In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 18 juli 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd was. De zaak betreft een vrijspraak voor poging tot doodslag, maar de verdachte is wel veroordeeld voor wederspannigheid en mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 4 juli 2018 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en de raadsman, mr. J. Sietsma, aanwezig waren. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel op 18 december 2017 en van verzet tegen een ambtenaar tijdens zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat de mishandeling en wederspannigheid wel bewezen konden worden. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De benadeelde partij, de levensgezel van de verdachte, heeft haar vordering tot schadevergoeding ingetrokken, waardoor zij niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen 38m, 38n, 180, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.