ECLI:NL:RBAMS:2018:5118

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
13/751446-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat is uitgevaardigd door de Arrondissementsrechtbank te Gdańsk (Polen) op 15 april 2016. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, was in Nederland aangehouden op basis van dit EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 1 jaar en 2 maanden, waarvan nog 5 maanden en 18 dagen resteerden.

Tijdens de openbare zitting op 29 mei 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn verklaringen gehoord. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de gang van zaken in hoger beroep niet voldoet aan de eisen van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), wat een belemmering vormt voor de overlevering. De officier van justitie heeft eveneens gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat er onduidelijkheid bestaat over de oproeping van de opgeëiste persoon in de appèlprocedure en de aanwezigheid van een gemachtigd raadsman.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende informatie is om vast te stellen of de procedure in hoger beroep correct is verlopen en dat er geen verzetgarantie aanwezig is. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren en de overleveringsdetentie op te heffen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751446-16
RK nummer: 17/5271
Datum uitspraak: 29 mei 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 augustus 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 april 2016 door de Arrondissementsrechtbank te Gdańsk (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] ,
wonend op het adres:
[woonplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 mei 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen, voor onbepaalde tijd verlengd.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 23 oktober 2013 van de Arrondissementsrechtbank te Gdańsk met kenmerk: IV K 94/12.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog een straf van 5 maanden en 18 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsman heeft betoogd dat de gang van zaken in hoger beroep niet lijkt te voldoen aan artikel 12 OLW. Zonder nadere informatie hieromtrent, staat dit artikel in de weg aan de verzochte overlevering.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. Er is meerdere keren om opheldering gevraagd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit omtrent de gang van zaken in hoger beroep, maar het is nog altijd onduidelijk of de opgeëiste persoon correct is opgeroepen in de appèlprocedure en of er sprake is geweest van een gemachtigd raadsman. Een verzetgarantie zoals bedoeld in artikel 12 sub d OLW bevindt zich niet in het dossier en zal desgevraagd niet worden verstrekt, aldus de officier van justitie.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de procedure in hoger beroep niet kan worden vastgesteld of één van de situaties zoals bedoeld in artikel 12 sub a , b of c OLW zich voordoet. Nu ook een verzetgarantie zoals bedoeld in artikel 12 sub d OLW ontbreekt, dient te overlevering op basis van dit artikel te worden geweigerd.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Arrondissementsrechtbank te Gdańsk (Polen).
HEFT OPde overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.