ECLI:NL:RBAMS:2018:5239

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
13/660422-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf wegens niet-naleving voorwaarden en omstandigheden veroordeelde

Op 28 maart 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/660422-12, waarin de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf heeft ingediend. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf was eerder opgelegd bij vonnis van 7 september 2012, waarbij de veroordeelde was veroordeeld tot 150 dagen gevangenisstraf, waarvan 92 dagen voorwaardelijk. De proeftijd was sindsdien meerdere keren verlengd, en de veroordeelde had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, hoewel de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, het thans niet opportuun is om de vordering toe te wijzen. Dit is mede te wijten aan de omstandigheden van de veroordeelde, waaronder een verstandelijke beperking en de recente oplegging van de maatregel tbs met dwangverpleging door de Rechtbank Den Haag. De rechtbank heeft overwogen dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf in het licht van de huidige situatie van de veroordeelde niet meer passend is, vooral omdat er een hoger beroep loopt tegen de tbs-maatregel.

De rechtbank heeft uiteindelijk de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, waarbij de beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/660422-12
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam tot tenuitvoerlegging van een bij onherroepelijk geworden vonnis van 7 september 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, in de strafzaak tegen:
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd (UAH) in het [detentieadres]

1.Inleiding

Bij vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 7 september 2012 is [veroordeelde] (hierna: veroordeelde) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat een gedeelte, groot 92 dagen, van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, dat veroordeelde:
  • zich zonder uitstel te stellen onder toezicht en leiding van Inforsa Justitiële verslavingszorg, [adres] te Amsterdam, tijdens de proeftijd onder dat toezicht en die leiding te blijven en zich tijdens die proeftijd te gedragen naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt;
  • zich moet laten behandelen voor zijn psychische problematiek bij Inforsa Justitiële Verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg;
  • zich moet laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij Jellinek of soortgelijke forensische zorg;
  • moet meewerken aan gesprekken en het geadviseerde vervolgtraject Stichting MEE, ook als dit een woontraject inhoudt;
  • moet meewerken aan een traject Budgetbeheer;
  • moet meewerken aan diagnostiek uitgevoerd door het ACT-team van de Jellinek te Amsterdam, dan wel een soortgelijke instantie; en
  • moet meewerken aan urinecontroles, zolang de Reclassering dit nodig acht.
De proeftijd van voornoemd vonnis is bij vonnis van 3 april 2013 van de Rechtbank Amsterdam (in de zaak met parketnummer 13/670988-12) met 1 jaar verlengd.
Bij vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2013 (in de zaak met parketnummer 13/741106-13) is veroordeelde de ISD-maatregel opgelegd en is de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 13/660422-12 afgewezen.
Het Hof Amsterdam heeft bij arrest van 13 februari 2014 (in de zaak met parketnummer 23-004074-13) het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2013 bevestigd.
De Rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 11 oktober 2016 (in de zaak met parketnummer 13/741101-16) de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 13/660422-12 gedeeltelijk toegewezen en gelast dat veroordeelde in plaats van 7 dagen gevangenisstraf een taakstraf van 30 uur moest verrichten (subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis). De rechtbank heeft tevens de proeftijd opnieuw met 1 jaar verlengd.
Op 17 januari 2017 heeft de officier van justitie de voorliggende vordering tot tenuitvoerlegging van het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ingediend.
De rechtbank heeft op 14 maart 2017 de vordering behandeld, maar de zaak aangehouden om de ontwikkelingen bij de Rechtbank Den Haag in een andere strafzaak uit hoofde waarvan veroordeelde op dat moment gedetineerd zat, af te wachten.
Bij vonnis van 27 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag veroordeelde de maatregel tbs met dwangverpleging opgelegd en de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/660422-12 afgewezen. Veroordeelde is in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis.
De rechtbank heeft in het kader van de voorliggende vordering op 28 maart 2018 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie en de (gemachtigde) raadsman van veroordeelde, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam, alsmede R. Snater, werkzaam bij GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam en belast met het toezicht houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Veroordeelde heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de zitting aanwezig te zijn.

2.De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat het resterende deel van de niet ten uitvoer gelegde straf (85 dagen gevangenisstraf) alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

3.De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 7 september 2012;
  • een brief van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 22 december 2016 aan de officier van justitie, waarin wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te vorderen.
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de vordering. Zij heeft daarbij benadrukt dat bij overtreding van aan een voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden, consequenties verbonden moeten worden.
De raadsman van veroordeelde heeft verzocht de vordering af te wijzen omdat veroordeelde onlangs door de Rechtbank Den Haag tbs met dwangverpleging is opgelegd en de verdediging in hoger beroep tegen die beslissing van de Rechtbank Den Haag zal bepleiten veroordeelde niet van overheidswege te laten verplegen maar hem tbs met voorwaarden op te leggen. Mocht het Hof de verdediging daarin volgen dan zou het tenuitvoerleggen van een gevangenisstraf het traject dat met veroordeelde zal moeten worden ingegaan, doorkruist worden, aldus de raadsman.

4.De beoordeling

De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een veroordeelde zich dient te houden aan de bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan een voorwaardelijk opgelegde straf, en dat als hij dat niet doet in beginsel de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf moet worden gevorderd en dat als komt vast te staan dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden daar consequenties aan verbonden moeten worden. Hoewel veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden, is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak, mede gezien de persoon van veroordeelde en zijn verstandelijke beperking, het thans niet opportuun meer is de vordering toe te wijzen. Het gaat in deze zaak om een voorwaardelijke straf die reeds in 2012 is opgelegd. Veroordeelde heeft daarna in een andere strafzaak de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Veroordeelde is in weer een andere strafzaak sinds eind december 2016 gedetineerd. Eind vorig jaar heeft de Rechtbank Den Haag in die zaak verdachte de maatregel tbs opgelegd en bepaald dat veroordeelde van overheidswege moet worden verpleegd. Veroordeelde heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. De rechtbank heeft van de raadsman begrepen dat in die hogerberoepsprocedure in het bijzonder de vraag aan de orde zal komen of veroordeelde van overheidswege moet worden verpleegd of dat kan worden volstaan met tbs met voorwaarden. De rechtbank heeft ten slotte laten meewegen dat in dat hoger beroep de vordering tenuitvoerlegging zoals die hier nu ook voorligt, bij het Hof wederom aan de orde komt.

5.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Deze beslissing is genomen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. L.R. Wisse en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2018.
De jongste rechter is buiten staat
deze beslissing mede te ondertekenen.