Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
BEVEL VERLENGING AANHOUDING EX ARTIKEL 37 OLW
[opgeëiste persoon] ,
BESLISSING:
[opgeëiste persoon]voornoemd voor de duur van tien dagen.
Rechtbank Amsterdam
Op 29 mei 2018 heeft de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam de verlenging van het bevel tot aanhouding gevorderd van de opgeëiste persoon, geboren in Albanië. De justitiële autoriteiten van Italië hebben een Europees aanhoudingsbevel (EAB) met betrekking tot deze persoon toegezonden. De rechtbank had eerder op 21 december 2017 de overlevering toegestaan. Tijdens de zitting op 29 mei 2018 zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en diens raadsvrouw gehoord.
De raadsvrouw betoogde dat een aanhouding op basis van artikel 37 van de Overleveringswet (OLW) alleen mogelijk is als er feitelijk en definitief wordt overgeleverd. Ze verwees naar eerdere rechtspraak en stelde dat de feitelijke overlevering nog niet geregeld is, waardoor artikel 37 OLW niet van toepassing zou zijn. De officier van justitie daarentegen stelde dat er geen andere mogelijkheid was dan aanhouding op basis van artikel 37 OLW, omdat de voorlopige terbeschikkingstelling slechts een kwestie van tijd is. De rechtbank oordeelde dat de wetgever de officier van justitie ook de bevoegdheid heeft gegeven om een opgeëiste persoon aan te houden met het oog op voorlopige terbeschikkingstelling.
De rechtbank concludeerde dat er voldoende zicht is op de voorlopige terbeschikkingstelling en dat de termijn van de aanhouding met tien dagen verlengd moest worden. Het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie werd afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank besloot de aanhouding van de opgeëiste persoon te verlengen op grond van artikel 37 OLW.