
BESCHIKKING
Beschikking op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 15 maart 2018 tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling (met verpleging) van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans verpleegd in [kliniek] .

1.Inleiding

De terbeschikkinggestelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 april 2010 veroordeeld ter zake van:
1. de voortgezette handeling van afpersing en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en
2. afpersing, meermalen gepleegd
en ter beschikking gesteld, teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
De termijn van de terbeschikkingstelling is begonnen op 24 april 2010 en voor het laatst bij beschikking van deze rechtbank van 10 oktober 2017 met één jaar verlengd. Op 15 maart 2018 is de vordering van de officier van justitie ter griffie van deze rechtbank ingekomen.

2.Inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling (met verpleging) met twee jaren.

3.Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 april 2010;
  • de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 oktober 2017;
  • het op 7 maart 2018 op grond van artikel 509o, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering door [kliniek] uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met twee jaren, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen betreffende de periode van 12 oktober 2017 tot en met 29 januari 2018 en de nadien overgelegde aantekeningen betreffende de periode van 30 januari 2018 tot en met 20 april 2018.
De rechtbank heeft op 7 mei 2018 de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. J.J. Lieftink, advocaat te Huizen, alsmede de deskundige A. Goldhoorn, verbonden aan [kliniek] , in openbare raadkamer gehoord.

4.Beoordeling

Aan het advies van [kliniek] wordt het volgende ontleend:
Kernproblematiek
Het intellectueel functioneren van de tbs’er ligt op de grens van een laagbegaafd en een benedengemiddeld niveau. Er is sprake van gebrekkige empathische vermogens, een gebrekkige gewetensfunctie, impulsiviteit, een verhoogde krenkbaarheid en een egocentrisch, instrumentele behoeftebevredigende wijze van in het leven staan. De tbs’er stelt zich enerzijds manipulerend/aangepast en anderzijds antisociaal op om in zijn behoeften te voorzien, waarbij hij fors over de grenzen van anderen kan gaan. Zijn frustratietolerantie is zeer beperkt. Negatieve affecten worden niet goed verder verdragen en leiden snel tot gedragsimpulsen waar hij weinig controle over heeft en die bij verder oplopende spanning een zeer explosief karakter kunnen hebben in de vorm van (gewelddadig) acting-out, maar ook in de vorm van acting-in zoals blijkt uit forse automutilatie in het verleden. De beschreven persoonlijkheidskenmerken worden in classificerende termen volgens de DSM-5 gevat onder de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis en narcistische persoonlijkheidsstoornis. Volgens het psychopathieconcept van Hare is sprake van een hoge mate van psychopathie.
Beknopte weergave ingevulde risicotaxatie-instrumenten (HCR-20 V3 – 12 juni 2017)
Bij beëindiging van de tbs met dwangverpleging wordt het risico op terugval in crimineel en/of gewelddadig gedrag met behulp van de HCR-20 V3 als hoog ingeschat. Op de historische items scoort betrokkene bijna maximaal. Van jongs af aan is er sprake van gewelddadig gedrag en van antisociaal gedrag. De tbs’er wordt vanaf zijn negende uit huis geplaatst vanwege onhandelbaar gedrag. Op zijn veertiende is sprake van een eerste veroordeling en krijgt betrokkene een PIJ-maatregel. De tbs’er wordt vanwege zijn onhandelbare gedrag meermalen overgeplaatst naar een andere instelling. Op zijn twintigste pleegt hij de indexdelicten, namelijk diefstal en afpersing middels het verbaal en fysiek dreigen met een wapen. Dat vindt plaats in 2007. In 2010 wordt het vonnis definitief, nadat er in 2008 en in 2009 PBC-rapporten over hem zijn uitgebracht. Van een langdurende intieme relatie is geen sprake geweest, de tbs’er heeft nimmer langdurig gewerkt en de delicten zijn waarschijnlijk onder invloed van middelen (alcohol en cannabis) gepleegd. Er is sprake van zowel een antisociale als een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het opvoedingsklimaat is niet optimaal geweest, omdat de ouders van betrokkene zijn gedrag altijd bagatelliseerden en hem in bescherming namen. De uithuisplaatsing vonden zij niet nodig. Er is sprake van gewelddadige opvattingen, gezien zijn delicten en zijn minachtende houding ten aanzien van de wetshandhaving. De behandeling in drie tbs-klinieken gedurende 7 jaar heeft onvoldoende verandering in het gedrag van betrokkene bewerkstelligt. Nog altijd is het recidiverisico hoog. Er is door de jaren heen wel enig inzicht in zijn stoornis ontstaan, maar de stoornis wordt door betrokkene ook vaak gebagatelliseerd. Inzicht in het risico op gewelddadig gedrag is afwezig; betrokkene vindt behandeling niet noodzakelijk en is van mening dat hij wel weet wat hij wel en niet moet doen. Zijn gedrag echter laat het tegenovergestelde zien. Betrokkene reageert zeer impulsief als hem iets niet aanstaat. Van gewelddadige denkbeelden of intenties is geen sprake. Ook worden er geen symptomen van psychotische aard of stemmingsproblematiek gezien. Zwakbegaafdheid is niet meer in de diagnose opgenomen, maar de beperking in het intellectueel functioneren blijft een aandachtspunt. Er is sprake van een hoge mate van impulsiviteit in boosheid en agressie, waarbij betrokkene de neiging heeft om anderen de schuld te geven van problemen. Van een duidelijk en constant zelfbeeld is geen sprake. De behandeling tot nu toe heeft onvoldoende resultaat opgeleverd zodat er nog recidiverisico aanwezig is. Betrokkene heeft in de behandeling veel in een individueel regime gezeten, omdat hij vaak medepatiënten beïnvloedde en zijn plannen liet uitvoeren. De risicohanteringsitems laten een sombere prognose voor de toekomst zien . Betrokkene heeft wel inzet getoond, maar de aangeboden therapie is niet bij hem beklijfd. Er zal een langere tijd voor nodig zijn, waarbij nieuw gedrag zal moeten inslijten. Op dit moment is de intensiteit van de professionele ondersteuning zeer hoog, vanwege de individuele benadering en verpleging op de ZISZ. De familie van betrokkene is ondersteunend naar betrokkene en wil ook betrokken worden, maar zal onvoldoende opgewassen zijn om betrokkene voldoende te kunnen controleren. Daarnaast schieten de copingsvaardigheden van betrokkene te kort om zich staande te houden in de maatschappij zonder te vervallen in delictgedrag.
Koers en prognose
De tbs’er verblijft momenteel op een individuele afdeling in [kliniek] . Komende maand zal er een diagnostiekbespreking plaatsvinden waarin de dynamische risicofactoren en behandeldoelen nader bepaald zullen worden. Tevens zal tijdens deze bespreking stilgestaan worden welke uitbreiding van vrijheden binnen kliniek haalbaar is en welk traject het meest passend is. Zowel een individueel traject, met verblijf in een inpandige kliniekflat, als een traject via de leefgroep zal overwogen worden. Daarnaast wordt op korte termijn onderzocht of het risico op terugval in delictgedrag bij begeleid verlof dermate laag is dat het verantwoord is om begeleid verlof aan te vragen. Mocht dit het geval zijn, en het risico op ontvluchting laag genoeg zijn, dan wordt beoogd begeleid verlof te effectueren. Afhankelijk van de mate van openheid, betrouwbaarheid en begeleidbaarheid zullen de vrijheden van de tbs’er verder uitgebreid worden. Verwacht wordt dat het traject met vallen en opstaan zal gaan, daar hij momenteel nog laat zien dat hij (bij momenten) moeilijk te sturen is.
De deskundige Goldhoorn heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig toegelicht, onderbouwd en aangevuld. Uit haar verklaring komt naar voren dat de komende periode zal worden gekeken naar de mogelijkheid van verlof, maar dat er wat de behandeling van de terbeschikkinggestelde nog een lange weg te gaan is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voormeld advies, het verhandelde in raadkamer en artikel 38d en 38e Wetboek van Strafrecht, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben verzocht de termijn van de terbeschikkingstelling niet met twee jaar maar met een jaar te verlengen. Gebleken is dat de terbeschikkingstelling niet op korte termijn zal kunnen eindigen. De rechtbank heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Zij zal daarom de terbeschikkingstelling – overeenkomstig het advies – met twee jaar verlengen.
Naar aanleiding van hetgeen de raadsman en de terbeschikkinggestelde over het rapport van het Pieter Baan Centrum naar voren hebben gebracht merkt de rechtbank ten slotte op dat de kliniek waar de terbeschikkinggestelde wordt verpleegd haar eigen verantwoordelijkheid heeft en de verpleging naar eigen inzicht vorm kan geven. Het is dus niet zo dat de kliniek moet doen wat het Pieter Baan Centrum heeft geadviseerd.

5.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaren.
Deze beschikking is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2018.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.