ECLI:NL:RBAMS:2018:5115

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
13/751245-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel van Kroatië met betrekking tot de opgeëiste persoon

Op 12 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Kroatische autoriteiten. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 4 april 2018. De opgeëiste persoon, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en momenteel gedetineerd is, is beschuldigd van een strafbaar feit waarvoor een vrijheidsstraf van 10 maanden is opgelegd. Tijdens de openbare zitting op 29 mei 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn verklaringen gehoord. De rechtbank heeft besloten de termijn voor uitspraak te verlengen met dertig dagen om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering.

De rechtbank heeft in haar uitspraak ook aandacht besteed aan de noodzaak van nadere informatie over de gang van zaken in hoger beroep in Kroatië, aangezien de opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij niet aanwezig was bij de procedure in hoger beroep. De raadsvrouw heeft verzocht om aanhouding van de zaak totdat deze informatie beschikbaar is. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, zodat de officier van justitie de benodigde informatie kan opvragen bij de Kroatische autoriteiten. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751245-18
RK nummer: 18/2254
Datum uitspraak: 12 juni 2018
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 april 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 januari 2018 door
the Republic of Croatia, Ministry of Justice, Varaždin County Court(Kroatië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Kroatië) op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 mei 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. B.A.A. Postma, advocaat te Amersfoort en door een tolk in de Kroatische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Kroatische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 15 februari 2016 van
the Municipal Court in Varaždin, met kenmerk: K-597/15-5.
Tevens wordt in het EAB melding gemaakt van een vonnis van
the County Court in Splitvan 19 mei 2016, met kenmerk: Kž-262/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 10 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Voornoemde uitspraken betreffen het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Artikel 12 OLW; heropening onderzoek

In het EAB wordt – zoals hiervoor in punt 3 omschreven – melding gemaakt van 2 vonnissen. Het EAB vermeldt dat het vonnis van
the Municipal Court in Varaždinvan 15 februari 2016
confirmedthe judgement of County Court in Splitvan 19 mei 2016. De rechtbank constateert allereerst dat – gelet op de data – vermoedelijk sprake is van een verschrijving of vertaalfout en dat wellicht bedoeld is te vermelden dat het vonnis van 15 februari 2016
was confirmed byhet vonnis van 19 mei 2016.
In onderdeel d) van het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest bij de procedure die tot het vonnis heeft geleid. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij bij de procedure in eerste aanleg bij
the Municipal Court in Varaždinaanwezig is geweest. De informatie in onderdeel d) van het EAB ziet kennelijk op die procedure in eerste aanleg.
De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij niet bij de procedure in hoger beroep in Split aanwezig is geweest. De raadsvrouw heeft verzocht om aanhouding omdat nadere informatie vereist is omtrent de gang van zaken in hoger beroep.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een inhoudelijke behandeling in hoger beroep en – omdat de opgeëiste persoon bij zijn verhoor bij de rechter commissaris heeft verklaard dat hij
geprobeerdheeft om hoger beroep in te stellen – dit kennelijk niet is gelukt omdat de opgeëiste persoon niet is ontvangen in zijn hoger beroep.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat nadere informatie vereist is omtrent de gang van zaken in hoger beroep, zodat beoordeeld kan worden of de beslissing van
the County Court in Splitonder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt en zo ja, of is voldaan aan de vereisten van dit artikel.
De rechtbank merkt op dat zij op dit moment niet ingaat op het door de raadsvrouw gedane verzoek om aanhouding op grond van de detentieomstandigheden in Kroatië, omdat eerst onderzocht moet worden of de weigeringsgrond van artikel 12 OLW geldt.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

5.5. Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen:
  • bij de uitvaardigende justitiële autoriteit na te vragen wat de gang van zaken in hoger beroep is geweest, resulterend in de beslissing van
  • met het oog op toetsing aan artikel 12 OLW de uitvaardigende justitiële autoriteit het zogenoemde kruisjesformulier te doen invullen met betrekking tot die beslissing van 19 mei 2016.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Kroatische taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsvrouw.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.