3.1.De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat het in zaak A en zaak B ten laste gelegde kan worden bewezen zoals in rubriek 4.1 is uitgewerkt. Aangezien verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend volstaat de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2018.
Het proces-verbaal met nummer PL1300/21092017195519782 van 21 september 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [hoofdagent 1] en [brigadier van politie] , respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Eenheid Amsterdam.
Het proces-verbaal met nummer PL1300/161020171714042744 van 16 oktober 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [hoofdagent 2] en [medewerker van de politie] , respectievelijk hoofdagent en medewerker van politie Eenheid Amsterdam.
Het geschrift, zijnde een brief van 16 april 2015 van [naam teammanager] , Teammanager Vorderingen, divisie Rijgeschiktheid CBR, namens de algemeen directeur van het CBR, aan [verdachte] betreffende het besluit tot onderzoek naar alcoholgebruik en mededeling voorlopig geen rijbewijs.
Het geschrift, zijnde een brief van 20 mei 2015 van [naam teammanager] , Teammanager Vorderingen, divisie Rijgeschiktheid CBR, namens de algemeen directeur van het CBR, aan [verdachte] betreffende het akkoord gaan van het CBR met een betalingsregeling.
Het geschrift, zijnde een brief van 30 oktober 2015 van [naam teammanager] , Teammanager Vorderingen, divisie Rijgeschiktheid CBR, namens de algemeen directeur van het CBR, aan [verdachte] betreffende het ongeldig verklaren van het rijbewijs.
Het geschrift, zijnde een extract vonnis van de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag van 23 september 2015.