ECLI:NL:RBAMS:2018:5140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
C/13/647042 / KG ZA 18-399
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurscrisis binnen collectieve beheersorganisatie filmproducenten; vordering tot aanstelling onafhankelijk bestuurder afgewezen

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderden de eiseressen, bestaande uit de Animatie Producenten Nederland (APN), de Vereniging Documentaire Producenten Nederland (DPN) en de Filmproducenten Nederland (FPN), de benoeming van een onafhankelijke bestuurder binnen de Stichting tot Exploitatie van Kabeltelevisierechten op Audiovisueel Materiaal (StOPnl). De eiseressen stelden dat er een bestuurscrisis was binnen StOPnl, waarbij de belangen van de aangesloten filmproducenten niet adequaat werden vertegenwoordigd. De gedaagden, waaronder de Nederlandse Content Producenten (NCP), SEKAM en het Cultureel Fonds Audiovisuele Producenten (CFAP), voerden verweer en stelden dat de vorderingen ongegrond waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van de eiseressen niet toewijsbaar waren. De rechter concludeerde dat de schorsingen van de bestuursleden niet rechtsgeldig waren en dat de huidige bestuursstructuur voorlopig in stand moest blijven. De rechter wees de vorderingen van de eiseressen af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/647042 / KG ZA 18-399 FB/MB
Vonnis in kort geding van 22 juni 2018
in de zaak van
1. de vereniging
ANIMATIE PRODUCENTEN NEDERLAND (APN),
gevestigd te Amsterdam,
2. de vereniging
VERENIGING DOCUMENTAIRE PRODUCENTEN NEDERLAND (DPN),
gevestigd te Asterdam,
3. de vereniging
FILMPRODUCENTEN NEDERLAND (FPN),
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen bij dagvaarding van 16 mei 2018,
advocaat mr. K.A. van Voorst te Amsterdam,
tegen
1. de vereniging
NEDERLANDSE CONTENT PRODUCENTEN (NCP),
gevestigd te Hilversum,
advocaat mr. R.J.W. Analbers te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING TOT EXPLOITATIE VAN KABELTELEVISIERECHTEN OP AUDIOVISUEEL MATERIAAL (SEKAM),
gevestigd te Amsterdam,
3. de stichting
STICHTING CULTUREEL FONDS AUDIOVISUELE PRODUCENTEN (CFAP),
gevestigd te Amsterdam,
4. de stichting
STICHTING ONAFHANKELIJKE PRODUCENTEN NEDERLAND,
(StOPnl)
gevestigd te Amsterdam,
advocaat (van gedaagden 2 tot en met 4) mr. R.S. le Poole te Haarlem,
gedaagden.
1. De procedure
Ter zitting van 8 juni 2018 hebben eiseressen, hierna gezamenlijk ADF en afzonderlijk APN, DPN en FPN, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding en akte vermeerdering van eis. Gedaagden, hierna gezamenlijk ook NCP c.s. en afzonderlijk NCP, SEKAM, CFAP en StOPnl, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. ADF, NCP en gedaagden 2 tot en met 4 gezamenlijk hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid daarvan heeft de voorzieningenrechter direct na de zitting mondeling uitspraak gedaan op het als vermeerdering eis gevorderde onder O. Deze deelbeslissing van 8 juni 2018 is schriftelijk vastgelegd in het aangehechte proces-verbaal en is evenals dit vonnis afgegeven op 22 juni 2018.
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
aan de zijde van ADF: [naam 7]
aan de zijde van NCP: [naam 1] en mr. Analbers
aan de zijde van SEKAM, CFAP en StOPnl: [naam 2] , directeur, en
mr. Le Poole.
[naam 3] , afgevaardigde van NCP), [naam 4] (APN) en
[naam 5] (DPN) zijn ter zitting gehoord als informant.

2.De feiten

2.1.
NCP (tot voor kort OTP genaamd) en FPN, belangenorganisaties van filmproducenten, hebben op 23 februari 2012 StOPnl opgericht. StOPnl is een collectieve beheersorganisatie in de zin van artikel 1 onder c van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (de Wet toezicht cbo’s). StOPnl heeft ten doel het behartigen van de belangen van Nederlandse producenten van filmwerken, in het bijzonder door het verlenen van toestemming aan derden voor de openbaarmaking van filmwerken, alsmede de inning, het beheer en de verdeling (repartitie) van de daarvoor verkregen vergoedingen.
2.2.
De leden van NCP hebben de afgelopen vijf jaar gemiddeld 83% van de StOPnl-gelden ontvangen; FPN gemiddeld 0,9%.
2.3.
DPN is een belangenvereniging van documentaireproducenten en APN van Animatieproducenten. Zij ontvingen de afgelopen vijf jaar gemiddeld respectievelijk 0,5 % en een nog geringer percentage van de StOPnl-gelden.
2.4.
SEKAM is een op 13 februari 1985 opgerichte cbo, onder meer belast met de inning, het beheer en de verdeling van gelden verschuldigd voor de openbaarmaking van werken van filmproducenten via de kabel. Bestuursleden van SEKAM zijn [naam 6] en [naam 3] .
2.5.
De statuten van StOPnl luiden, voor zover hier van belang, als volgt:

Artikel 5. Bestuur en governance
5.1
Het bestuur van de stichting bestaat uit ten minste drie leden, bestaande uit ten minste een bestuurslid A, ten minste een bestuurslid B, en tenminste uit een bestuurslid C (…)
5.4
Het bestuur draagt zorg voor een evenwichtige samenstelling van het bestuur, passend bij de doelstellingen van de stichting, waarbij de samenstelling van het bestuur een afspiegeling zal vormen van de Aangeslotenen van de stichting
(…)
6.13
In vergaderingen van het bestuur hebben bestuursleden A het recht tot het uitbrengen van vier stemmen, bestuursleden B tot het uitbrengen van twee stemmen en bestuursleden C tot het uitbrengen van één stem.
Het voorgaande vindt geen toepassing indien bestuursleden A tezamen meet stemmen kunnen uitbrengen dan bestuursleden B en C tezamen, in welk geval zowel bestuursleden A als bestuursleden B als bestuursleden C elk het recht hebben tot het uitbrengen van een stem
(…)
Artikel 9. Einde bestuurslidmaatschap; schorsing
(…)
9.3
Een bestuurslid kan worden geschorst door het bestuur indien hij niet naar behoren functioneert, of in alle gevallen waardoor de goede naam van de stichting kan worden geschaad, op grond van een besluit van het bestuur, waarbij het betrokken bestuurslid geen stemrecht kan uitoefenen. (…) Een schorsing kan (…)
in totaal niet langer duren dan drie maanden
2.6.
Het bestuur van StOPnl bestaat thans uit vijf leden:
- NCP (voorzitter, bestuurslid A, 4 stemmen)
- FPN (penningmeester/secretaris, bestuurslid B, 2 stemmen)
- APN (lid, bestuurslid C, 1 stem)
- DPN (lid, bestuurslid C, 1 stem)
- SEKAM (lid, bestuurslid C, 1 stem)
2.7.
CFAP is op 14 juni 2013 opgericht door SEKAM Video (een cbo voor de inning, het beheer en de verdeling van thuiskopievergoedingen). Zij verleent subsidies.
2.8.
Op 1 december 2017 heeft NCP bij CFAP subsidie aangevraagd ten behoeve van een nieuw op te richten Vereniging de Dutch Producers Guild (DPG) en ten belope van een bedrag van € 642.500,-.
2.9.
[naam 7] (ADF) heeft verzocht de onder 2.8 genoemde subsidieaanvraag, die CFAP voornemens was te honoreren, op de agenda van de bestuursvergadering van StOPnl van 6 februari 2018 te plaatsen, maar NCP ( [naam 3] ) was daartoe niet bereid.
2.10.
ADF heeft aan [naam 3] (NCP, als voorzitter) en [naam 2] nogmaals verzocht het punt van de subsidie te agenderen, voor de vergadering van 6 maart 2018, maar tevergeefs. Daarop hebben [naam 7] en [naam 5] een bestuursvergadering bijeen geroepen voor 14 maart 2018 met als agenda:

1. De consequenties van het DPG-plan voor StOPnl;
2. De weigering van de voorzitter het DPG-plan te agenderen en de consequenties daarvan.”
2.11.
In een e-mail van 6 maart 2018 heeft [naam 3] onder meer het volgende geschreven aan (onder anderen) ADF:

Ik heb van het bestuur van OTP(NCP, vzr.)
begrepen dat het onderwerp DPG al is besproken met het bestuur van FPN op 23 januari 2018. Daarnaast heb ik begrepen dat OTP heeft aangeboden om met FPN, DPN en ApN in gesprek te gaan over de invulling van DPG. Het lijkt er zodoende op dat het OTP bestuur graag het DPG plan wil bespreken met de besturen van de verenigingen die jullie vertegenwoordigen. Op grond hiervan heb ik DPG (nog) niet op de agenda van STOP NL gezet. Dat betekent echter helemaal niet dat ik het onderwerp niet heb willen behandelen vandaag. (…) Natuurlijk moet dit initiatief besproken worden omdat het is bedoeld voor alle producenten. Wij verschillen alleen van mening over de vraag waar het onderwerp thuis hoort; op het niveau van de belangenverenigingen of binnen StOP.NL?
2.12.
Tijdens de bestuursvergadering van StOPnl op 14 maart 2018 heeft ADF verzocht het DPG-plan inhoudelijk te bespreken en heeft [naam 3] verzocht de (nadere) bezwaren op papier te zetten ter bespreking op een later tijdstip. Vervolgens is een voorstel tot schorsing van NCP als bestuurslid ter stemming gebracht. De afgevaardigden van ADF hebben daarvóór gestemd. Van [naam 6] (SEKAM) heeft tegen gestemd en [naam 3] (NCP) heeft protest aangetekend.
2.13.
[naam 3] heeft vervolgens de bestuursleden van StOPnl opgeroepen voor een bestuursvergadering van 27 maart 2018. In de uitnodiging daarvoor heeft [naam 3] vermeld dat volgens hem de schorsing van NCP niet rechtsgeldig is en dat ADF dat erkent door die schorsing ook (weer) te agenderen voor een vergadering van 27 maart 2018. Verder staat in de oproep dat een voorgenomen schorsing van FPN, DPN en APN (ADF) op de agenda staat.
2.14.
In een e-mail van 27 maart 2018 heeft [naam 3] aan ADF meegedeeld dat ‘het bestuur van StOPnl’ die ochtend had besloten tot schorsing van ADF als bestuurders voor de duur van drie maanden.
2.15.
Op 28 maart 2018 heeft NCP ADF meegedeeld dat zij de subsidieaanvraag bij CFAP (zie 2.8) had ingetrokken, en dat zij voornemens was te zijner tijd een nieuwe, door een onafhankelijke derde te toetsen, aanvraag in te dienen.
2.16.
[naam 2] heeft een voorstel geformuleerd om de bestuurssamenstelling van StOPnl te wijzigen, namelijk in een bestuur van drie natuurlijke personen, waarvan één lid zal worden benoemd door de Aangeslotenen en twee leden op voordracht van de NCP. Hij heeft dat voorstel op 15 mei 2018 aan de Aangeslotenen gestuurd, voor een Raadpleging op 23 mei 2018.
2.17.
In een e-mail van 15 mei 2018 heeft ADF [naam 2] gesommeerd de Raadpleging in te trekken, omdat hij tot het houden daarvan niet bevoegd zou zijn. Aan de sommatie is niet voldaan en de Raadpleging is doorgegaan. De meerderheid van de Aangeslotenen heeft met het voorstel ingestemd. Volgens een overzicht van [naam 2] betrof dat 88% (bij een gewogen stemsysteem) respectievelijk 67,6% (
one man, one vote) van de in totaal 210 uitgebrachte stemmen.
2.18.
NCP en SEKAM hebben overleg gehad met het College van Toezicht Auteursrechten (CvTA). In een mail van 6 juni 2018 heeft het CvTA aan [naam 7] laten weten van mening te zijn dat [naam 2] en mr. Le Poole op instructie van bevoegde bestuursleden handelen en dat over de ter goedkeuring aan het CvTA voorgelegde voorgenomen statutenwijziging, benodigd om de bestuurssamenstelling van StOPnl te veranderen, een hoorzitting zal worden gehouden op een later tijdstip.

3.Het geschil

3.1.
ADF vordert, samengevat, na vermeerdering van eis:
A. in het bestuur van StOPnl een onafhankelijke bestuurder te benoemen met een beslissende, althans doorslaggevende stem om gedurende maximaal een jaar orde op zaken te stellen;
B. het stemrecht van NCP ten aanzien van de in het petitum genoemde onderwerpen op te schorten of buiten werking te stellen, dan wel een andere maatregel te treffen die er toe leidt dat NCP en SEKAM evenveel stemrechten hebben als APN, DPN en FPN samen en, indien de vordering onder A wordt afgewezen partijen in het geval van staken van de stemmen te gebieden zich te onderwerpen aan spoedmediation;
C. subsidiair aan B en met dezelfde toevoegingen: aan NCP en/of SEKAM te verbieden om van hun stemrechten zodanig gebruik te maken dat zij tezamen een meerderheid hebben in de besluitvorming van het bestuur van StOPnl;
D. dwangsommen te verbinden aan de voornoemde beslissingen;
E. CFAP verbieden om subsidies toe te kennen aan NCP indien de op voordracht van NCP benoemde bestuurders deelnemen aan de beraadslaging daarover;
F. NCP te verbieden om gebruik te maken van aan haar door CFAP toegekende subsidie;
G. NCP, SEKAM en StOPnl te gebieden om de persoonlijke aansprakelijkheidsstelling van de directeur van FPN in te trekken;
H. daaraan dwangsommen te verbinden;
I. alle besluiten van het bestuur van StOPnl van na 14 maart 2018, waaronder het besluit tot schorsing van ADF buiten werking te stellen;
J. subsidiair: NCP en SEKAM gebieden om hun medewerking te verlenen aan het buiten werking stellen van deze besluiten
K. de schorsingen van APN, DPN en/of FPN als bestuurslid op te heffen althans NCP en SEKAM gebieden om hun medewerking te verlenen aan de opheffing daarvan;
L. daaraan dwangsommen te verbinden;
M. dit alles totdat in een bodemprocedure onherroepelijk uitspraak is gedaan, althans totdat partijen daarover overeenstemming hebben bereikt;
N. NCP c.s. te veroordelen in de proceskosten;
O. NCP en StOPnl inclusief haar directeur, hangende dit kort geding, te verbieden tot het doen of nalaten van enige handeling die verband houdt met of van invloed kan zijn op de status van het bestuur of de bestuurssamenstelling van StOPnl, waaronder het hebben van contact met het CvTA, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Ter toelichting op haar vorderingen heeft ADF, kort samengevat, het volgende gesteld. StOPnl dient rekening te houden met de belangen van alle aangesloten filmproducenten. De verschillende categorieën leden moeten op billijke en evenwichtige manier in het bestuur van StOPnl zijn vertegenwoordigd. In werkelijkheid maken echter alleen de grote producenten de dienst uit. [naam 6] en [naam 3] hebben het niet alleen voor het zeggen in NCP, maar ook in de SEKAM. Vanwege de in de statuten geregelde stemverhouding in StOPnl hebben zij aldus altijd een meerderheid in de vergadering. ADF wordt zo in feite buitenspel gezet. Belangrijke punten als de bespreking van de aan NCP toe te kennen subsidie voor DPG (in feite: aan NCP zelf) worden niet op de agenda gezet, NCP is niet bereid de verdeelsleutel van de geïnde gelden – ‘de grondslag’ van de repartitie, die volgens ADF, anders dan nu het geval is, niet alleen zou moeten liggen in de kijkcijfers en de tijdsduur van de producties – daadwerkelijk ter discussie te stellen. Daarnaast benadert NCP het CvTA achter de rug van ADF om en licht dit college onjuist voor. Redelijk overleg is niet mogelijk en naar ADF wordt niet geluisterd. NCP c.s. maken zich schuldig aan belangenverstrengeling en misbruik van hun machtspositie. NCP is terecht als bestuurder van StOPnl geschorst en ADF vervolgens ten onrechte. De impasse moet worden doorbroken en toewijzing van de vorderingen is nodig om alsnog een billijke en evenwichtige vertegenwoordiging van alle betrokkenen binnen StOPnl tot stand te brengen.
3.3.
NCP c.s. voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Uitgangspunten
4.1.
Uitgangspunt is dat cbo’s hun taken uitoefenen met inachtneming van hetgeen is vastgelegd in de Richtlijn Collectief Beheer (richtlijn 2014/26/EU, hierna: de Richtlijn) en de Wet toezicht cbo’s. In artikel 2e onder 2 van de Wet toezicht cbo’s is bepaald dat de verschillende categorieën van leden van een cbo billijk en evenwichtig zijn vertegenwoordigd in het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent.
4.2.
In de statuten van StOPnl is in aansluiting daarop opgenomen dat het bestuur zorgdraagt voor een evenwichtige samenstelling van het bestuur, passend bij de doelstellingen van de stichting, waarbij de samenstelling van het bestuur een afspiegeling zal vormen van de Aangeslotenen van de stichting. Dit uitgangspunt brengt mee dat binnen de cbo’s standpunten van minderheden serieus dienen te worden genomen, besturen evenwichtig moeten zijn samengesteld en geen sprake mag zijn van belangenverstrengeling of machtsmisbruik. Dit strookt met artikel 2:8 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, waarin staat dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.
4.3.
Het CtA ziet erop toe of een cbo haar taken naar behoren uitoefent en kan in voorkomende gevallen advies geven, goedkeuring (al dan niet) verlenen of maatregelen treffen.
4.4.
Indien met betrekking tot een artikel 2:344 BW genoemde rechtspersoon gegronde redenen zijn om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen, kunnen de in de wet vermelde belanghebbenden de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam verzoeken onmiddellijke voorzieningen te treffen (artikelen 2:349a lid 3, 2:355 en 2:356 BW). Daartoe kan behoren het aanstellen van een onafhankelijke bestuurder.
Voor zover een zodanige voorziening wordt gevorderd met betrekking tot een niet in artikel 2:344 BW genoemde rechtspersoon zoals StOPnl kan de burgerlijke rechter - in spoedeisende gevallen de voorzieningenrechter in kort geding - op vordering van een belanghebbende, soortgelijke maatregelen treffen, voor zover mogelijk en nodig met overeenkomstige toepassing van de voormelde wettelijke regeling.
4.5.
Verder dient tot uitgangspunt dat besluiten van een rechtspersoon nietig zijn, indien deze in strijd zijn met de statuten of de wet, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit (artikel 2:14 BW). Zodanige besluiten zijn vernietigbaar wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen, dan wel met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 8 worden geëist (artikel 2:15 BW).
Kern van het geschil
4.6.
Binnen StOPnl is sprake van een ernstige bestuurscrisis. De vraag is of deze, tegen de achtergrond van voornoemde uitgangspunten, noopt tot het treffen van de gevorderde voorlopige voorzieningen.
4.7.
Partijen hebben elkaar over en weer als bestuurder van StOPnl geschorst en de rechtsgeldigheid van hun eigen schorsing vervolgens betwist. Omdat voor de beoordeling van deze zaak van belang is wie als bestuurders van StOPnl hebben te gelden, wordt hierna eerst op de rechtsgeldigheid van deze schorsingen ingegaan.
De wederzijdse schorsingen als bestuurder
4.8.
NCP c.s. hebben de rechtsgeldigheid van de schorsing van NCP als bestuurder zowel op inhoudelijke als op formele gronden betwist.
4.9.
Wat betreft de formele gronden hebben NCP c.s., onderbouwd door een memorandum van het kantoor van de raadsman van NCP (overgelegd als productie 21 van ADF), aangevoerd dat het schorsingsbesluit nietig (begrepen wordt: vernietigbaar) is, omdat de voorgenomen schorsing niet naar behoren was geagendeerd. Volgens ADF was dat wel het geval, omdat op de agenda stond: “
De consequenties van het DPG-plan voor StOPnl; 2. De weigering van de voorzitter het DPG-plan te agenderen en de consequenties daarvan.” Volgens ADF valt een schorsing van een bestuurslid onder de mogelijke consequenties. ADF heeft in dit verband ook verwezen naar de notulen van de bestuursvergadering van 14 maart 2018 waarin het schorsingsbesluit is genomen, waarin is vermeld dat NCP zich op een mogelijke schorsing had voorbereid. Dit tezamen genomen maakt volgens ADF dat de aankondiging van ‘de consequenties’ een voldoende kenbare agendering van het desbetreffende punt is.
4.10.
In het midden kan echter blijven wie in dit opzicht het gelijk aan haar zijde heeft. Ook als zou worden geoordeeld dat de schorsing op voldoende kenbare wijze is geagendeerd, kan dit ADF namelijk niet baten. In de stellingen van NCP c.s. ligt immers ook besloten dat het schorsingsbesluit in de gegeven omstandigheden in strijd met de redelijkheid en billijkheid is genomen, zodat het vernietigbaar is. Voorshands wordt geoordeeld dat NCP c.s. hierin gelijk heeft. Er bestond weliswaar onenigheid over het agenderen van het DPG-plan, maar van een weigering om dat plan te bespreken, of van monddood maken van ADF, was geen sprake. Het debat over het plan ging immers tot aan het schorsingsbesluit alleen over de vraag in welk gremium, binnen de belangenorganisaties of op het niveau van StOPnl, en op welk tijdstip het DPG-plan inhoudelijk aan de orde zou komen (zie 2.11). [naam 3] schreef in zijn e-mail van 6 maart 2018 zelfs onder meer “Natuurlijk moet dit initiatief besproken worden”. Voorts is voorshands niet aannemelijk dat NCP c.s. zich in deze kwestie schuldig had gemaakt aan ongeoorloofde belangenverstrengeling. ADF heeft onder die omstandigheden een besluit doorgedrukt dat in een wanverhouding staat met het daarmee nagestreefde belang. Daarom is voldoende aannemelijk dat, in geval hierover een bodemprocedure zou worden gevoerd, de bodemrechter dit besluit zal vernietigen. Dit betekent dat vooralsnog wordt aangenomen dat NCP bestuurslid was en is van StOPnl.
4.11.
Anderzijds kan ook de schorsing van ADF worden aangemerkt als een te vergaande maatregel waarvoor vooralsnog onvoldoende grond bestaat. Afgezien van haar handelwijze rond het besluit tot schorsing van NCP, hebben NCP c.s. geen gronden aangevoerd die de schorsing van ADF rechtvaardigen. De enkele omstandigheid dat ADF ten onrechte tot schorsing is overgegaan, rechtvaardigt in de gegeven omstandigheden echter niet haar schorsing als bestuurslid. Ook het besluit tot schorsing van ADF was in de gegeven omstandigheden namelijk een maatregel die in een wanverhouding staat tot het daarmee nagestreefde doel. Voorshands wordt dus ook aangenomen dat ADF bestuurslid was en is van StOPnl.
4.12.
In dit licht moet de vraag worden beantwoord of, en zo ja in hoeverre, de door ADF gevorderde maatregelen moeten worden getroffen.
De verlangde voorzieningen
4.13.
Toewijzing van de vordering onder A – het benoemen van een onafhankelijke bestuurder met een beslissende stem – voert te ver. Op dit moment is het voorstel van [naam 2] (zie 2.16) aan het CvTA ter goedkeuring voorgelegd. Nog deze maand zal het CvTA ADF in dat verband horen. Aannemelijk is dat dit voorstel veranderingen in de bestuurssamenstelling teweeg zal brengen, waarbij de uit de Richtlijn en Wet toezicht cbo’s voortvloeiende verplichtingen inzake (evenwichtige) samenstelling van het bestuur en het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, in acht zullen moeten worden genomen. ADF heeft onvoldoende gesteld om op voorhand aan te nemen dat dit zal leiden tot onaanvaardbare resultaten en/of dat [naam 2] als directeur van StOPnl niet bevoegd was om een dergelijk voorstel te doen.
Tegen die achtergrond bestaat in deze fase van het debat onvoldoende aanleiding om een ‘zwaar wapen’ als het aanstellen van een onafhankelijke bestuurder met een beslissende stem in te zetten. De vordering onder A wordt daarom afgewezen.
4.14.
De vorderingen onder B tot en met D zijn evenmin toewijsbaar. Deze zijn erop gericht dat NCP haar stemrechten binnen het bestuur van StOPnl niet zal kunnen uitoefenen, althans niet op de onderwerpen als vermeld in het petitum. Dit omvat een dermate groot palet van gevallen, dat het treffen van deze voorzieningen het stemrecht van NCP in feite inhoudsloos zou maken.
ADF heeft in dit verband gesteld dat de in het eerste deel van artikel 6.13 van de statuten van StOPnl vermelde stemverhouding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Vooralsnog wordt dat standpunt niet gedeeld. Voorshands wordt het niet onredelijk geacht om stemmen te wegen al naar gelang het belang dat de desbetreffende producent in de organisatie inneemt. Dat het repartitiesysteem dat de basis vormt voor de stemmenweging, op grond waarvan NCP thans 83% van de gelden ontvangt en ADF slechts een fractie daarvan, apert onredelijk zou zijn, is evenmin gebleken. Voorshands is aannemelijk dat tussen alle belanghebbenden op dit moment een serieus debat wordt gevoerd, met inschakeling van deskundigen, over de grondslagen van de verdeling van de ontvangen gelden, waarbij diverse opties in de besprekingen worden betrokken. De resultaten van dit debat zullen moeten worden afgewacht.
4.15.
ADF neemt het standpunt in dat de wijze waarop de bestuurssamenstelling nu is ingevuld niet verenigbaar is met het uitgangspunt dat de verschillende categorieën leden van de cbo in het orgaan dat toezicht houdt, billijk en evenwichtig vertegenwoordigd moeten zijn. Deze kwestie, alsook het punt wie als ‘het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent’ moet worden aangemerkt, betreft/betreffen onderwerpen die ADF aan de orde kan stellen bij de ter zake bevoegde toezichthouder, het CvTA. Indien ADF de besluitvorming van dat college - die nog moet plaatsvinden - onjuist zou achten, staan voor haar bestuursrechtelijke wegen open om daartegen op te komen.
4.16.
Wat betreft het onder B gevorderde komt nog daarbij dat een veroordeling tot het medewerken aan spoedmediation onverenigbaar is met het karakter van mediation, waarvoor vrijwilligheid essentieel is. Bovendien is ook de voorgestelde procedure in de praktijk niet goed werkbaar.
4.17.
De vorderingen onder E en F zien op de subsidietoekenning aan DPG. Nu NCP de aanvraag daartoe heeft ingetrokken en heeft aangekondigd een eventuele nieuwe aanvraag te laten toetsen door een onafhankelijke derde (naar de voorzieningenrechter begrijpt op voorhand), heeft ADF bij deze vorderingen onvoldoende belang.
4.18.
Ook ten aanzien van de vorderingen onder G en H ontbreekt het ADF aan voldoende belang, nu NCP c.s. ter zitting hebben bevestigd de aansprakelijkheidstelling waarop hier wordt geduid, reeds onvoorwaardelijk te hebben ingetrokken.
4.19.
De vorderingen onder I tot en met L hebben tot uitgangspunt dat de schorsing van NCP rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en dat het besluit tot schorsing van ADF nog in stand is. Op grond van het onder 4.8 – 4.11 overwogene wordt echter voorshands geoordeeld dat deze beide schorsingsbesluiten vernietigbaar zijn. Hierop stuit de toewijzing van deze vorderingen af.
4.20.
Het onder O gevorderde is reeds ter zitting grotendeels afgewezen, zoals nader uiteengezet in het aangehechte proces-verbaal.
4.21.
De vordering onder M is niet meer aan de orde nu de andere vorderingen worden afgewezen.
4.22.
Het voorgaande betekent dat alle vorderingen, met uitzondering van de vordering onder O op een klein onderdeel, worden afgewezen. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal ADF worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van gedaagden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2.
veroordeelt ADF in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van NCP begroot op:
– € 626,- € 626,- aan griffierecht en
– € 626,- € 980,- aan salaris advocaat;
5.3.
veroordeelt ADF in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van SEKAM, CFAP en StOPnl, begroot op (in totaal):
– € 626,- aan griffierecht en
– € 980,- aan salaris advocaat;
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Bakels, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2018.
Coll.