ECLI:NL:RBAMS:2018:5201

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
20 juli 2018
Zaaknummer
AMS 17/7039
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eervol ontslag van ambtenaar na tijdelijke aanstelling en gevolgen van langdurige ziekte en studieresultaten

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 27 juni 2018, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Financiën behandeld. Eiseres, werkzaam als ambtenaar, kreeg eervol ontslag na een tijdelijke aanstelling die op 1 september 2017 zou eindigen. De staatssecretaris had eerder, op 15 mei 2017, besloten om eiseres eervol te ontslaan, met als reden dat zij niet in staat was haar studie succesvol af te ronden en onvoldoende praktische werkervaring had opgedaan. Eiseres had sinds 2015 te maken met langdurige ziekte en persoonlijke omstandigheden, waaronder de zorg voor haar zieke moeder, die in juli 2015 overleed. Ondanks haar re-integratiepogingen en een verlenging van haar tijdelijke aanstelling, concludeerde de staatssecretaris dat eiseres niet voldeed aan de eisen voor een vaste aanstelling.

Tijdens de zitting op 1 mei 2018 werd eiseres bijgestaan door een waarnemer van haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zorgvuldig had gehandeld en dat er voldoende gronden waren voor het ontslag. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in staat was om haar studie met succes af te ronden en dat de staatssecretaris het advies van het Studiedecanaat mocht volgen, dat stelde dat het niet realistisch was om te verwachten dat eiseres haar studie binnen de resterende tijd zou kunnen afronden. De rechtbank verwierp de stelling van eiseres dat er sprake was van een stilzwijgende voortzetting van haar tijdelijke aanstelling in een vaste dienst, en oordeelde dat het ontslag eervol was verleend. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en haar verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/7039

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juni 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.J. Vissers),
en

de staatssecretaris van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Scheffer).

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres primair eervol ontslag verleend met ingang van 1 september 2017. Verweerder deelt eiseres subsidiair mee dat de duur van haar tijdelijke aanstelling die op 1 september 2017 verstrijkt niet zal worden verlengd.
Bij besluit van 6 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 mei 2018. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door mr. D.G. Peters als waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam] , [functie] .

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1. Eiseres mocht, omdat zij als uitzendkracht werkzaam was bij de [werkgever] , deelnemen aan de sollicitatieprocedure bij de [werkgever] waar werd geworven in het kader van [naam] ( [naam] ). Eiseres is bij besluit van 17 juli 2014 op grond van artikel 6, tweede lid, letter a, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) met ingang van 1 september 2014 in tijdelijke dienst aangesteld als ambtenaar van de [werkgever] in de [functie] , met een proeftijd van ten hoogste twee jaar. In dit aanstellingsbesluit is opgenomen dat, wanneer eiseres blijk heeft gegeven van volledig en bekwaam functioneren in de praktijk, de tijdelijke aanstelling zal worden omgezet in een aanstelling in vaste dienst in de [functie] . Overeengekomen is dat eiseres vanaf september 2014 een deeltijdopleiding [naam] zal volgen.
2. Eiseres heeft vanaf eind 2013 naast haar werk de zorg voor haar zieke moeder op zich genomen. Op 11 juli 2015 is haar moeder overleden. Eiseres heeft in verband met het overlijden en de begrafenis van haar moeder in Marokko twee weken bijzonder verlof toegekend gekregen. Aansluitend heeft eiseres ongeveer vijf weken compensatie- en vakantieverlof opgenomen. Eiseres heeft zich vervolgens op 14 september 2015 ziekgemeld vanwege beperkingen in haar energetische en emotionele belastbaarheid en concentratie.
3. Eiseres is in december 2015 verplaatst van het segment [naam] naar het segment [naam] . Haar nieuwe leidinggevende werd de [naam] . Eiseres is vanaf december 2015 weer langzaam gaan re-integreren. In maart 2016 is eiseres opnieuw volledig uitgevallen.
4. Op 5 juli 2016 heeft verweerder de tijdelijke aanstelling van eiseres in P-Direct verlengd tot 1 september 2017 in verband met de ziekte van eiseres. In een brief van 19 september 2016 staat dat eiseres een verzoek heeft ingediend bij het Studiedecanaat om uitstel te krijgen voor haar studie en dat de proeftijd van eiseres ambtshalve wordt verlengd tot 1 september 2017. Daarbij is opgenomen dat eiseres de verplichte opleiding [naam] voor 1 september 2017 met goed gevolg moet hebben afgerond en dat zij zo snel mogelijk weer aan het werk gaat om ook aan de praktijkeis te kunnen voldoen. Indien gaandeweg het traject blijkt dat eiseres de opleiding [naam] niet met goed gevolg gaat afronden voor 1 september 2017 en/of eiseres de vereiste praktijkervaring niet opdoet, behoudt verweerder zich het recht voor de tijdelijke aanstelling, met inachtneming van de opzegtermijnen, tussentijds te beëindigen.
5. In september 2016 is eiseres weer begonnen met re-integreren.
6. Op 10 januari 2017 heeft eiseres bij de bedrijfsarts melding gemaakt van een incident één dag eerder tussen haar en [naam] . De bedrijfsarts neemt in haar schriftelijke bevindingen van 10 januari 2017 op dat er sprake lijkt van een onverenigbaarheid van karakters en dat deze situatie het herstel en de re-integratie van eiseres niet ten goede komt. Het lijkt de bedrijfsarts raadzaam dat eiseres een andere leidinggevende toegewezen krijgt en dat zij voorlopig op een andere afdeling of thuis werkt.
7. Het Studiedecanaat heeft op 3 maart 2017 negatief geadviseerd over de continuïteit van de studie van eiseres. Het Studiedecanaat acht het niet reëel dat eiseres in de resterende zes maanden, vóór 1 september 2017, haar studie succesvol kan afronden. Dit komt door de studieresultaten tot op dat moment (minder dan 60 studiepunten na 30 maanden opleiding) en de huidige gezondheidssituatie van eiseres.
8. Op 16 maart 2017 is het voornemen aan eiseres bekend gemaakt haar, met inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden, eervol te ontslaan.
9. Op 28 maart 2017 is namens eiseres een schriftelijke zienswijze ingediend. Op 19 april 2017 heeft een gesprek over haar zienswijze plaatsgevonden.
10. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres primair eervol ontslag verleend met inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden waardoor het ontslag zal plaatsvinden met ingang van 1 september 2017. Nu de duur van de tijdelijke aanstelling van eiseres met ingang van 1 september 2017 verstrijkt, deelt verweerder eiseres subsidiair mee dat de duur van haar aanstelling niet zal worden verlengd.
11. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder is van oordeel dat er een redelijke grond was om het tijdelijke dienstverband van eiseres te beëindigen. Na verloop van drie jaar blijkt eiseres niet in staat te zijn geweest om haar studie met succes af te ronden. Ook blijkt dat zij niet in staat was in voldoende mate van haar effectieve werktijd over drie jaren praktische werkervaring op te doen. Daardoor is eiseres niet (zelfstandig) inzetbaar als een volledig geschikte en bekwame [naam] .
Het standpunt van eiseres
12. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat er na 1 september 2016 sprake is van een aanstelling in vaste dienst en dat er onvoldoende gronden zijn die een ontslag uit vaste dienst rechtvaardigen. De brief van 19 september 2016 brengt hierin volgens eiseres geen verandering nu deze is opgesteld na het verstrijken van de datum van 1 september 2016 en haar aanstelling al stilzwijgend was voortgezet. Subsidiair, voor zover niet van een vast dienstverband maar van verlenging van het tijdelijke dienstverband zou moeten worden uitgegaan, stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder dat tijdelijke dienstverband niet per 1 september 2017 had mogen beëindigen.
Ter onderbouwing van zowel het primaire als het subsidiaire standpunt heeft eiseres verder het volgende aangevoerd. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door op 3 maart 2017 al de conclusie te trekken dat tijdige succesvolle afronding van haar studie onmogelijk zou zijn. Op dat moment bestond nog de mogelijkheid dat, bij een positief werkklimaat, eiseres de studie binnen de planning zou kunnen afronden, gelet op haar studieresultaten toen zij nog gezond was. Eiseres wijt het mislukken van haar re-integratie vooral aan de bejegening door [naam] . Zij is van mening dat verweerder onvoldoende gevolg heeft gegeven aan het advies van de bedrijfsarts om haar in het kader van haar herstel onder een andere leidinggevende en voorlopig op een andere afdeling te plaatsen. Verweerder heeft onvoldoende onderzocht of terugplaatsing bij de afdeling [naam] tot betere uitkomsten qua re-integratie en studie zou hebben kunnen leiden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) heeft op 9 augustus 2017 vastgesteld dat verweerder zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt. De korting op het salaris na 52 weken ziekte moet volgens eiseres ongedaan worden gemaakt, omdat verweerder haar herstel heeft belemmerd.
Het wettelijk kader
13. Het wettelijk kader is in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
De beoordeling van de rechtbank
De status van het dienstverband van eiseres
14. Allereerst ligt ter beoordeling van de rechtbank voor de vraag of de aanstelling in tijdelijke dienst van eiseres is overgegaan in een aanstelling in vaste dienst. Daarbij dient beoordeeld te worden of het mutatiebericht in P-Direkt van 5 juli 2016 een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
15. Op 5 juli 2016 heeft de leidinggevende van eiseres, [naam] , in P-Direkt een mutatie ingevoerd, die inhoudt dat vanwege ziekte de tijdelijke aanstelling en de proeftijd van eiseres worden verlengd, waarbij de nieuwe einddatum 1 september 2017 is. Dit is een concrete beslissing die zelfstandig rechtsgevolg heeft en daarom als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb moet worden aangemerkt. Uit het P-Direktformulier blijkt dat de inhoud van het besluit besproken is met [naam] , [naam] en betrokkene (de rechtbank begrijpt: eiseres). Ook is geautomatiseerd een e-mail aan eiseres verzonden over de verlenging van haar aanstelling. Dat het P-Direktformulier geen bezwaarclausule bevat, betekent niet dat het geen besluit is. Dat eiseres op de zitting heeft verklaard dat zij zich niet kan herinneren dat met haar gesproken is over verlenging van haar aanstelling, is voor de rechtbank onvoldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van de expliciete vermelding in het P-direktformulier, dat het besluit met eiseres is besproken. Eiseres heeft dus van dit mutatiebericht kennis kunnen nemen.
16. Nu de aanstelling in tijdelijke dienst van eiseres bij besluit van 5 juli 2016 voor de duur van een jaar, te weten tot 1 september 2017 is verlengd, is er op 1 september 2016 geen aanstelling in vaste dienst ontstaan. De hiertegen gerichte beroepsgrond slaagt niet.
Het advies van het Studiedecanaat van 3 maart 2017
17. Vervolgens ligt de vraag voor of verweerder het advies van het Studiedecanaat van 3 maart 2017 aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen.
18. De rechtbank is van oordeel dat het advies van het Studiedecanaat van 3 maart 2017 zorgvuldig tot stand is gekomen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het Studiedecanaat een zienswijze heeft opgesteld naar aanleiding van de zienswijze in bezwaar van eiseres (productie 47). Verder is van belang het gespreksverslag van het gesprek tussen eiseres en het Studiedecanaat op 21 februari 2017 (productie 55). De inschatting van het Studiedecanaat dat het niet reëel is te verwachten dat eiseres haar studie in de zes resterende maanden, dus vóór 1 september 2017, succesvol kan afronden, acht de rechtbank een juiste inschatting. Eiseres had immers een forse achterstand (na 30 maanden opleiding had zij van de tweejarige opleiding minder dan de helft van de studiepunten behaald), zij stond ten tijde van het gesprek op 21 februari 2017 nog volledig ziekgemeld en zij was nog onder behandeling. Verweerder kon het advies van het Studiedecanaat dan ook ten grondslag leggen aan zijn besluitvorming. De hiertegen gerichte beroepsgrond slaagt niet.
De rol van verweerder op het functioneren van eiseres
19. Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat vooral de rol van [naam] de oorzaak was van het mislukken van haar re-integratie, overweegt de rechtbank het volgende.
20. Eiseres stelt dat in januari 2016 een eerste incident heeft plaatsgevonden tussen haar en [naam] . In zijn reactie heeft [naam] verklaard dat er in 2016 stevige gesprekken zijn gevoerd en dat hij eiseres heeft aangesproken op haar gedrag. Uit de overgelegde stukken van de bedrijfsarts blijkt echter niet dat eiseres tegenover de bedrijfsarts heeft geklaagd over de gesprekken met [naam] in die tijd. Uit de stukken van de bedrijfsarts blijkt alleen dat eiseres eerst in januari 2017 melding maakt van een incident tussen haar en [naam] . De rechtbank kan er daarom niet van uitgaan dat er vóór januari 2017 incidenten hebben plaatsgevonden tussen eiseres en [naam] . Onvoldoende aannemelijk is dat (uitsluitend) als gevolg van het incident in januari 2017 de re-integratie van eiseres is belemmerd. Verder is gebleken dat eiseres al in het begin van haar studie een achterstand had opgelopen vanwege de ziekte en het overlijden van haar moeder. Haar ziekmelding in 2015 was bovendien niet werk gerelateerd.
21. Verder constateert de rechtbank dat verweerder het advies van de bedrijfsarts heeft opgevolgd. Dat advies luidde dat eiseres een andere leidinggevende toegewezen krijgt en dat zij voorlopig op een andere afdeling of thuis werkt. Eiseres heeft – zo blijkt uit het rapport van de bedrijfsarts van 17 januari 2017 – een andere leidinggevende gekregen, te weten de [naam] . Daarnaast heeft eiseres de mogelijkheid gekregen om haar werkzaamheden en studieopdrachten op een andere afdeling te verrichten. Uit de rapportages van de bedrijfsarts van na 10 januari 2017 is ook niet gebleken dat zij van mening was dat haar advies niet door verweerder was opgevolgd.
22. Het argument van eiseres, dat het UWV heeft vastgesteld dat verweerder zijn re-integratieverplichting niet nakomt, levert evenmin steun op voor het standpunt van eiseres. De vaststelling van het UWV had betrekking op het door verweerder niet voldoen aan
administratievere-integratieverplichtingen, omdat verweerder bepaalde documenten niet aan het UWV had verstrekt.
23. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat eiseres door het handelen van verweerder is belemmerd in haar re-integratie.
De korting op het salaris
24. Nu niet gebleken is dat verweerder de re-integratie van eiseres heeft belemmerd, ziet de rechtbank geen reden waarom verweerder de korting op het salaris na 52 weken ziekte ongedaan zou moeten maken. Artikel 37 van het ARAR is correct toegepast. Voor zover eiseres een verzoek doet om schadevergoeding wijst de rechtbank dit verzoek dan ook af.
De conclusie
25. Verweerder heeft, gelet op de studieresultaten en werkzaamheden die eiseres heeft verricht, kunnen vaststellen dat eiseres geen blijk heeft gegeven van volledig en bekwaam functioneren in de praktijk. Gelet op bovenstaande overwegingen en de duidelijke voorwaarden waaronder de tijdelijke aanstellingen zijn verleend, is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres eervol ontslag mocht verlenen. De omstandigheid dat eiseres ziek is geworden en dat er sprake is geweest van moeilijke persoonlijke omstandigheden aan de zijde van eiseres betekent niet dat verweerder niet bevoegd was deze beslissing te nemen.
26. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk.
27. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, voorzitter, mr. R. Hirzalla en
mr. J.T. Kruis, leden, in aanwezigheid van mr. E.M.M. Zuidwijk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.
griffier
voorzitter
is niet in staat de uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage

Het wettelijk kader
Artikel 6 van het ARAR:
1. Een aanstelling in tijdelijke dienst wordt verleend voor:
a. een kalenderperiode, of
b. een andere objectief bepaalbare periode.
2 Een aanstelling in tijdelijke dienst kan plaatsvinden:
a. voor een proeftijd van ten hoogste twee jaar, zonodig ambtshalve te verlengen met de tijd gedurende welke de ambtenaar de proeftijd niet in werkelijke dienst heeft doorgebracht;
b. voor een tijd van ten hoogste drie maanden, indien de betrokkene de verlangde verklaring omtrent het gedrag, bedoeld in artikel 9, zesde lid, nog niet in zijn bezit heeft;
c. voor het verrichten van werkzaamheden, waarvoor slechts tijdelijk een beroep op de arbeidsmarkt kan worden gedaan;
d. voor een opleiding tot een beroep of verdere theoretische of praktische vorming;
e. voor oproepkrachten;
f. voor een andere reden.
(…)
4 Vanaf de dag waarop na het verstrijken van de door Onze Minister vastgestelde proeftijd de aanstelling in tijdelijke dienst stilzwijgend wordt voortgezet, geldt dat er een aanstelling in vaste dienst is verleend.
5 De aanstelling in tijdelijke dienst, bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met f, wordt geacht opnieuw voor dezelfde tijd, maar telkens ten hoogste voor een jaar op dezelfde voorwaarden te zijn verleend in geval van stilzwijgende voortzetting na het verstrijken van de tijd, voor welke zij is verleend.
6 De aanstelling in tijdelijke dienst geldt als een aanstelling in vaste dienst vanaf de dag waarop:
a. door Onze Minister verleende aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden;
b. meer dan drie door Onze Minister verleende aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden.
Artikel 37 van het ARAR:
1. De ambtenaar heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte gedurende een tijdvak van 52 weken recht op doorbetaling van zijn bezoldiging. Bij voortdurende ongeschiktheid heeft hij vervolgens recht op doorbetaling van 70% van zijn bezoldiging.
2 Het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, vangt aan op de eerste dag waarop wegens ziekte geheel of gedeeltelijk niet is of zou zijn gewerkt, of het werken wegens ziekte geheel of gedeeltelijk is of zou zijn gestaakt. Indien de ambtenaar buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging geniet, vangt het tijdvak aan op de dag volgend op die waarop het buitengewoon verlof is beëindigd.
(…)
5 In afwijking van het eerste lid, heeft de ambtenaar ook na afloop van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, recht op doorbetaling van zijn bezoldiging over het aantal uren dat hij passende arbeid heeft verricht of zou hebben verricht indien die arbeid hem zou zijn aangeboden.
Artikel 59, eerste lid, van het ARAR:
De ambtenaar kan in het belang van de rijksdienst worden verplicht om scholing te volgen, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd. Bij het opleggen van de verplichting tot het volgen van scholing worden studiefaciliteiten toegekend.
Artikel 95 van het ARAR:
1. Aan de ambtenaar die is aangesteld in tijdelijke dienst wordt geacht eervol ontslag te zijn verleend zodra de duur van de aanstelling in tijdelijke dienst is verstreken, tenzij sprake is van een stilzwijgende voortzetting als bedoeld in artikel 6, vierde of vijfde lid.
2 Aan de ambtenaar die is aangesteld in tijdelijke dienst kan ontslag worden verleend, mits een opzegtermijn in acht wordt genomen van:
a. drie maanden, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging laatstelijke tenminste twaalf maanden onafgebroken in dienst is geweest;
b. twee maanden, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging laatstelijke tenminste zes maanden doch korter dan twaalf maanden onafgebroken in dienst is geweest;
c. één maand, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging laatstelijk korter dan zes maanden onafgebroken in dienst is geweest.
Artikel 98 van het ARAR:
1. Anders dan op aanvraag van de ambtenaar, bij wijze van straf of ingevolge het bepaalde bij artikel 7 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, de artikelen 94b, 94c, 95, 96, 96a, 96b en 96 van dit besluit en bij artikel 125e, tweede lid, van de Ambtenarenwet, kan de ambtenaar worden ontslagen op grond van:
(…)
g. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;
(…)
2 Een ontslag op grond van het bepaalde in het eerste lid onder a, b, f, g en h wordt steeds eervol verleend.