Uitspraak
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
had gedaanbij de politie van diefstal van een bankpas en laptop terwijl verdachte op 12 augustus 2015 om 11.55 uur aangifte heeft gedaan en toen heeft verklaard dat zij op die dag omstreeks door 09.00 uur door [naam bedrijf 2] werd gebeld en zij toen heeft meegedeeld dat zij aangifte bij de politie
zou gaan doen(pagina 47 en 48 van het dossier). De rechtbank merkt op dat in de schriftelijke aangifte van 7 oktober 2015 die namens [naam bedrijf 2] is gedaan (pagina 21 van het dossier), die in het proces-verbaal van aangifte is verwerkt, alleen staat dat er op 12 augustus 2015 telefonisch contact heeft plaatsgevonden met verdachte, maar niet op welk moment van de dag dat was. In de desbetreffende aangifte staat ook niet dat [naam bedrijf 2] van verdachte heeft vernomen dat zij bij de politie aangifte van diefstal had gedaan. Uit de aangifte van verdachte komt naar voren dat zij op 11 augustus 2015 contact heeft opgenomen met de ING omdat zij niet meer kon pinnen, dat zij toen te horen heeft gekregen dat er frauduleuze handelingen met haar betaalrekeningen hadden plaatsgevonden en dat zij de volgende dag nadat zij ’s ochtends vroeg door [naam bedrijf 2] was gebeld heeft gezegd dat zij opnieuw contact zou opnemen met de ING en aangifte zou gaan doen. De stelling van de officier van justitie dat verdachte pas aangifte is gaan doen nadat [naam bedrijf 2] contact met verdachte had opgenomen, vindt dus geen steun in de aangifte van [naam bedrijf 2] .
4.Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen
5.Beslissing
spreekt verdachtedaarvan
vrij.